Hoe kan een middeleeuwse adellijke dame, die slechts 24 jaar leefde, toch zo bekend en geliefd zijn gebleven? Ze moet in heel korte tijd wel erg veel hebben betekend. Dat was het geval met Elisabeth van Thüringen. Haar wieg stond in een Hongaars paleis, haar graf kreeg ze in de Duitse stad Marburg. Het korte leven van prinses Elisabeth stond in het teken van dienst aan God en aan de zwakke naaste. Binnen vijf jaar na haar dood werd ze door de Rooms-katholieke kerk heilig verklaard. Het is de vraag of ze dat zelf had gewild. Over haar graf bouwde men een groot, gotisch kerkgebouw dat haar naam draagt. Vandaag is het een protestantse kerk.  

Koningsdochter

Elisabeth wordt geboren als dochter van de Hongaarse koning Andras (of Andreas) II. Als datum geldt, althans volgens de overlevering, 7 juli 1207. Het is een tijd waarin de vierde kruistocht naar het ‘Heilige Land’ er net op zit; de realiteit gebiedt echter te zeggen dat de kruisvaarders niet verder zijn gekomen dan Constantinopel waar ze een eigen ‘Latijns keizerrijk’ stichten en zich keren tegen de oosters-orthodoxe christenheid. De daarbij gepleegde plunderingen zijn gruwelijk. Velen treuren: de ideale kerk is totaal uit beeld; erger nog: de westerse christenheid is door en door verwereldlijkt: bij de hoogste gezagsdragers is zelfdienst en machtsstrijd de hoogste vorm van godsdienst. 

De plaats waar prinses Elisabeth het levenslicht zag, is niet met zekerheid aan te wijzen, al gaan de meeste onderzoekers ervan uit dat het de koningsburcht bij de stad Sarospatak is geweest – gelegen in het noordoosten van Hongarije. Dit Midden-Europese land was sinds koning Stephanus I, die in het jaar 1000 aan de macht kwam, een katholieke staat. Maar desondanks is koning Andras voortdurend uit op de verovering van grensgebieden; daardoor krijgt hij spanningen met zijn buurlanden, die deels oosters-orthodox en deels katholiek zijn. Uiteindelijk weten Andras en zijn opvolgers hun macht te versterken met behulp van Duitse ridderorden die zich vestigen in het gebied Siebenburgen (Zevenburgen). De Duitse taal is daar nog steeds te horen. 

Met 4 jaar verloofd

Elisabeth is nog maar 4 jaar als ze al ‘uitgehuwelijkt’ wordt aan de jonge Duitse edelman Hermann van Thüringen. Deze verloving vormt een goed bewijs voor de nauwe banden tussen het Hongaarse koningshuis en de hoge adel van Duitsland. Vanwege deze huwelijkspolitiek brengt men Elisabeth direct over naar Duitsland, waar ze opgroeit in de kring van haar aanstaande schoonfamilie. Die woont op het kasteel de Wartburg (dezelfde plek waar Luther drie eeuwen later ‘onderduikt’). Het hooggelegen slot dient als paleis voor de Thüringer-Hessische familie der Ludowingers. 

Elisabeth verblijft daar nog maar twee jaar als ze te horen krijgt dat haar moeder Gertrudis – door veel Hongaren gehaat – bij een moordaanslag is omgekomen. 

Drie jaar later – Elisabeth is dan een jaar of 9 – komt haar aanstaande man te overlijden. Voor de familie is het ‘probleem’ van een ander huwelijk spoedig ‘opgelost’: er is nog een zoon, Lodewijk, die zal de plaats innemen van broer Hermann. Lodewijk wordt een jaar later landgraaf van Thüringen (inclusief Hessen) en paltsgraaf van Saksen, als opvolger van zijn gestorven vader. Lodewijk geeft bij die gelegenheid opdracht aan het hof op de Wartburg op ernstige toon te spreken – niet alleen als teken van rouw, maar tegelijk als boetedoening. De sfeer verandert op de Wartburg.

