Onder de rooms-katholieke geestelijken die na 1517 hun keuze maakten voor de Reformatie treffen we ook mannen aan die zich later manifesteren als wederdopers. Anabaptisten, eenmaal los van Rome, die zich niet wilden conformeren aan de leer van Luther en Zwingli, maar kozen voor wat men wel noemt de ‘radicale reformatie’. Hoe zo’n route naar de doperse geloofsgemeenschap eruitziet, kan heel goed geïllustreerd worden met het verhaal over Balthasar Hubmaier, een zeer geleerd rooms-katholiek priester die de Joden wegwerkt, de paus en zijn kerk de rug toekeert en nieuwe wegen bewandelt. Zijn theologische visie was trouwens op bepaalde punten waardevol. Ook voor gereformeerden.
Vormingsjaren
Balthasar Hubmaier werd – jaren na zijn dood – niet zonder reden op het grote Concilie van Trente genoemd in de rij van de grootste ‘ketters’ Luther, Zwingli en Calvijn, van wie de geschriften tot de verboden lectuur behoorden. Ook Hubmaiers werken kregen een plaats op de Index van ketterse boeken. Vanwaar die ‘eer’?
Hij kwam ter wereld in de Beierse plaats Friedberg, oostelijk van Augsburg. Het jaartal van zijn geboorte is niet helemaal zeker, het moet tussen 1480 en 1485 geplaatst worden, maar de bronnen geven geen eenduidige info. Het geeft wel aan dat de leeftijd van Hubmaier weinig verschilde met die van Luther en Zwingli. Hij kreeg van zijn ouders de gelegenheid te studeren aan de Domschool in Augsburg, waar een goede basis werd gelegd voor universitaire studie. Hij werd op 1 mei 1503 ingeschreven aan de universiteit van Freiburg im Breisgau, waar hij colleges in de theologie volgde van dr. Johannes Eck – de latere felle tegenspeler van Luther. Voorlopig werd het kerkelijk perspectief voor Balthasar beheerst door de rooms-katholieke kerkcultuur. Toen Eck in 1510 naar Ingolstadt overstapte, volgde Hubmaier, intussen gewijd tot priester, hem daarheen. Op 2 september 1512 volgde de promotie tot doctor in de theologie bij Eck. In Ingolstadt hield Hubmaier ‘Vorlesungen’, alsof hij ook al tot de docenten van de universiteit behoorde.
Professor, predikant en Jodenhater
Het duurde niet lang of deze zeer geleerde priester werd professor theologie in Ingolstadt. Thomas van Aquino was een van zijn illustere voorbeelden; door diens manier van denken gevormd kwam Hubmaier met zijn eigen theologie. Maar het gaf hem als hoogleraar niet de voldoening die hij wenste. Daarom nam hij in januari 1516 het besluit een beroep uit Regensburg op te volgen om daar als Domprediker te dienen. Hij gaf daar leiding aan de al jaren gaande strijd tegen de Joden van Regensburg. Nu werd de kansel van de Dom ervoor ingezet. Hubmaier haalde stevig uit naar de woekerpraktijken van de Joden; deze waren door de kerk verboden. Het was al een economisch moeilijke tijd voor Regensburg: als er geen halt aan werd toegeroepen vreesde men de ondergang van deze Beierse Donaustad. Bij de sociaal-economische paragraaf voegde Hubmaier ook een theologische: de Joden waren ten diepste godslasteraars die Jezus niet erkenden en Maria bespottelijk maakten. De prediker ontpopte zich nu als een demagoog. Maar de Joden klaagden Hubmaier aan: hij hield er geen rekening mee dat de keizer hen bescherming had verleend. Nu moest hij in 1518 voor de rijksdag in Augsburg verantwoorden voor keizer Maximiliaan I. Maar enkele maanden later stierf de oude keizer en in Regensburg kwam het vervolgens – met instemming van de Stadsraad! – tot ernstige ongeregeldheden: in vier dagen tijd (!) werden de 300 Joden verdreven, hun woonwijk werd met de grond gelijk gemaakt en de synagoge afgebroken. En precies op die plek werd een Mariakapel gebouwd: Zur Schönen Maria, die met twee Mariabeelden uitgroeide tot een lucratieve bedevaartsplaats, wegens de wonderen die Maria zou hebben bewerkt.
Achteraf werd dit anti-Joodse optreden gerechtvaardigd met een verklaring dat de Joden zich tegen het geldende recht hadden gekeerd. Al deze wandaden werden door Hubmaier in zijn preken goedgekeurd en ook goedgepraat. Hij was in Regensburg een gevierd man. Een soort verlosser.
Naar Waldshut
Volledig onverwacht nam Hubmaier eind 1520 afscheid van Regensburg en vertrok naar Waldshut, een stadje dat tegenwoordig nog net in Württemberg ligt, tegen de grens met Zwitserland, maar in die tijd tot Oostenrijk behoorde – dus onder de directe macht van de Habsburgse keizers. Vanwaar die plotselinge aftocht? Had hij zijn twijfels gekregen bij de verwerpelijke Mariadevotie? Was hij onder de bekoring gekomen van de geschriften van Luther of van Zwingli? Van Luther is dat zeker het geval, al lag Zürich veel dichterbij dan Wittenberg. Dat Hubmaier zich wel interesseerde voor de Reformatie bleek uit het feit dat hij – nog onderweg naar Waldshut – via een reformatorische vriend een werk van de Bazelse humanist en latere reformator Oecolampadius in handen kreeg getiteld ‘Iudicium de doctore Martino Luthero’, d.i. beoordeling van doctor Martin Luther. Het bevatte een heldere sympathieverklaring voor Luthers hervormingsideeën. Voorlopig werd Hubmaier als Pfarrer verbonden aan de rooms-katholieke Mariakerk. En zo’n bevlogen prediker had men in Waldshut in geen tijden meegemaakt.
Innerlijke ommekeer
De nieuwe oriëntatie van Hubmaier verliep via de geschriften van mannen als Erasmus (die zich toen vaak in het nabijgelegen Bazel ophield) en de Wittenbergers Melanchthon en Luther. Ze maakten hem innerlijk los van de oude theologie en deden hem inzien dat er in de kerk vanuit de Heilige Schrift veel te reformeren was. Op een poging uit Regensburg om hem – na een kort bezoek aan de stad in het vroege voorjaar van 1523 – als bedevaartprediker terug te halen antwoordde Hubmaier dat hij dit niet aanvaardde, want ‘Christus is in mij aan het groenen’. Met andere woorden: het moment dat hij in Waldshut zou gaan reformeren was heel dichtbij.
Terug in Waldshut maakte hij openlijk bekend voor de Reformatie te hebben gekozen. Hij wilde graag zijn hele parochie meenemen in die kerkvernieuwing. Hij nam contact op met reformatorische voorgangers uit de omgeving van Waldshut: Joachim Vadianus in St. Gallen en Huldrych Zwingli in Zürich. In mei had hij een gesprek met Zwingli waarin duidelijk werd dat beiden kritisch stonden tegenover de kinderdoop: kinderen moesten eerst worden onderwezen en op latere leeftijd gedoopt. In oktober was Hubmaier weer in Zürich waar een tweede officieel godsdienstgesprek plaatsvond over de afschaffing van de mis en van de beelden. Hubmaier nam deel aan het gesprek; hij stelde evenals Zwingli dat de mis geen offer was, maar de verkondiging van en de gedachtenis aan het ene offer van Christus; de instellingswoorden moest men symbolisch opvatten.
Waldshut wordt protestants
De stad Waldshut ging nu over naar de Reformatie. Uiteraard trok het bericht daarover de aandacht van de Oostenrijkse autoriteiten. Dezen kwamen Waldshut bezoeken en achtten het moment rijp Hubmaier te laten arresteren en hem over te brengen naar de bisschop van Konstanz. De Raad van Waldshut weigerde medewerking en verklaarde dat Hubmaier het Woord van God zuiver en helder verkondigde.
Naar het voorbeeld van Zürich organiseerde Hubmaier in Waldshut een godsdienstgesprek in april 1524, waarin hij geestelijkheid van de oude kerk uitdaagde met 18 stellingen. Daarin stelde hij een groot aantal dwalingen in de leer en de praktijk van de kerk aan de kaak. Het gesprek leidde ertoe dat Hubmaiers roomse ambtscollega’s met Pinksteren 1524 de stad verlieten. De weg naar reformatie lag nu helemaal open. Helaas raakte Waldshut in hetzelfde jaar nog verwikkeld in de Boerenoorlog. De Oostenrijkse autoriteiten eisten nu opnieuw de uitlevering van Hubmaier, waarbij desnoods geweld zou worden gebruikt. De pastor wilde de stad sparen en week uit naar het naburige Schaffhausen.
Daar schreef hij een stevige verdediging van zijn streven en verwierp de aantijging van ketterij. De werkmethode van de ketterjagers was niet in overeenstemming met de leer en voorbeeld van Jezus Christus; Hij joeg niemand de brandstapel op, maar gaf Zijn leven voor de zondaren. Zijn waarheid bracht niet de dood, maar het leven!
Na enkele maanden keerde Hubmaier terug naar ‘zijn’ Waldshut, oktober 1524. Hij werd feestelijk binnengehaald, waarna in beide kerken een beeldenstorm losbarstte. En dat terwijl de Habsburgse macht nog altijd klaar stond om in te grijpen. Daarna hield men op de zondag een kerkdienst waarbij het Avondmaal in beide gedaanten werd bediend en een formulier in het Duits werd uitgesproken. Zo brak de Reformatie zich baan in Waldshut. Tegen de Habsburgers werd de stad beveiligd door troepen vrijwilligers uit Zürich; de Boerenoorlog vereiste ook inzet van het Habsburgse leger, waarbij nog kwam dat er ook Habsburgse troepen ingezet moesten worden tegen Frans I, de koning van Frankrijk. Zo beleefde Waldshut enige tijd rust. Maar voor hoelang?
Kinderdoop of geloofsdoop?
Het standpunt van Zwingli over de kinderdoop veranderde na het gesprek met Hubmaier al vrij snel. Maar deze bleef vasthouden aan zijn toenmalige inzicht: geen doop zonder voorafgaand onderricht. Wat Zwingli er ook over schreef, bijvoorbeeld dat de doop in plaats van de besnijdenis was gekomen, gaf Hubmaier geen reden tot wijziging van zijn visie. Een andere kwestie was de gedachte van Zwingli dat de in Handelingen 19 genoemde 12 mannen uit Efeze – ooit gedoopt door Johannes de Doper – niet opnieuw waren gedoopt, maar waren onderwezen; iets wat Hubmaier terecht afwees als een onjuiste exegese. Martin Bucer vond het geen echt probleem om te spreken van herdoop – hij was wel de enige reformator die zo ruim dacht. Voor meer details verwijs ik graag naar het boek van prof. dr. W. van ’t Spijker e.a., Rondom de Doopvont, p. 230-239.
Hubmaier kwam met zijn opvattingen wel steeds dichter bij de toen al in Noord-Zwitserland levende anabaptisten, zoals Konrad Grebel en Felix Mantz. Mee doordat zijn meningsverschil met Zwingli – ook na een nieuw gesprek – niet werd opgelost sloot Hubmaier zich, na vermoedelijk met de radicale Thomas Müntzer te hebben gesproken, aan bij de wederdopers. Op de Paasdag van 1525 liet Hubmaier zich met 60 medestanders opnieuw dopen; Wilhelm Reublin, een Pfarrer uit Witikon bij Zürich, voltrok deze herdoop. Daarna bediende Hubmaier zelf de doop aan ongeveer 300 gemeenteleden van Waldshut, onder hen veel leden van de stadsraad.
Op de vlucht
De vrijheid van Waldshut duurde slechts tot december 1525. Toen namen de keizerlijke troepen Waldshut in en herstelden de positie van de Rooms-katholieke kerk. Hubmaier wist samen met zijn pasgetrouwde vrouw te vluchten naar Zürich. Maar zijn verblijf daar werd een moeilijke tijd. Hij werd gevangen genomen en men wilde hem laten herroepen. Na folteringen kwam dat zover: Hubmaier herriep zijn doperse overtuiging. Hij kon Zürich eind april 1526 verlaten. Uiteindelijk belandde hij in Nikolsburg in Moravië (nu deel van Tsjechië). Daar had de Reformatie Zwingliaanse kenmerken, maar daarin wist Hubmaier snel verandering te brengen: de stad werd een dopers centrum en kreeg steun van de vorst van Liechtenstein. Een sterke toeloop van medestanders gaf hoop dat er weer betere tijden zouden aanbreken. Maar dat liep uit op de sterke invloed van een andere doperse leider, Hans Hut, die de narende ondergang van de wereld predikte. In juli 1527 werd Hubmaier wegens het prediken van oproer gearresteerd door de troepen van de Habsburgers en in een Weense gevangenis opgesloten. Na verhoor werd het vonnis bekend gemaakt: op 10 maart 1528 zou deze prediker in Wenen op de brandstapel worden omgebracht en zou zijn vrouw daarna in de Donau worden veerdronken. En zo gebeurde.
Hubmaier geldt als een belangrijk denker in de vroeg-doperse geschiedenis.
Literatuur
B. Hubmaier, Schriften (Eds. G. Westin, T. Bergsten. Güterloh 1962
Ch. Windhorst, Täuferisches Selbstverständnis. Balthasar Hubmaiers Lehre zwischen traditioneller und reformatorischer Theologie. Leiden 1976