De man met deze Latijnse naam heette in gewoon Nederlands Adolf de Jager. Maar ook de naam Tectander komt men wel eens tegen. Hij had tijdens zijn studie zijn naam gelatiniseerd, zoals veel studerenden in die tijd deden. Hij kwam vanuit Duitsland naar Holland en was geestverwant van de christelijke humanist Desiderius Erasmus en de vrijdenker Dirck Volckertszoon Coornhert. De Gereformeerde Kerken hebben heel veel met hem te stellen gehad. 

Vormingsjaren

De jonge jaren van Adolphus (* 1569 of 1577) bracht hij door in de Duitse stad Duisburg. Waren zijn ouders wellicht Nederlandse geloofsvluchtelingen? Duisburg was een van de bekende uitwijkplaatsen niet erg ver van de grens met de Nederlanden. In zijn jonge jaren ontwikkelde Adolphus zijn voorliefde voor de klassieke talen; het christelijk humanisme bracht hem ertoe een brug te willen slaan tussen de opvattingen van de (veelal) heidense klassieken en de Bijbel en het christelijk geloof. 

Adolphus Venator voltooide in 1597 zijn theologiestudie in Herborn, een belangrijk centrum van het Duitse Calvinisme (niet ver van de Dillenburg), waar eerder in de eeuw de bekend Caspar Olevianus had gediend. Adolphus moest echter een goed heenkomen zoeken toen de pest daar uitbrak. Hij vertrok naar zijn broer Johannes in Nijmegen die ook theologie had gestudeerd. Deze was predikant geweest in ’s-Heerenberg op wens van Maria van Nassau, de dochter uit het eerste huwelijk van Willem van Oranje met Anna van Egmond en Buren. Later was hij predikant te Nijmegen. 

Beroep naar Alkmaar

In Nijmegen kwam Adolphus Venator in 1597 in contact met ds. Jacobus Lomannus, die eerder in Alkmaar had gediend, en ook met inwoners van Alkmaar die op zoek waren naar een predikant, nadat ze tot twee keer toe niet geslaagd waren in hun missie. Zo werd de weg gebaand naar Venators eerste (en enige) predikantsplaats: Alkmaar, een stad met een rijke geschiedenis, zeker tijdens de jaren van de Opstand tegen Spanje. Hij was daar een van de drie predikanten en verzorgde sinds 1602 naast zijn pastoraat ook lessen in het Latijn als particulier docent. Toen hij zijn leerlingen het klassieke toneelstuk Andria van Terentius (2deeeuw v.C.) liet opvoeren, werden kritische stemmen gehoord – die drongen door tot op de Synode van Enkhuizen 1603 die dit optreden van Venator veroordeelde. Een ander klassiek getint stuk was zijn bruiloftsgedicht Democritus, in een losse trant geschreven. Ook hierover ontstond veel ‘ontstichtinge’. Paste het een dominee om zulke teksten te schreven? Wat waren zijn morele standaards? 

Toenemende spanningen

Nu had ds. Venator twee rechtzinnige collega’s in Alkmaar, namelijk ds. Pieter Cornelis (sinds de jaren ‘60 verbonden aan Alkmaar) en ds. Cornelius Hillenius (ook wel van Hille, uit een Vlaamse familie geboren; sinds 1596 te Alkmaar). Deze twee pastors merkten gaandeweg dat hun jongste collega zich w vrijheden permitteerde die zij niet konden waarderen. Een ander punt was dat Venator weigerde, kort nadat zijn moeder aan de pest was overleden, zelf als pastor op ziekenbezoek te gaan bij pestlijders. De burgemeesters kwamen eraan te pas en die toonden begrip; ze benoemden zelf een ziekenbezoeker. De spanningen namen eerder toe dan af. Een nieuw door Venator opgesteld literaire tekst, een Nieuwjaarslied, bevatte volgens velen onzedelijke passages. 

Conflict 

Maar naderhand kwam er een ernstig verschil van aan het licht tussen de predikanten. Venator bleek namelijk de opvattingen van de (latere) Remonstranten inzake de predestinatie te koesteren. Wat Venator nu deed was het opstellen van een document met de titel Remonstrantie, waarin hij in 209 artikelen (in vraag- en antwoordvorm) zijn theologische meningen weergaf. Hij stuurde dit naar alle Hollandse classes. Maar de classis Alkmaar, waarvan alle predikanten dit stuk hadden ontvangen, wilde van Venator een schulderkentenis, die hij echter niet uit zijn pen liet vloeien. Hij had namelijk Calvijn en Beza bij het kerkvolk verdacht gemaakt. 

Nu stelde ds. Hillenius in 1608 een akte ter ondertekening op die de leer van de Gereformeerde Kerken samenvatte. Bedoeld voor alle predikanten (uit de classis). Maar de gevraagde ondertekening wilde ds. Venator niet leveren. En met het nog vier collega’s. Zij waren voor een ‘vrije discussie’ over de belijdenis. Maar dat ging veel predikanten te ver, ook Uytenbogaert en Episcopius, die de vastgestelde belijdenis als bindend beschouwden. 

Na herhaalde vergeefse oproepen om het document te ondertekenen ging de classis Alkmaar over tot de schorsing van Venator: de garantie van eenheid in de leer was niet meer aanwezig. Maar toen gebeurde het dat degenen die het document niet hadden ondertekend daarin gesteund werden door de stadsregering van Alkmaar en de Staten van Holland. In 1610 gingen de Staten van Holland zelfs zover dat ze deze weigeraars toelieten tot de classicale vergadering. En toen ds. Hillenius hiertegen protesteerde, werd hij uit zijn ambt gezet. Daarmee kozen de Heren van de Staten voor steun aan de voorgangers die om 1610 hun gezamenlijke Remonstrantie hadden ingediend. De scheur in de kerk begon zich steeds meer af te tekenen. Ds. Hillenius mocht in Alkmaar al niet meer preken, maar hij deed dat wel in de dorpen in de omgeving –de predikanten die dit geregeld deden als ook de gemeenteleden die met de predikanten meeliepen (over modderige landwegen), schold men uit als ‘slijkgeuzen’. Ds. Hillenius vertrok in 1612 uit Alkmaar en werd verbonden aan Gereformeerde Kerk van Groningen, tot zijn overlijden in 1632. 

Dit Alkmaarse conflict wordt wel gezien als het begin van de heftige strijd tussen Remonstranten en Contra-Remonstranten, of, in de woorden van ds. Jacobus Trigland, ‘de eerste noord-wester bui die is geworden tot het groote onweder dat daarna de kerk op het punt bracht van te vergaan’. 

Overspel?

Terwijl het kerkelijke conflict steeds scherpere vormen had aangenomen, werd ds. Venator in het voorjaar van 1609 beschuldigd van overspel met de vrouw van de schepen Pieter Hermanszoon Persijn. De zaak kwam eerst voor de vroedschap die hem echter niet schorste. Daarna bogen de heren van de Staten van Holland zich over de beschuldiging, waar vier collega’s van Venator zich tegen hem uitspraken, maar twee het voor hem opnamen. Opvallend was wel dat deze twee in het kerkelijk conflict ook geweigerd hadden het document van ds. Hillenius te ondertekenen. Op 21 juli 1609 sprak deze vergadering Venator vrij; de classis moest deze predikant weer toelaten tot de dienst. Veel medestanders beweerden nu dat de aanklacht vals was geweest – kennelijk bedoeld om Venator voorgoed uit te schakelen. 

Toen kort daarna, in augustus, het grote gesprek tussen Arminius en Gomarus plaatsvond voor het forum van de Staten van Holland, was de affaire-Venator hét gespreksthema in de wandelgangen. Venator was zelf een van de assistenten van Arminius bij het gesprek.

De Alkmaarse bordjes verhangen – of toch niet?

Bij terugkeer in Alkmaar trof Venator in Alkmaar niet meer de oude vroedschap aan, de zetels waren ingenomen door nieuwe leden – tot zijn verwondering waren het meest aanhangers van ds. Hillenius. Volgens geruchten waren niet alle regels bij die verkiezing in acht genomen. De stedelijke schutterij ging over tot bezetting van het stadhuis. Via ingrijpen van de Staten kwam het zover dat er toch weer een meer libertijnse vroedschap werd aangesteld: de schorsing van Venator werd opgeheven. Maar met deze gang van zaken kon de kerkenraad zich niet verenigen. Gevolg: afzetting van de complete kerkenraad en de aanstelling van een nieuwe die meer op de hand was van Venator. 

Ds. Hillenius maakte hier veel bezwaar tegen en de vroedschap besloot beide strijdende predikanten te ontslaan. Zo vertrok Hillenius na verloop van tijd naar Groningen, terwijl Venator de benoeming kreeg tot rector van der Latijnse School. Toen Venator in 1611toch weer predikant werd vormden de aanhangers van ds. Hillenius een dolerende gemeente, die zich beklaagde over de ontwikkelingen in de kerk. Hillenius’ opvolger, ds. Pynacker, voelde zich nauwelijks sterk genoeg om in deze situatie te fungeren. 

Venator moest in 1614 zijn taak als rector neerleggen wegens verwaarlozing van zijn taak. 

Nieuwe publicatie

Venator nam nog weer zijn pen ter hand en schreef een document van 96 gedrukte bladzijden met de titel Theologia vera et mera, (d.w.z. Ware en zuivere theologie), 1617. Het bevatte naast een preek ook een uiteenzetting van zijn opvattingen. Het bleek al gauw hoe vrijzinnig Venator was: de godheid van Christus stond voor hem niet vast. 

Het kwam zover dat de Staten – op advies van vier geleerden o.w. Hugo de Groot en Simon Episcopius – het boekje verboden. De Staten verbanden de auteur naar ’s-Gravenzande. Venator liet zich nog in Leiden inschrijven als student aan de universiteit. Maar ook heeft hij zich nog een tijdlang in Parijs opgehouden. Na enige tijd viel hem de gunst ten deel dat hij mocht terugkeren naar Alkmaar, 1618. Maar de vreugde hierover was van korte duur. Venator overleed op 28 november 1618. Nog geen jaar later kwam Prins Maurits: hij greep in Alkmaar in en ‘verzette de wet’, waardoor er een nieuwe vroedschap werd gevormd die op zijn hand was. Daardoor veranderde ook de kerkelijke situatie: de Remonstranten mochten niet meer in de hoofdkerk vergaderen. Ze dienden zichzelf van vergaderruimte te voorzien en gingen ertoe over een eigen gemeente te stichten.

Plaatsbepaling

Venator kan in de meest strikte zin des woords geen echte Remonstrant genoemd worden: a. hij had in 1510 de (gezamenlijke) Remonstrantie niet ondertekend; b. hij was al overleden toen het op nationaal niveau kwam tot de veroordeling van de Remonstranten op de Dordtse Synode – waarna er landelijk een begin werd gemaakt met de organisatie van een Remonstrantse gemeenschap, de latere Remonstrantse Broederschap. Ook is het tekenend dat Johannes Uytenbogaert, de nieuwe leider van de Remonstranten na de dood van Arminius (1609), de hier geportretteerde Venator niet rekende tot (de voorlopers van) de Remonstranten. Daar zal het laatste door Venator uitgegeven geschrift zeker een verklaring voor bieden: hij was geradicaliseerd tot een vrijzinnige theoloogdie zelfs binnen de groep die hem het naast stond niet echt geaccepteerd was. Dat neemt niet weg dat hij in zijn eerder optreden wel veel kenmerken vertoonde die pasten bij het denken en doen van hen die we Remonstrant zijn gaan noemen. 

Literatuur

A.Th. van Deursen         Bavianen en Slijkgeuzen. Franeker z.j. (reg.)

T.M. Hofman                 Eenich Achterdencken. Heerenveen 1997 (reg.) 

F.S. Knipscheer              De invoering en de waardeering der Gereformeerde belijdenisschriften in \Nederland vóór 1618.Leiden 1907 (reg.) 

D. Nauta                       ‘Adolphus Venator’, in: Chr. Encyclopedie(2edruk). Kampen 1961

J. Reitsma, S.D. van Veen Acta der Prov. en Part. Synoden…Deel 1. Groningen 1892 (reg.)

J.H. Rombach                ‘Adolphus Venator’, in: BLGNP, deel 2. Kampen 1083