In 1607 in Keulen geboren in een gereformeerd gezin, al spoedig naar Utrecht verhuisd, ontwikkelt Anna Maria van Schurman zich op een wel heel opvallende manier. Als ze drie jaar is, begint ze al te lezen. Haar vader begeleidt haar zo goed mogelijk op het pad van de ‘schone letteren’, maar het belangrijkste voor hem is dat zijn enige dochter in staat zal zijn de Bijbel en de Catechismus te lezen. Al gauw blijkt Anna Maria over nog veel meer gaven te beschikken. Dat blijkt uit haar activiteiten in tekenen, boetseren en het vervaardigen van kunstige papierknipsels, maar ze is ook een super-talenwonder en tegelijk heel knap in in rekenkunde en muziek. Met dit alles staat ze – althans naar onze opvattingen – voorgesorteerd voor de universiteit. Maar is dat wel iets voor een vrouw? Als enige in een mannenwereld? En daar komt nog bij dat ze heel graag theologie wil studeren… Dat kon wel eens moeilijkheden geven.
Geloofsvluchtelingen
In 1615 keert de in Duitsland vertoevende adellijke familie Van Schurman terug naar de Nederlanden. Grootvader Van Schurman was in 1567 uit Antwerpen gevlucht vanwege de geloofsvervolging door Alva. Via Hamburg en Frankfurt was hij in Keulen beland. Het gezin beleed de gereformeerde godsdienst en sloot zich aan bij de Keulse gemeente van Nederlandse ballingen. Hoe lang ging dat duren?
Anna Maria’s vader, Frederik, is in 1602 getrouwd met jonkvrouwe Eva von Harff uit Dreiborn in de Eifel, waar haar familie een kasteeltje bezit. Het paar gaat eerst wonen in Keulen, maar in 1610 vertrekt het gezin voor de veiligheid naar een familiekasteeltje Drimborn in de regio Gulik, vlak bij de grens met Nederland. Daar stelt Frederik meteen een protestantse dominee aan. In de jaren tussen 1602 en 1610 waren er vier kinderen geboren: eerst twee zonen, Herman Frederik en Johan Godschalk, daarna zag op 5 november 1607 dochter Anna Maria het levenslicht en in 1610 werd Willem geboren, een zeer intelligent jongetje, dat helaas slechts vijf jaar leefde.
In Utrecht betrekt het gezin Van Schurrman in 1615 een huurwoning ‘Achter den Dom’, nu nummer 8.
Utrecht – Franeker – Utrecht
De familie woont acht jaar in Utrecht. Daar groeit Anna Maria uit tot een wonderkind voor wie geen vak te moeilijk is. Ze leert zonder veel moeite de ‘gewone’ vreemde talen, de klassieke talen Latijn en Grieks, maar ook Perzisch en Hebreeuws. Het kunstig knipwerk moet voor haar een ontspannen bezigheid zijn geweest. Daarnaast is Anna Maria vaardig in de muziek en het schrijven van gedichten – ook in vreemde of klassieke talen. Het lezen van een martelarenboek heeft grote indruk op haar gemaakt. Dat had haar ook kunnen overkomen…!
In 1623 is haar jongere broer Johan Godschalk klaar met zijn studie aan de Latijnse school, de Hieronymusschool, en nu wil hij graag medicijnen studeren in Franeker. Die studie acht vader Frederik zeer welkom en het komt zelfs zover dat vader ook in Franeker als student wordt ingeschreven. Daarom gaat het hele gezin nu verhuizen naar de Friese academiestad. Men gaat wonen in het bekende Martenahuis, een stins die eind 15eeeuw is gebouwd. Van 1895-2006 heeft het gediend als gemeentehuis van Franekeradeel.
Johan moet eerst de vakken in de zogeheten ‘artes liberales’ (d.w.z. de zeven vrije kunsten) onder de knie krijgen om daarna met de eigenlijke medicijnenstudie te mogen beginnen. Vader kiest ervoor om de colleges van de uit Engeland afkomstige puriteinse theoloog William Ames (Latijn: Guilielmus Amesius, 1576-1633) te volgen. Maar dat heeft niet lang geduurd: vader overlijdt nog hetzelfde jaar. De weduwe Van Schurmnan besluit voorlopig nog een aantal jaren in Franeker te blijven, maar in 1632 keert ze met Anna Maria en Johan Godschalk terug naar Utrecht. Hun huis wordt nu een ontmoetingscentrum voor verschillende beroemdheden. Onder hen bevinden zich prinses Elisabeth van de Palts (een dochter van de in de 30-jarige oorlog gevluchte keurvorst Frederik van de Palts), ook de dichters en schrijvers Jacob Cats, Constantijn Huygens en Daniël Heinsius. Ook de uit Frankrijk afkomstige en nu Leidse theoloog André Rivet (Latijn: Andreas Rivetus) is vol bewondering en komt met haar discussiëren over diepgaande theologische problemen. En ook met de rationalistische filosoof René Descartes staat Anna Maria in correspondentie.
Als Utrecht in 1636 een universiteit krijgt, publiceert Anna Maria een lofdicht op dit gebeuren. Het is de theoloog en eerste rector Gisbertus Voetius zó in de smaak gevallen dat hij haar op een heel speciale manier toelaat tot de colleges. Zij mag in een naast de collegezaal afgetimmerd kamertje via een kleine opening in de muur vanachter een gordijn meeluisteren naar de Latijnse betogen van de hoogleraren. Zo pikt zij – onttrokken aan de ogen van de mannen – haar wetenschappelijke graantjes mee.
Als in 1637 haar moeder komt te overlijden, staan de collegebezoeken van Anna Maria een hele tijd stil: zij neemt namelijk de zorg op zich voor twee bejaarde Duitse tantes – die door hun blindheid erg hulpbehoevend zijn. Beide dames sterven in 1661. Maar toen waren Anna Maria, haar broer, haar tantes met twee dienstbodes al verhuisd naar het afgelegen dorpje Lexmond (net over de Lek). Dit isolement is niet toevallig: de beide Van Schurmans hebben steeds meer bedenkingen tegen de heersende gereformeerde kerk.
Wedergeborenen vormen de kerk?
Anna Maria leest veel. Naast de Bijbel is voor haar het befaamde boek ‘De Navolging van Christus’ van de laat-middeleeuwse devoot Thomas à Kempis haar grootste steun en toeverlaat. Dat was trouwens met meer voorgangers uit de kringen van de Nadere Reformatie het geval – ook Voetius had hoge waardering voor deze Thomas.
Haar mystieke uurtjes laat Anna Maria zich niet gauw afpakken. Sterker, die worden voor haar zo belangrijk dat ze de zondagse gang naar de kerk achterwege laat. De kleine kring, het conventikel, is voor haar en haar familie de kern van het christen-zijn. Van hen weet zij tenminste zeker dat ze wedergeboren zijn, wat je niet zomaar van ieder ander papieren kerklid kunt zeggen. De ware beleving van het heil laat niet toe dat je die deelt met hen die maar een dor geloof hebben. In haar kleine kring bidt ze vurig om de kracht van de Heilige Geest zodat er een krachtdadige bekering van de kerk tot stand komt; de invloeden van de wereld zijn daar steeds meer toegenomen. Kerkleden laten zich in, tot groot verdriet van Anna Maria, met dobbelen, drinken en vechten; echtscheiding wordt als een goede mogelijkheid gretig aangegrepen en men weigert zich te laten onderrichten door de preken over de Catechismus. Geloof is een automatisme aan het worden. De zondag is een probleem: diverse theologen voeren met elkaar een ‘sabbatsstrijd’ die geen verbetering brengt in de viering van de zondag.
En toen kwam Jean de Labadie…
Dan volgt er in Genève een belangrijke ontmoeting tussen Johan Godschalk en ds. Jean de Labadie (1610-1674). Dat leidt ertoe dat Anna Maria begint aan een correspondentie met deze geestdriftige pastor. Hij was ooit rooms-katholiek en lid van de Orde der Jezuïeten; nu is hij gereformeerd. Een zeldzaam iemand. En al gauw blijkt dat de opvattingen over kerk en wereld van De Labadie en Anna Maria als twee druppels water op elkaar lijken. In haar autobiografische boek ‘Eucleria’ legt ze uit hoe ze zich geestelijk aan De Labadie verbonden weet.
De Geneefse pastor krijgt al spoedig een beroep naar de Waalse kerk van Middelburg en hij neemt dat aan. In 1666 arriveert De Labadie in de Zeeuwse hoofdstad. In zijn boetepreken benadrukt hij dat de ware kerk alleen bestaat uit zuivere gelovigen, en dat men zich zo nodig moet losmaken en afscheiden van de heersende kerk (= separatisme). Toegang tot de ware gemeente – en dus ook tot het Heilig Avondmaal – vindt pas plaats als uit onderzoek blijkt dat men echt wedergeboren is. Dat men ‘aan de wereld gestorven is’ en daarna ‘opgestaan met Christus’. Een en ander betekende ook dat men al zijn bezittingen moest over hebben voor Jezus Christus. Ambtsdragers moeten voortdurend onderzoek doen om de heilige gemeente werkelijk perfect te houden. Het werk van de Geest moet dan vooral blijken uit de daarop volgende extase, de )mystieke’ geestvervoering. Anna Maria gaat met enkele vriendinnen meer dan eens naar Zeeland om De Labadie te horen preken.
Bij een beoordeling van de beweging van De Labadie blijkt dat er een sterke overeenkomst is met de kenmerken van de doperse beweging en die van de geestdrijvers, zeker waar die het separatisme en het religieus perfectionisme najagen.
Het optreden van De Labadie heeft geleid tot scherpe kritiek van mannen als Lodenstein en Voetius. De laatste waarschuwde Anna Maria met klem omdat het streven van De Labadie volgens de Utrechtse hoogleraar niet overeenkomt ‘met de ware godzaligheid en de christelijke voorzichtigheid’.
Een vrij recente beoordeling van de Groningse hoogleraar Mirjam de Baar komt daar dicht bij als zij stelt: “De levenswijze die De Labadie voorstond en zijn kerkopvatting betekenden voor Van Schurman de vervulling van haar eigen geloofsidealen: een zuiver leven vanuit het geloof in Jezus Christus en distantiëring van de ongelovigen en ‘naam-christenen’ om ‘besmetting’ te voorkomen.”
De Labadie wordt na enkele jaren om zijn extremiteiten door de Waalse synode geschorst en afgezet. Ook in andere gemeenten is hij niet welkom. Er blijft alleen een kleine kring van getrouwen achter hem staan. En in de voorste gelederen staat Anna Maria van Schurman.
Via Herford en Altona naar Wieuwerd
De vriendenkring van De Labadie vertrekt op initiatief van Anna Maria van Schurman in 1670 naar Herford in Westfalen, waar een vroegere vriendin van haar, prinses Elisabeth van de Palts, de groep onderdak biedt. Twee jaar later moeten de Labadisten vertrekken en vestigen zich in het Deense Altona, noordwestelijk van Hamburg. In 1674 sterft De Labadie daar en vervolgens trekt de groep van zijn aanhangers – met als nieuwe leider ds. Pierre Yvon – naar het Friese Wieuwerd, waar men welkom is bij geloofsgenoten op de Waltastate. Daar werkt Anna Maria aan het vervolg op haar autobiografie de ‘Eucleria’. Er komen veel sterfbedverhalen in voor, ook die over De Labadie. Vaak wijst zij erop dat de Heilige Geest de gelovige wapent tegen de vrees voor de dood.
Zelf overlijdt Anna Maria van Schurman te Wieuwerd op 14 mei 1678 te midden van haar broeders en zusters. Haar laatste woorden gaan over Jean de Labadie.
Betekenis
Het is niet moeilijk om Anna Maria (en de Labadisten) te bekritiseren. Zij versmalden de kerk tot de zuivere, wedergeboren gemeente. Met alle consequenties die daarbij toegepast dienden te worden. Toch kan men niet twijfelen aan de oprechtheid van hun streven, al schreven ze een groot deel van de kerk af. Hun waarneming van een verslappende kerk in de 17deeeuw wordt bevestigd door allerlei bronnenonderzoek. Dat brengt ons ertoe hun reactie op dat verschijnsel te typeren als een terugtrekkende beweging, als een versterking van de innerlijke religiositeit. Zelfingenomenheid en perfectionisme liggen hier op de loer! Verinnerlijking doet de ogen meestal sluiten voor de zorg aan broeders en zusters die in hun moedeloosheid en vertwijfeling toch ook diep in hun hart weten dat zij alleen door de genade van Jezus Christus worden gered.
Anna Maria van Schurman heeft zich met haar grote gaven in veel opzichten dienstbaar opgesteld, maar in haar laatste jaren gevangen laten nemen door sektarisch getinte idealen die zij omhelsde als hoogste waarheid en diepst doorleefde liefde.