Huwelijk

Elisabeth is in vrijwel alle zaken eensgeestes met haar aanstaande man. Ook zij leeft bij voorkeur ascetisch: ze ontzegt zich veel genot van spijzen en dranken. Toch gaat ze niet zover dat ze geen huwelijk wil aangaan. Daarvoor heeft ze Lodewijk te lief. Zo wordt in 1221, als Lodewijk 21 is en Elisabeth 14 (naar geldend recht meerderjarig), hun huwelijk gesloten in plechtige stijl. Uiterlijk vertoon is dan al voor Elisabeth en haar man niet echt belangrijk. Na een jaar wordt Hermann geboren en weer een jaar later Sophia (die later trouwt met hertog Hendrik II van Brabant). Als Lodewijk in 1227 op kruistocht wil gaan, samen met keizer Frederik II, wordt hij onderweg ziek en sterft aan de pest in de Zuid-Italiaanse havenstad Otranto. Kort daarna wordt hun derde kind geboren, dochter Gertrudis. Het betekent intussen wel dat Elisabeth al op 20-jarige leeftijd weduwe is. En daarbij wordt ze aan het hof gezien als een vrouw die men liever kwijt dan rijk is. Ze is veel te vrijgevig met haar aalmoezen. Een jongere broer van haar overleden man laat het zover komen dat ze de Wartburg moet verlaten. Ze neemt na een aantal omzwervingen haar intrek in het ook hooggelegen kasteel van Marburg (aan de Lahn). 

Grote liefdadigheid

Nog tijdens het leven van haar man komen de echtelieden zover dat ze samen een hospitaal in Gotha oprichten. Deze milde daad wordt in 1224/25 gevolgd door in Eisenach – aan de voet van de Wartburg – de franciscaner orde onderdak aan te bieden voor het beoefenen van liefdadigheid. En als in 1226 een ernstige hongersnood uitbreekt, gaat Elisabeth met haar schort vol zelfgebakken brood de stad in om die aan armen en zwakken uit te delen. Het komt haar op zware kritiek te staan, zelfs van haar man. Een legende vertelt hoe hij haar tegenkomt in de stad: ze heeft weer een schort vol brood bij zich en hij gebiedt haar het schort te openen – en dan liggen er opeens geen broden in, maar rozen. Haar schoonfamilie is het ook niet eens met haar handelwijze: een adellijke vrouw gaat toch niet om met arme mensen! Toch laat Elisabeth ook in Eisenach een hospitaal inrichten met ruimte om 24 zieken te verplegen. 

Van edelvrouw tot bedelvrouw

Invloed van de in 1226 overleden Franciscus van Assisi – en diens zuster Clara – is hieraan niet vreemd. Deze prediker van armoede en ascese staat aan het begin van een nieuwe beweging die overal in West-Europa haar aanhangers weet te verwerven. Zijn armoede-ideaal staat immers in het teken van de gehoorzaamheid aan Christus. In Zijn rijk behoort gerechtigheid de toon aan te geven; daar komen geen rijken binnen als ze niet hun bezittingen offeren aan de armen in de wereld. 

In die trant maakt Elisabeth kennis met de prediking van een eenvoudige franciscaner pater  met de naam Rodeger. Zijn boodschap pakt haar. Zo wordt de weg gebaand voor een ‘zwaargewicht’, de pauselijke ketterjager Konrad van Marburg. Deze geestelijke brengt Elisabeth helemaal onder de bekoring van de idealen van Franciscus. Als Elisabeth in 1228 te kennen geeft voortaan als bedelvrouw te willen leven, weet Konrad wel wat hij wil bereiken. Nadat paus Gregorius IX hem tot beschermheer van Elisabeth heeft benoemd en hij vervolgens haar biechtvader wordt, haalt hij haar over om de gelofte af te leggen nooit meer te trouwen (wat haar eigen familie juist wel graag zou willen) en in strenge ascese te leven. Dat belooft ze en daarop laat ze in de stad Marburg een klein hospitaal bouwen. Intussen heeft haar schoonfamilie haar de kinderen afgenomen om te voorkomen dat die een soortgelijke levensstijl gaan leiden als hun moeder. 

In 1229 wordt Elisabeth lid van de Derde Orde van Franciscus van Assisi. Dat heeft tot gevolg dat ze haar verdere leven zal wijden aan de verzorging van zieken en zwakken. Geheel in overeenstemming met de klemmende woorden over het oordeel van de Zoon des mensen, door Christus uitgesproken: in zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan (Matth. 25).

