We willen in deze themagroep nagaan in welk geestelijk klimaat de religieuze beweging van het Remonstrantisme is ontstaan. En ook hoe deze beweging zich heeft ontwikkeld tot een factor die tot de dag van nu merkbaar is in onze samenleving. – tot in de reclamespotjes toe op radio en tv. Kan men vandaag spreken van een grotere acceptatie dan in 1618? 

Twaalfjarig Bestand

De ‘heersende kerk’, de Gereformeerde kerkgemeenschap, had voor 1618 een moeilijke tijd meegemaakt: grote kerkelijke tegenstellingen, die zelfs politiek doorwerkten in de verhouding tussen Oldenbarnevelt en prins Maurits: hun conflict had bijna geleid tot een burgeroorlog. En dát in een land dat net enkele jaren een wapenstilstand beleefde – het Twaalfjarig Bestand – in een nog niet uitgevochten vrijheidsoorlog met Spanje. Hoe vreemd lijkt zoiets. Was er zoveel onverdraagzaamheid? Waar lagen de grenzen van de tolerantie? Zouden wij het vandaag anders aanpakken en zo’n strijd kunnen voorkomen? 

Veel godsdienstige diversiteit in Nederland

Dordrecht nu

Om de noodzaak van de Nationale Synode in Dordrecht te begrijpen moeten we de kerkelijke en politieke situatie van ons land toen goed in beeld krijgen. Wat de godsdienstige verhoudingen betreft, kan men allerminst spreken van een eensgezind christendom. Wie daar wel voor zou willen ijveren, haalde een onmogelijk karwei naar zich toe. Eerst had je daar de rooms-katholieken die geen rechten meer hadden, maar wel stilletjes de Mis vierden. Om maar te zwijgen van bepaalde uithoeken van het land waar ze de meerderheid van de bevolking uitmaakten. Voor reformatie nog veel werk aan de kerk. Maar ook binnen de reformatorisch gezinde bevolkingsgroepen was er een enorme diversiteit aan religieus besef. Als ze al lid waren van de heersende kerk veroorzaakten ze daar onenigheden en spanningen. Het Lutheranisme en Zwinglianisme in Nederland waren kleine eenheden die hier net zo kritisch tegenover elkaar stonden als in de landen waar hun stroming was ontstaan. Zet daarnaast de vele doperse en daaraan verwante vrijzinnige denkrichtingen en het wordt al bijna een religieus huis dat tegen zichzelf verdeeld is.  De Calvinisten, ofwel de heersende Gereformeerde Kerken ondervonden er – zowel buiten de kerkdeur als daarachter – veel hinder van: de volgelingen van vrijdenkers als Coornhert, David Joris en Sebastiaan Franck hadden vaak wel een alternatief voor wat Calvinisten geloofden. En daarin kregen de vrijdenkers ruggengesteun vanuit het gedachtegoed van Erasmus, de grote denker die zich nooit had gewonnen gegeven aan de Reformatie, maar steeds de vrije wil hoog hield en de erfzonde minimaliseerde. De invloed van deze christen-humanist bleef ook na zijn dood in 1536 stevig doorwerken: in een flink aantal steden liep dat via het onderricht aan de Latijnse School waar de rector meende niet zonder Erasmus te kunnen stellen. De regentenstand die meestal de overheidsfuncties bezette, was in hoofdzaak humanistisch-christelijk qua overtuiging. 

De Gereformeerde Kerken stonden nog in de steigers toen er al veel spanningen ontstonden die een signaal waren van allerlei dissidente denkers. Uiteindelijk ging het voor de kerken om de belijdenis: men was er vast van overtuigd dat die de juiste weergave was van de Bijbelse boodschap. Daar moest men niet aan tornen of aan sleutelen – dan zouden de steigers het begeven. 

Maar voor velen had het begrip ‘vrijheid’ nog niets van haar aantrekkelijke glans verloren – en dat gold niet alleen voor de oorlog tegen de Spanjool, maar ook voor kwesties met voorgangers in de kerk, de nieuwe zwartrokken,  die een veel te strak beleid voerden. Nederland was veranderd in een religieus pluriforme natie.  

Tolerantie

Wanneer we dit alles in rekening brengen, krijgen we een beeld van de kerkelijke situatie waarin binnen de Gereformeerde Kerk ‘zomaar’ een spoor van vrije gedachten kon opduiken waaruit een afkeer bleek van kerkelijk gezag, van kerkelijke belijdenissen, en van een kerkorde die een strak gereglementeerde gemeenschap bij elkaar hield. Dat de kerk daartegen in verzet kwam, was logisch gezien haar aard en haar opdracht. Dus moest er kerkelijke tucht worden toegepast. Dat binnenkerkelijk fenomeen is tot vandaag toe formeel een belangrijk kenmerk van de Gereformeerde Kerken  gebleven.  Maar de praktijk van de laatste eeuw laat echter zien dat er binnen de kerken niet gauw meer naar het middel van de leertucht wordt gegrepen. Tolerantie lijkt het kerkelijk erf te beheersen.  

Het begrip tolerantie was in de 17deeeuw in de door de overheid beschermde kerk al gauw verdacht: immers, in de leer van de kerk kon men niets tolereren wat afweek van de Bijbel en de aangenomen belijdenis. Daarentegen was het begrip tolerantie in de samenleving een goed uitgangspunt voor de benadering en behandeling van de medemensen. Langzamerhand ontstond er in de Nederlanden een praktijk waarin de burgerlijke tolerantie de richtlijn werd ook in de kerk. Daarin zien we de doorwerking van ‘verlichte’ ideeën uit de 18deeeuw die veelal via de academies de kerken binnendrongen. 

Het belang van de staat

Om afsluitend nu een kort antwoord te geven op de vraag wat het grote belang is geweest van de Dordtse Synode dan is het zo dat deze kerkvergadering, voor de ogen van zowel de Nederlandse als de buitenlandse kerken, ernaar gestreefd heeft om de leer van de kerk te handhaven op basis van de Bijbel en ook om de tucht toe te passen als voorgangers zich niet wensten te houden aan de ordening van de kerkgemeenschap. In kerkhistorisch perspectief heeft de Dordtse Synode de grenzen van de kerkelijke tolerantie duidelijk aangegeven. In de leer en in de kerkorde. 

Muntstuk van de overheid voor de deelnemers aan Synode van Dordrecht

Dat dit ook in het belang van de staat der Nederlanden was, wordt duidelijk uit de houding van de Staten-Generaal (d.i. de hoogste macht) die deze synode heeft gewild en ook bekostigd. De hoge overheid wenste rust in de staat; die kon men bereiken als er in de kerk een evenwichtige situatie was bereikt. Daar heeft de synode maandenlang aan gewerkt.