De geschiedenis van de Reformatie in Schottand is bij velen bekend door de naam van de moedige hervormer John Knox. In diens levensverhaal staat ook George Wishart geboekstaafd van wie we in deze bijdrage een schets willen tekenen. Hij behoort tot de dappere geloofsgetuigen die bleven vasthouden aan de zekerheid van Gods beloften, ook toen hun leven bedreigd werd door dood en graf. Schotland kent een geschiedenis waar bloed en vuur de pleinen vervuilden, juist waar het ging om de Bijbelse zekerheid van het geloof in God. 

Schotland in de 16deeeuw

Het noordelijk deel van het Britse eiland was al sinds de middeleeuwen een zelfstandig koninkrijk ten noorden van de grensrivieren Forth en Clyde, waar sinds 1371 de familie Stuart over regeerde. Juist in het jaar waarin George Wishart werd geboren, 1513, overleed koning Jacobus IV die precies 25 jaar had geregeerd. Zijn opvolger werd zijn zoon Jacobus V die de scepter zwaaide tot zijn dood in 1542. Na hem werd Mary Stuart ‘Queen of the Scots’. 

Kerkelijk was Schotland aan het begin van de 16deeeuw rooms-katholiek; het was in twee kerkprovincies verdeeld, met als centra Glasgow en St. Andrews-Edinburgh, vanwaar uit de aartsbisschoppen de diverse bisdommen leidden. Voor deze zo ver van Rome liggende kerkprovincies was dit een vrij strakke organisatie, die, evenals in Engeland, soms als een knellende band voelde. Maar toen de Engelse koning Hendrik VIII zijn koninkrijk losmaakte van Rome en zo de Anglicaanse kerk stichtte, bleef Jacobus V van Schotland trouw aan de oude kerk. En dat terwijl er binnen de adel een toenemend zelfbewustzijn viel te constateren die gepaard ging met grote belangstelling voor de kerkelijke ontwikkelingen in Duitsland, rondom Luther. Via schippers en handelaren kreeg men in de diverse havensteden de nodige lectuur uit Duitsland in handen. En zo nu en dan werd de stem van jonge reformatoren gehoord, maar die werd meer dan eens gesmoord in bloed of vuur. We denken aan Patrick Hamilton die in 1528 als eerste martelaar van de Schotse Reformatie het leven liet op de brandstapel. 

Jeugd en vorming 

Over de jonge jaren van George Wishart is vrij weinig bekend. Hij is in of omstreeks 1513 geboren en opgegroeid in de omgeving van het stadje Montrose, aan de oostkust van Schotland. Zijn ouders waren niet van adel, maar bezaten wel een landgoed als erfelijk bezit, waardoor ze veel aanzien hadden. Vader heette James Wishart of Pitarrow (de naam van het landgoed) en droeg de titel van laird (niet te verwarren met lord); moeder heette Elizabeth Learmont.  

De eerste wetenschappelijke vorming kreeg George aan het in 1495 opgerichte King’s College in Aberdeen, waar hij de graad van master in de artes liberales(de zeven vrije kunsten) behaalde. Daarna studeerde hij, evenals Hamilton, in het Zuid-Nederlandse Leuven. Daar heerste officieel het conservatieve rooms-katholicisme, maar de invloed van het humanisme – onder meer van Erasmus – was duidelijk merkbaar. Leuven stond hoog aangeschreven vanwege het Collegium Trilingue, het adres waar sinds 1518dedrie oude talen, Hebreeuws, Grieks en Latijn, werden onderwezen –  dankzij een legaat waarvan de uitvoering was toegewezen aan Erasmus. Via deze talenstudies kwam de diepe wens van de humanisten, de kennis van de bronnen van de klassieke cultuur, tot zijn recht. Ad fontes, terug naar de bronnen! In Leuven verwierf George Wishart zijn volgende wetenschappelijke graad in 1531. Het is niet bekend of hij toen in contact heeft gestaan met mensen die de Reformatie waren toegedaan – het is zeker niet uitgesloten. In de zuidelijke Nederlanden was de invloed van Luther heel goed merkbaar – de eerste martelaren waren al in 1523 gestorven in Brussel.  

Gelet op de ontwikkelingen in kerk en theologie was de Reformatie op het vasteland op dat moment al diep doorgedrongen in de harten en denkwijzen van veel Europeanen. En deze beweging verbreedde en verdiepte zich en bleef nog steeds een krachtig appèl uitgaan om zich bij haar te voegen en ook te leven in het schitterende licht van Gods genade en liefde door het werk van Jezus Christus. 

Wishart wordt docent

 In het midden van de jaren ’30 keerde Wishart terug naar zijn geboorteland. Hij werd docent in Montrose en gaf les in Hebreeuws en Grieks, waarbij hij naast het Oude vooral het Nieuwe Testament aan de jonge garde uitlegde. Maar het lekte uit dat hij ‘ketterijen’ verkondigde. De bisschop van Brechin, John Hepburn, wilde actie ondernemen om deze verdachte docent te verhoren en zo nodig te berechten. Maar Wishart zag dat aankomen en vluchtte voor koning Jacobus V en David Beaton, de wrede aartsbisschop van St. Andrews, naar Engeland, waar soms een iets milder geestelijk klimaat heerste. Wishart kreeg een aanstelling in Bristol, ver weg in het zuidwesten van Engeland. Zijn weldoener was Thomas Cromwell, toen nog de hoogste leider van de protestantse partij; helaas werd deze voorname dienaar van de koning in 1540 door het grillig optreden van Hendrik VIII in de Tower geëxecuteerd wegens ‘hoogverraad’. 

Veroordeeld

Ook voor Wishart was het intussen wel zaak om goed op zijn woorden te passen. Toen hij naar aanleiding van zijn preken van lutherse gedachtegangen werd verdacht werd hij gevangengezet. Dat was mede op verdenking van het oproepen tot oproer van de bevolking. Maar het waren vaak anonieme briefjes waarin Wishart werd beschuldigd. Zelf had hij nog geen letter aan het papier toevertrouwd – op zijn eigen schriftelijk getuigenis was het niet mogelijk hem veroordeeld te krijgen. Wel op zijn preken. Nu moest hij voor aartsbisschop Thomas Cranmer verschijnen; deze veroordeelde hem tot het herroepen van een aantal hem toegeschreven uitspraken. Ook moest hij tot twee keer toe voor een groot kerkpubliek laten zien dat hij – door boete te doen via het dragen van een mutsaard (een takkenbos als symbool van de brandstapel waarmee werd aangegeven dat zo iemand verdacht werd van ketterij) – trouw was aan de kerk van Hendrik VIII – dat was toen beslist nog geen kerk van reformatorische belijdenis. Daarmee redde Wishart zijn toekomst. 

Naar het Europese continent

Het was voor George Wishart nu toch wel veiliger om naar het Europese vasteland te gaan. Daar telde men veel steden en gebieden waar men zich in vrijheid kon uitspreken over het geloof. Zo bezocht hij in bijna drie jaar tijd veel reformatorische centra in Duitsland en Zwitserland, waar hij de meest actuele informatie ontving over theologische en kerk-politieke kwesties. De meeste indruk maakten de ontmoetingen in Straatsburg met Martin Bucer en Wolfgang Capito, in Basel met Oswald Myconius, de opvolger van Johannes Oecolampadius, en in Zürich, waar Heinrich Bullinger na de dood van Zwingli leiding gaf aan de Reformatie, samen met Leo Jud en anderen. In laatstgenoemde stad vertaalde Wishart de (eerste) Helvetische Confessie in het Engels – de eerste belijdenis van de kerken in de reformatorische kantons van Zwitserland, opgesteld door Heinrich Bullinger en zijn directe collega’s in Zürich. Wellicht heeft Wishart gedacht en gehoopt dat deze confessie geschikt was om in Schotland (en Engeland) ingevoerd te worden – een gedachte mede ingegeven door de wens om de eenheid van de kerken van de Reformatie uit te drukken. Deze vertaling werd overigens na zijn dood uitgegeven. 

Cambridge

Terug naar Engeland werd hij betrokken bij de studies aan de universiteit van Cambridge. Zelf studeerde hij er, maar gaf er ook colleges. Dat alles vond plaats aan het Corpus Christi College, een in 1352 gestichte wetenschappelijke afdeling van de universiteit van Cambridge. Het instituut werd bezocht door studenten van zowel rooms-katholieke huize als van hen die – soms nog in het geheim – de Reformatie waren toegedaan. Het verblijf van Wishart daar heeft niet erg lang geduurd, hij wilde terug naar zijn vaderland. 

Naar Schotland

In 1543 trok Wishart de grens naar Schotland over. Hij begon in Montrose weer op reformatorische wijze onderricht te geven over het evangelie. Een jaar later werd hij betrokken bij een poging om de hardvochtige aartsbisschop en kardinaal David Beaton uit te schakelen, maar dat liep op een mislukking uit. Daarna besloot Wishart zijn hele vaderland door te trekken om de reformatorische leer bij zijn volk ingang te doen vinden. Een van zijn directe assistenten was John Knox, die door de prediking van Wishart tot een reformatorische overtuiging was gekomen. Knox werd de vaste begeleider, de bodyguard van deze door hem vereerde prediker. Wishart beijverde zich in welgekozen bewoordingen de Schotten af te brengen van de rooms-katholieke kerk met haar machthebbers en hen tot reformatie op te roepen. Volgens getuigenissen uit die tijd was de moedige Wishart een van de scherpste critici van de oude kerk. Hij kreeg dan ook diverse vijanden. Op een van zijn missionaire tochten wist hij ternauwernood te ontkomen aan een aanslag op zijn leven. 

Gearresteerd en geëxecuteerd 

In december 1545 waagde Wishart het om in het plaatsje Ormiston, dichtbij Edinburgh, te preken. Daar werd hij op last van kardinaal Beaton gevangengenomen; dit ondanks het feit dat lokale lairds de prediker beschermden. Hij werd overgebracht naar het kasteel van Edinburgh, waar de kerkvorst een show wilde maken van de rechtszitting tegen Wishart. De grootste ketterjager van Schotland, de zeer ervaren en beruchte John Lauder, zou Wishart stevig aan de tand voelen – en dat gebeurde. De afloop van het ‘onderzoek’ was te voorspellen: men had aangetoond dat Wishart een ketter was die de doodstraf had verdiend. David Beaton toonde zich, volgens het getuigenis van John Knox, erg verheugd – hij had zijn grootste criticaster in de greep. 

George Wishart werd op 1 maart 1546 in St. Andrews naar de brandstapel geleid. Maar nog voor zijn executie richtte hij zich tot de kerkvorst en voorspelde hem dat hij de dood van zijn gevangene niet lang zou overleven. Wishart gaf in zijn afscheidswoorden God de eer voor alles wat hij in zijn leven had mogen betekenen in zijn dienst aan Gods Koninkrijk. Hij was dankbaar dat God hem betrokken had bij het herstel van de kerk die aan afgoderij ten onder ging. Wishart wees zijn hoorders erop dat de kerk daar was waar het Woord van God werd verkondigd. Hij mocht nu lijden en sterven voor het verkondigen van het zuivere evangelie. Zo stierf deze prediker in de vlammen van de brandstapel. 

Nog in het voorjaar van 1546 overviel een groep van protestantse lairds kardinaal David Beaton en vermoordden deze wrede kerkvorst. Deze wraakzuchtige mannen hingen de kerkvorst op aan de muur van St. Andrews. Mee door deze gruweldaad werd de gestadige groei van de Reformatie in Schotland vertraagd – pas in 1560 kwam er een doorbraak tot stand waarbij het parlement instemde met een totale hervorming van kerk en staat, hoewel koningin Mary nog rooms-katholiek bleef. John Knox was toen de voorman geworden van de reformatorische partij en hij durfde het aan zijn vorstin het Woord van God voor te houden en ook haar te wijzen op de genadige verlossing door Jezus Christus. 

Literatuur

Jane E.A. Dawson                  Scotland re-formed, 1488-1587. Edinburgh 2006

D. Hay Fleming                        The Scottish Reformation. Edinburgh 1960

William Byron Forbush (Ed.)   Fox’s Book of Martyrs. Grand Rapids 1967

C.J. Guthrie (ed.)/John Knox     The History of the Reformation of Religion within de Realm of Scotland,1898. Reprint Carlisle USA 1982

A.M. Rendwick                        The Story of the Scottish Reformation. Grand Rapids 1960

Margaret H.B. Sanderson         Cardinal of Scotland. David Beaton 1494-1546.  Edinburgh 2001 (reg.).