Er lopen in de kerkgeschiedenis lijnen waar men niet omheen kan. Het zijn tradities in de leer of anderszins die steeds weer een rol spelen in de christelijke geloofsbeleving. Wat de Remonstranten betreft loopt er zo’n lijn van Pelagius naar Erasmus en vanaf deze christen-humanist  naar de actuele situatie in de 16deen 17deeeuw. We dienen hier op te passen voor vanzelfsprekendheden die geen rekening houden met de kernvragen die de moderne mens stelt. 

Brongebied van de Vroege kerk 

Wat de Remonstranten verkondigden inzake de predestinatie, de vrije wil en de erfzonde (en alles wat daarmee samenhangt) was al eeuwenlang in de kerk een zaak van onenigheid en kerkstrijd. Die was al ontstaan in de dagen van de kerkvader Augustinus (begin 5deeeuw) die zich met kracht keerde tegen de ideeën van de Britse (of Ierse) monnik Pelagius.  Augustinus verdedigde de leer dat God zowel mensen verkiest voor het eeuwige leven  alsook dat Hij mensen verwerpt. En dat het niet zoals Pelagius een zaak was van de eigen menselijke keus voor God, maar het ontvangen van het eeuwige leven was puur een gevolg van genade van God, door Christus. En God geeft die genade aan wie Hij wil, zonder dat die mens daarop invloed kan uitoefenen. 

Details daarover laten we nu rusten, we kunnen wel stellen dat de katholieke kerk – eerst in Noord-Afrika en later ook in Europa – de leer van Pelagius heeft verworpen en de dogmatische inzichten van Augustinus voor het merendeel aanvaard. Een van de leerstellingen van Augustinus betrof de leer van de ‘dubbele predestinatie’, die inhoudt dat God in zijn eeuwige raad twee dingen had besloten: a. Hij heeft besloten sommigen voor de eeuwige zaligheid te bestemmen; b. anderen zouden vallen onder het eeuwig oordeel van de hel. De vraag werd en wordt gesteld: Was het niet voldoende om alleen het eerste te geloven en het andere maar niet als een besluit van God aan te merken? Deze discussie gaat nog door tot de dag van vandaag! 

Na Augustinus

In de eeuwen na Augustinus werd echter duidelijk dat Pelagius’ leer op papier wel was overwonnen, zo bijv. op de (Zuid-Franse) synode van Orange 529, maar dat de leer van Pelagius in de harten van veel geestelijken nog wel op waardering kon rekenen. Het klonk immers zo hard, dat de mens in zonde ontvangen en geboren was en dat hij een kind van Gods toorn was.  Was de erfzonde dan zo erg, zo zwaar aan te rekenen? En was de mens niet meer in staat tot enig goed werk? Kon hij niet een beetje meehelpen aan zijn eigen zaligheid? In deze denktrant leek het wel alsof de mens nauwelijks eigen verantwoordelijkheid kende en wat minstens zo erg was dat God zijn eigen vrijheid had verloren om op besluiten terug te komen. En kan men God eigenlijk niet de veroorzaker van de zondeval noemen? 

Al met al bleef de leer van Pelagius – kortweg dat het met de mens nog best wat meeviel en dat de hemel niet zo ver weg was – die leer bleef sluimeren en kreeg gaandeweg steeds meer aanhangers. En al had de kerk het pelagianisme formeel verworpen, het semi-pelagianisme werd meer en meer omhelsd. 

Erasmus botst met Luther

Dat bleef de hele middeleeuwse geschiedenis zo en het leefde weer helemaal in de gedachtewereld van de grote christen-humanist Erasmus. Met name in het conflict met Luther in 1525 toen hun meningsverschil over de vrije wil tot een hoogtepunt kwam. Maar Luther had als Augustijner monnik van Augustinus (die in die jaren ook weer tot leven kwam door de uitgaven van zijn werken) geleerd, evenals de reformatoren Zwingli en Calvijn, dat de mens er niet best voorstond – tenzij voor hem het simul justus et peccatorgold, d.i. tegelijk zondaar en gerechtvaardigd door het geloof alleen. Maar de pelagiaans-getinte opvattingen van Erasmus bleven bon-ton in de kringen van veel doperse leiders, van vrijdenkers (Coornhert e.a.) en de toplaag van de bevolking, de regentenklasse. 

Onze tijd

Zo kan men de lijnen doortrekken naar de remonstranten van de 17deeeuw. En zo verder naar de rationalisten, de verlichte denkers van de 17deen 18deeeuw; en vervolgens naar de cultuuroptimisten van de fatsoenlijke mens uit de 19deen 20steeeuw: de mens was tot veel goeds in staat. God werd naar de achtergrond verdrongen of – nog erger – Hij kwam steeds verder buiten beeld te staan. Tot we in onze dagen in een crisis zitten waarin het kwaad toch leeft in goede mensen en de uitbarstingen van geweld heel het mensbeeld van het optimisme aan gruzelementen heeft geslagen. Hoe nu verder? Moet niet veel meer dan nu de Christus worden verkondigd aan een reddeloze en redeloze wereld die zichzelf niet kan redden? Hier ligt een grote taak van de kerk die zich gebonden weet aan de heilige Woorden van God. 

Dat er in orthodox-christelijke kring nog steeds wordt nagedacht hoe Arminius zoveel impact heeft gehad en nog heeft – zij het dat de remonstranten van tegenwoordig veelal vrijzinniger zijn dan hij – bewijst het recente boek van de Chr. Geref. dr. Bert Loonstra – theoloog, psycholoog en filosoof – dat hij de titel gaf Hoe Arminius en Dordt nader tot elkaar kunnen komen(over willen en voelen en uitverkiezing). Dit werk moet men niet lezen als een poging het verleden anders te laten verlopen, maar om na te gaan hoe dicht Arminius en Dordt bij elkaar stonden en hoe gereformeerden en remonstranten vandaag nog iets tegen elkaar te zeggen hebben. Het gevaar is aanwezig dat het zover komt dat we de bekende vragen vanuit de mens, de vragende en twijfelende mens, gaan benaderen en aanpakken. En dan is het niet ondenkbaar dat we terecht komen in de invloedssferen van sommige evangelische stromingen die ertoe neigen hun willen en gevoelen te laten domineren boven Schrift en Belijdenis. 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *