Dit portret laat een man zien die zich in de protestantse kerk pas thuis voelde als daar een grote mate van diversiteit bestond. En waar de overheid grote zeggenschap had, zelfs in de tucht van de kerk. Dit ideaal trachtte ds. Coolhaes in Leiden te realiseren. Ik wil nagaan hoever hij met zijn plannen is gekomen. Hij staat vooraan in de rij van de ‘voorlopers van de Remonstranten’. 

Afkomst en vorming

 Net als bij verschillende andere tijdgenoten kan men van Caspar Janszoon Coolhaesniet met zekerheid vermelden in welk jaar hij het levenslicht zag. Het moet midden jaren ’30 van de 16deeeuw zijn geweest. De dag en de maand lijken wel vast te staan: 24 januari. Die onzekerheid hangt wellicht samen met het feit dat Caspar Coolhaes geboren werd als kind van (vermoedelijk) Nederlandse ouders die in Keulen woonden. Waren zij geloofsvluchtelingen? Nee, ze waren gewoon Rooms-Katholiek. En hun zoon koos na zijn studie aan de universiteit van Keulen voor de priesteropleiding in Düsseldorf. De welgestelde ouders konden de kosten daarvan gemakkelijk opbrengen. Ze zagen het als hun eer dat hun zoon de kerk ging dienen en de mensen de weg naar God zou wijzen. Maar de belangrijkste docent aan het gymnasium was rector Johannes Monheim die zich vanuit het christelijk humanisme steeds sterker wist aangesproken door de reformatoren. Hij gaf in 1560 een nieuwe catechismus uit, opgebouwd in elf dialogen, gebaseerd op de Lutherse theologie en de Institutie van Calvijn. 

Monnik,  predikant en destilleerder

Caspar was eerst monnik geworden bij de Karthuizer Orde, maar maakte zich daarvan los. Omstreeks 1560 stapte hij over naar de Reformatie., wellicht een gevolg van zijn vorming bij docent Monheim. Als prediker trok hij rond in de Duitse Rijnstreek. In 1564 werd hij Gereformeerd predikant te Siegen en twee jaar later – in het Wonderjaar – preekte hij voor de Deventer Gereformeerden, tot mei 1567. Maar na het aantreden van landvoogd Alva diende Coolhaes in het Duitse Essen en later te Monsheim (in de Palts). In 1573 kwam hij weer in Nederland, hij werd verbonden aan de kerk van Gorcum en een jaar later al nam hij een beroep aan naar Leiden. Daar diende hij tot zijn afzetting in 1582. Maar in 1586 werd dat ongedaan gemaakt, maar niet voor lang. In 1590 bestonden zijn belangrijkste inkomsten uit de opbrengst van een destilleerderij in Amsterdam. Daarnaast blijf hij actief net het schrijven van pamfletten en traktaten. 

Vanaf het begin van de jaren ’60 was Coolhaes getrouwd met Grietje Casparsdochter uit Koblenz; samen kregen ze 17 kinderen, van wie er slechts vijf de volwassenenleeftijd bereikten. 

Het eerste conflict

De loopbaan van Coolhaes werd gekenmerkt door een reeks van conflicten. Het eerste treffen vond plaats in Essen, waar hij verzeild raakte in de felle onenigheden tussen Lutheranen en Calvinisten. Omdat hij tot de laatste groep behoorde werd hij door de eersten gedwongen te vertrekken. Maar voor het zover was vond in (of omstreeks) 1568 het voor Nederlandse kerken zo belangrijke Convent van Wezelplaats: feitelijk een onofficiële samenkomst van Gereformeerden van Nederlandse huize. Of was er helemaal geen convent gehouden? Het jongste onderzoek daarnaar – door dr. Jesse Spohnholz, gepubliceerd in 2017 – maakt duidelijk dat er terecht mag worden getwijfeld aan een in 1568 te Wesel gehouden bijeenkomst van tientallen predikanten, die een begin maakten met het Nederlandse Gereformeerde kerkverband. Eerder moet het geheel een daad van ds. Petrus Datheen zijn geweest die geheel op persoonlijke titel een poging ondernam om met een reeks bepalingen te komen tot nadere organisatie van de Gereformeerde kerken – al of niet als vluchtelingsgemeente. Een zogeheten deelnemerslijst laat wel op de 21ste plaats de naam Casparus Coelaes zien, met nog zo’n 60 andere kerkelijke voormannen uit 1568. Enkele jaren later , in 1571, werd er een kerkvergadering gehouden in Emden – de eerste algemene synode op ‘vreemde’ bodem van de Gereformeerde Kerken van de Nederlanden. 