De eeuwen door vereerd

Omdat Elisabeth zich houdt aan strenge regels van onthouding – ook door heel weinig te eten – en daarbij zich ook vaak laat geselen, raakt ze lichamelijk steeds meer verzwakt. Haar dagelijkse omgang met zieken leidt er niet toe dat ze zichzelf de rust gunt om bij haar maaltijd gezonde kruiden te nuttigen. Door uitputting sterft ze in haar woonhuisje bij het kasteel van Marburg op 17 november 1231. 

Vanaf het moment dat ze is gestorven begint haar levensgeschiedenis als het ware opnieuw. Haar biechtvader, Konrad van Marburg, laat haar ontzielde lichaam drie dagen opbaren, wat in die tijd heel ongebruikelijk is. Het duidt erop dat hij dán al werkt aan de heiligverklaring van Elisabeth. Al spoedig gaan geruchten dat zij vanaf het moment van haar dood wonderen verricht. Zieken herstellen ‘zomaar’, zwangere vrouwen roepen haar aan tijdens de weeën en brengen ‘door haar kracht’ op vlotte wijze een gezond kind ter wereld. Zo zijn de gordel van Elisabeth en haar eetgerei verworden tot relikwieën met wonderbare uitstraling.   

Het goedgelovige volk neemt dat alles graag aan, maar vreemd genoeg ook de leiding van de kerk. Nieuwe religiositeit kan immers voordelen bieden. Het komt zover dat het graf van Elisabeth een veel bezochte bedevaartsplaats wordt. Dat wordt nog eens dik onderstreept door de plechtige heiligverklaring van de gravin in 1235 door paus Gregorius IX. Dat leidt er zelfs toe dat ook keizer Frederik II haar graf bezoekt en een gouden kroon plaatst op het hoofd van de in haar geopende (!) schrijn liggende Elisabeth. De Marburgers zijn trots op hun Elisabeth. Vanaf dat moment begint men in Marburg met de bouw van een grote kerk in puur gotische stijl. Het werk duurt 48 jaar. Maar intussen is de ster van Elisabeth al hoog gerezen: haar naam wordt verbonden aan een groot aantal ziekenhuizen en gasthuizen in heel Europa. Dat is mede te danken aan de boeiende levensbeschrijving die de veel gelezen schrijver en monnik Caesarius van Heisterbach aan haar wijdde, de Vita sancti Elyzabeth lantgravie, gereedgekomen in 1237. 

In de eeuw van de Kerkhervorming heeft de reformatorische landgraaf Philips van Hessen de relikwieën van de veel aanbeden prinses in de Elisabethskerk laten verwijderen (1539). 

In de Lage Landen

Ook Nederland kent haar naam: die is verbonden aan de drie watersnoodrampen van het begin van de 15eeeuw, de Elisabethsvloeden van 1404, 1421 en 1424, waardoor de Biesbosch is ontstaan. En dan zijn er de in de middeleeuwen gestichte gasthuizen te Haarlem, Utrecht en Arnhem. Ook het tegenwoordige St. Elisabethziekenhuis in Leiden en dat in Tilburg houden haar naam in herinnering. 

Voor protestanten is Elisabeth geen ‘heilige’, maar iemand die door veel goede werken, door haar charitas, opviel in een samenleving die hard was tegenover zwakken en zieken. Waar deze goede werken vruchten van dankbaarheid zijn geweest, hoeven we er niet veel moeite mee te hebben. Dat ligt anders ten aanzien van haar ascese die extreem genoemd moet worden. Zich laten geselen is geen Bijbelse opdracht voor gelovige mensen. Het vasten komen we wel in de Bijbel tegen, ook als gelofte aan God. Zo heeft ook Elisabeth haar geloften gegeven, waarmee ze haar Heiland en Verlosser wilde eren en haar vele naasten liefdevol heeft gediend. Dwars tegen de liefdeloze codes van (adellijke) mensen in. 

Literatuur

Paul Jürgen Wittstock, Elisabeth in Marburg, der Dienst am Kranken; Ausstellungskatalog, Marburg 2007