Monica leefde in de 4eeeuw in Noord-Afrika, toen een provincie van het Romeinse rijk. Ze was met een niet-rijke man getrouwd; ze had een heel bijzondere zoon – en zelf was ze een gewone gelovige moeder die het volhield voor haar man en zoon (en andere kinderen) te bidden. Daarin is zij een voorbeeld voor veel christen-moeders die in hun grootste zorgen aan God vragen om uitkomst. En die daarna de uitkomst aan God overlaten. Dat is een levenskunst die niet één-twee-drie aangeleerd wordt. Ook daarvoor is gebed nodig om wijsheid. Om een levenshouding die open en eerlijk is tegenover ieder die het betreft. Monica was, door Gods genade, een vrouw die volhield te bidden.
Gemengd gezin
Vermoedelijk in het jaar 352 trouwt in het Noord-Afrikaanse Thagaste (nu het Algerijnse Souk-Ahras) de wat oudere Patricius met de jonge Monica, net 20. Zo voor het oog niet zo bijzonder, maar één ding valt wel op: het betreft hier een ‘gemengd huwelijk’. Dat wil zeggen: de man is een heiden en de vrouw kwam uit een christelijk gezin. Nu kwam dit in die tijd wel meer voor: de scheidslijnen tussen heidenen en christenen waren niet altijd zo scherp dat er geen huwelijk plaats kon vinden. Christenen waren sinds 313 vrije burgers in het Romeinse rijk, het heidendom was duidelijk op zijn retour – althans naar uiterlijke vormen gerekend. Patricius wordt getekend als een man die hard is voor zichzelf en zijn omgeving. Zachtmoedigheid laat hij heel weinig zien.
Het is wel zeker dat het hier bedoelde huwelijk zich heeft gekenmerkt door het permanente verlangen van Monica om haar man zover te krijgen dat ook hij zich gewonnen zou geven aan Jezus Christus. Uiteraard zal van ‘vreedzaam samenleven’ in een gemengd gezin pas sprake zijn als men een vorm van praktische verdraagzaamheid tegenover elkaar handhaaft. De eerstgeborene van Patricius en Monica wordt geboren op zondag 13 november 354 in Thagaste en krijgt de naam Augustinus; met als Romeinse familienaam Aurelius, wat op goudwijst. Maar het is geen goud wat er blinkt in dit gezin. Patricius was maar een eenvoudig ambtenaar (als raadslid van Thagaste had hij geen inkomsten); hij bezat slechts een klein stukje grond.
Dopen uitgesteld
Moeder Monica zal graag gewild hebben dat haar eerste kind al op jonge leeftijd gedoopt werd. Maar daar is niets van terecht gekomen: vader Patricius heeft daar vermoedelijk een stokje voor gestoken. Niet alleen omdat hij een heiden was, maar ook omdat we kunnen aannemen dat in die tijd kinderdoop niet overal algemeen was, en dat kan voor de vader een argument zijn geweest om de doop aan het kind (voorlopig) tegen te houden.
Toch heeft de jonge Augustinus een moment gekend waarin hijzelf (en zijn moeder) om de doop hebben gevraagd. Dat was toen Augustinus opeens heel ziek werd: maagkrampen maakten hem doodsbenauwd. Hij vertelt er later zelf over dat zijn moeder met grote haast regelde dat de doop zou plaats vinden. Maar toen het zover was, bleek de patiënt al weer aardig opgeknapt en werd de doop weer op de lange baan geschoven.
Voor ons is het een merkwaardig motief dat Augustinus noemde voor zijn doop: hij spreekt van het sacrament van het heil, waardoor hij werd afgewassen, gereinigd. Hier spreekt de opvatting dat de doop zelf de afwassing van de zonden is en dat je daarom maar beter op het eind van je leven kunt worden gedoopt – om daarna zo rein mogelijk voor God te verschijnen.
Hier kan alvast verteld worden dat vader Patricius zich kort voor zijn sterven heeft laten dopen (371 of 372). Dit feit kan aanleiding geven te denken dat de invloed van Monica permanent aanwezig is geweest en dat zij gaandeweg heeft aangevoeld dat haar man ook ooit de juiste keus zou maken. Patricius is overleden toen Augustinus een puber was. Door het overlijden van haar man kwam moeder Monica in een moeilijke situatie terecht. Gelukkig heeft een vriend van de familie, Romanianus, de financiële zorgen weggenomen door de kosten van Augustinus’ studie voor zijn rekening te nemen.
Zorgende ouders
Wanneer we ons nu richten op de relatie moeder en oudste zoon dan springt onmiddellijk één ding in het oog: de jonge Augustinus is een intelligente, bijdehante knaap die zich niet gauw aan regels onderwerpt. Op de lagere school was hij erg speels; lezen, schrijven en rekenen waren niet zijn favoriete bezigheden.