Het conflict met de Lutheranen bracht hem ertoe zijn loopbaan voort te zetten in de Palts, waar de Gereformeerde keurvorst Frederik regeerde. Na diens overlijden volgde een Luthers familielid op, maar op dat moment was Coolhaes al vertrokken naar de Nederlanden. Hij had in mei 1574 een beroep ontvangen van de kerk in Leiden, maar hij kon de stad niet in vanwege het befaamde beleg door de Spanjaarden. Intussen bezocht hij in Dordrecht in juni 1574 de Provinciale Synode van de Gereformeerde Kerken, niet als afgevaardigde, maar als belangstellende om ‘te zien en te hooren wat er goeds en stichtelijks zou uitgerigt en besloten worden tot dienst der kerk Gods’. Daarna moest hij wachten op de bevrijding van Leiden; hij verbleef enige tijd in Rotterdam en Delft. Intussen begon de bevrijding uit de Spaanse tirannie zich af te tekenen. Op 3 oktober 1574 werd het Spaanse beleg afgebroken, waarna het bijna uitgehongerde Leiden zich kon voeden met haring en wittebrood. Op de dag van de bevrijding van Leiden arriveerde Coolhaes in de stad. 

Leiden in last

Met de stichting van de universiteit van Leiden in februari 1575 – een geschenk van Prins Willem van Oranje – begon een nieuwe fase in de loopbaan van Coolhaes. Eerst al werd hem gevraagd de officiële opening te verrichten door de inwijdingsrede te houden; dat deed hij graag en hij sprak over het thema De sacrosanctae Theologiae laudibus, d.w.z. Over de lofprijzing van de hoogheilige theologie. Vervolgens werd hem ook gevraagd tijdelijk op te treden als hoogleraar theologie; ook dat nam hij aan en fungeerde daarmee als eerste docent-theologie van Leiden tot de komst van de Franse theoloog Guillaume Feugueray, enkele maanden na de opening. Coolhaes had colleges gegeven over Paulus’ Brief aan de Galaten. 

Maar na enkele jaren kwam Leiden in last door de opvattingen van Coolhaes over de verhouding kerk en staat. Coolhaes meende namelijk dat de stadsregering macht had om het beleid en de samenstelling van de kerkenraad naar zijn hand te zetten. En dus dat de predikanten dienaren van de overheid waren. Deze opvatting was in de 16deeeuw gelanceerd door Thomas Erastus, hoogleraar medicijnen te Heidelberg, die heilig geloofde in de staatssoevereiniteit (over de kerk). Een opinie die goed die onder protestanten veel voorkwam en ook overeenkwam met de opvattingen van Jan van Hout, de Leidse stadssecretaris en die van de latere leider van de Remonstranten Johannes Uytenbogaert.

De Leidse Calvinistische dominee Pieter Cornelisz. was het daarmee beslist niet eens: hij zag de kerk als een vrij instituut met eigen op de Bijbel gegronde regelingen. Het enige waartoe de overheid verplicht was, betrof de bescherming en het financiële onderhoud van de kerk. Een botsing kon niet uitblijven. De kerkenraad stelde 24 nieuwe ambtsdragers aan, maar vroeg daarvoor uiteraard geen toestemming van de stadsraad. Toen de stedelijke regering met een eigen plan naar buiten kwam, weigerde de kerkenraad daaraan mee te werken. Het liep erop uit dat van de 24 door de kerkenraad benoemde leden er 22 weigerden onder de voorwaarden van de overheid hun plaats in te nemen. Daarop benoemde de stadsraad zelf, op aanwijzen van Coolhaes, 22 nieuwe ambtsdragers. Maar het overgrote deel van de kerkelijke gemeente stemde hier niet mee in en stond achter ds. Cornelisz.; deze weigerde in de door de stadsraad gevormde kerkenraad zitting te nemen. Dat leidde tot zijn afzetting door de stadsraad op 6 mei 1579. Willem van Oranje stond ook achter de Gereformeerde predikanten! Een bemiddelingspoging leverde slechts tijdelijk enig soelaas. 

De Staten van Holland in actie

De provinciale overheid van Holland greep nu in. Coolhaes werd door de Staten op hun matje geroepen; hij erkende dat hij grote fouten had gemaakt door het kerkelijke beleid van de stadsraad te steunen. Hij ging er zelfs mee akkoord dat zijn collega Cornelisz. in zijn ambt werd hersteld als deze ook schuld bekende. Maar dit idee kon niet de goedkeuring krijgen van de Leidse overheid. Nu grepen de Staten verder in: Coolhaes werd geschorst. Zijn Apologiewas een verdediging van zijn optreden, daarin gesteund door de Justificatie van Jan van Hout. Coolhaes kwam gedeeltelijk terug van zijn gevoelens: hij kon met de Gereformeerde leer instemmen behalve op het punt van de verkiezing en de verwerping – dat was de leer van Calvijn, maar niet van de Bijbel. Kort daarna heette het dat de Hel niet echt was, het was alleen maar ‘de angst van het geweten’. Daar kwam bij dat Coolhaes ook beweerde dat ongedoopte kinderen toch zalig kunnen worden. Hij stond dan ook heel dichtbij de leer van de alverzoening: het is alle mensen gegeven de genade van Christus te kunnen aanvaarden. Daarmee stond de deur open voor de gedachte dat de mens zelf zijn eeuwige redding kon bepalen. Dat men deze ideeën accepteerde in de kerken was zijn grote wens: hoe meer diversiteit, hoe beter! 

De Nationale Synode van Middelburg

In 1581 werd de zaak-Coolhaes op de Nationale Synode van Middelburg besproken en afgehandeld. Het liep uit op zijn veroordeling, waarbij genoteerd moet worden dat hij weigerde schuld te bekennen. Nu werd Coolhaes door de provinciale synode van Haarlem afgezet als predikant. De Leidse overheid was het daar eerst niet mee eens – daarin gesteund door Dirck Volckertszoon Coornhert – en besloot deze dwarsliggende ex-predikant toch zijn traktement te betalen. Coolhaes gaf in Leiden nog een tijdlang privaat-colleges, onder de studenten bevond zich Jacobus Arminius. Later vertrok Coolhaes naar Amsterdam waar hij zich erop toelegde geneeskrachtig water te destilleren, iets waarin hij zich goed ontwikkelde en daarover ook boeken schreef. 

In een van zijn vele geschriften richtte Coolhaes zich tegen Marnix van Sint Aldegonde en diens scherpzinnige bestrijding van allerlei vrijdenkers, zoals Sebastiaan Franck. Ook bestreed hij twee Gereformeerde predikanten Arent Cornelisz. en Hendrik van den Cornput in hun opvatting over de grenzen van de verdraagzaamheid.

Caspar Coolhaes is in Amsterdam overleden op 15 januari 1615. De Remonstranten verloren in hem een overtuigde medestander, wiens opvattingen waren doorgedrongen tot in vele pastorieën van zich Gereformeerd noemende predikanten. 

Literatuur:

J.N. Bakhuizen van den Brink c.s.   ‘De zaak-Coolhaes te Leiden’; in: Documenta Reformatoria. I, 210-221. Kampen 1960

Linda Stuckrath Gottschalk           Pleading for Diversity – The Church Caspar Coolhaes Wanted.Göttingen 2017

T.M. Hofman                             Eenich Achterdencken. Spanning tussen Kerk en Staat in het gewest Holland tussen 1570 en 1620.Heerenveen 1997 (reg.)  

J. Kamphuis                               Kerkelijke bersluitvaardigheid. Over de bevestiging van het gereformeerde kerkverband in de jaren 1574 tot 1581/2 ondanks de oppositie van het confessioneel en kerkelijkIndifferentisme, zoals deze oppositie inzonderheid vanuit Leiden werd gevoerd.  Groningen 1970

Huib Noordzij                            Handboek van de Reformatie. Utrecht 2012 (reg.)

H.C. Rogge                                Caspar Janszoon Coolhaes, de voorloper van Arminius en de Remonstranten.I en II. Amsterdam 1856 en 1858

F.L. Rutgers                              Acta van de Nederlandsche Synoden der zestiende eeuw.’s-Gravenhage 1880

Jesse Spohnholz                          The Convent of Wesel. The Event that Never was and the Invention of Tradition.Cambridge 2017

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *