De beweging van de als ‘doperse radicalen’ bekend staande religieuze stroming vertoont bijzonder boeiende aspecten. Godsdienstig vormt ze een reactie op de Reformatie waar deze strak vasthoudt aan de aloude leer en praktijk van de kinderdoop, aan het afleggen van de eed, ook aan het meedragen van politieke verantwoordelijkheid en daarvoor zich ook militair te willen te willen inzetten. Daarmee is al duidelijk dat er veel raakvlakken zijn met maatschappelijke en politieke zaken die de grenzen raken van de publieke verdraagzaamheid, ofwel de tolerantie. De positie van de radicalen is niet sterk: de ‘gevestigde kerk’, of dat nu de Rooms-Katholieke Kerk is, of na 1520 de kerkgemeenschap van Martin Luther of die van de Zwitserse reformator Huldrych Zwingli, deze kerken leunen sterk aan tegen het wereldlijk gezag. Ze zijn tegenover deze dissidente groepen – of ze nu als vreedzame gemeenschappen of als revolutionair-gezinde eenheden bestaan – zeer intolerant en blijven dat ook wanneer overheden tot gewapende onderdrukking overgaan. De reformatorische leiders hebben intussen wel via openbare godsdienstgesprekken en onderricht via geschriften veel aan gedaan om de meningen van deze dissidenten te beïnvloeden. In mijn boek Wie is wie in de Reformatie heb ik de portretten getekend van een tiental leiders, zodat ik in deze themagroep nog slechts enkele andere radialen aan de lezers voorstel, maar me vooral concentreer op de vraag hoe de reformatoren zich hebben opgesteld tegenover deze groeperingen die zich soms als ;’charismatisch’ voorstelden.