Moeder heeft haar oudste zoon al vroeg de nodige kennis bijgebracht van het christelijk geloof – in alle eenvoud. Hij nam haar verhalen aan en bewaarde die diep in zijn binnenste. Ze liet hem het kruis tekenen en dan vertelde ze hem hoe Christus aan een kruis was gestorven voor zondaren. Ze diende hem zoutkorrels toe toen hij als catechumeen de lessen bijwoonde om gedoopt te worden. Maar het kwam er niet van. Vader zette door dat zijn zoon een allround opleiding moest volgen om later een prima baan te krijgen. Daarvoor moest Augustinus op 11-jarige leeftijd naar de stad Madauras, 25 km ten zuiden van Thagaste. Daar kreeg hij onderwijs in de ‘grammatica’, d.w.z. lessen in Latijn en Grieks, met de daarbij horende vakken geschiedenis en muziek, sterrenkunde en vooral welsprekendheid. Voor Augustinus was het Latijn een peulenschil, het Grieks lag hem niet zo. Daardoor is hij later als Latijnse auteur heel belangrijk geworden voor de christenen in West-Europa!
Vanaf zijn 14ezou Augustinus zijn studie voortzetten in de grote havenstad Carthago; maar door geldgebrek werd dat een jaar uitgesteld. In dat ‘lege’ jaar verviel de puber tot liederlijk gedrag: hij werd een dief van peren (hoewel het niet om peren ging, maar om de kick van het stelen) en hij veroorzaakte met zijn verkeerde vrienden veel kwaad en ergernis. Tot overmaat van ramp stierf toen ook zijn vader. Maar de komst van Romanianus was voor moeder en haar kinderen een ware uitkomst. Maar ze trouwde niet met deze weldoener.
De biddende moeder
Op 16-jarige leeftijd is Augustinus begonnen met zijn academische studie in Carthago. Zijn hoofdvak aan de hogeschool werd retorica, d.i. welsprekendheid. Iemand die tot de beste redenaars behoorde, kon in het Romeinse rijk ver komen. Een plaats in de senaat behoorde tot de reële mogelijkheden. De studie verliep prima, maar het studentenleven liep uit op een tragedie: de jonge student maakte een meisje uit de stad zwanger. Augustinus wilde niet met haar trouwen, maar het kind dat geboren werd, werd door hen samen opgevoed. Het kreeg de naam Adeodatus, wat n.b. ‘van God gekregen’ betekent. Moeder Monica had haar zoon nog zo gewaarschuwd om zich niet met vrouwen op te houden, maar nu was het zelfs goed fout gegaan. Alleen de naamgeving van het kind gaf hoop dat er wel verbetering in zijn gedrag kon komen.
Maar het dienen van de ware God werd voor Augustinus toch erg problematisch. Tot groot verdriet van Monica. Steeds bleef zij een appèl op hem doen en hield vol voor hem te bidden. De Almachtige zou toch uitkomst kunnen geven! Augustinus koos echter voor de sekte van de Manicheeërs. Die leerden dat de mens zich zelf van het kwaad kon verlossen door strenge onthouding; met name een vegetarisch eetpatroon zou uitstekend werken. Jarenlang heeft Augustinus, die op zoek was gegaan naar wijsheid, zich bij deze sekte opgehouden. Maar uiteindelijk gaf het hem geen vrede. Intussen was hij maatschappelijk een zeer geslaagd man: in Rome en Milaan kreeg hij opdrachten uit de hoogste kringen.
In 387 woonde Augustinus in Milaan. Moeder Monica voer de zee over en zocht hem op, eerst al in Rome. En nu, in Milaan, mocht ze meemaken dat haar zoon zich – na onderwijs door de gezaghebbende bisschop Ambrosius – liet dopen in de christelijke kerk. Ook Adeodatus werd toen gedoopt. Dat gebeurde in de Paasnacht van 387, toen Augustinus dus ruim 32 jaar oud was. Monica’s gebeden werden verhoord: haar zoon voegde zich nu bij de ware katholieke kerk.
Nu zouden ze samen terug naar Noord-Afrika. Maar toen de twee in Ostia wachtten op een boot, werd Monica ziek en kwam ze te overlijden. Hoewel ze eerder had aangegeven begraven te willen worden naast haar man in Thagaste, werd nu besloten haar in Italië te begraven. Augustinus heeft haar met ere herdacht in zijn Belijdenissen, hoofdstuk 9, § 13.
Monica heeft niet meer meegemaakt hoe haar zoon als grote ‘kerkvader’ leiding gaf aan de katholieke gemeenschap in haar strijd tegen de Donatisten, tegen Pelagius, en vele andere ketters. En hoe hij de prachtige toekomst van de Stad van God in zijn boek De Civitate Deiheeft uitgebeeld tegenover de aardse macht van ‘Babylon’. Deze wereldse stad, uitdagend en bekoorlijk, gaat als hoer ten onder. De eeuwige stad van God, het nieuwe Jeruzalem, mag het levensgeluk bepalen van Gods kinderen op de route van de aarde naar de hemel.■