Toen Jacobus Arminius in 1609 overleed ging de centrale leiding bij de Remonstranten over naar ds. Johannes Uytenbogaert – zijn naam werd in een andere spelling geschreven als Wtenbogaert. Hij diende eerst als Gereformeerd predikant en ook als legerpredikant en hofprediker. Na 1609 werd het de vraag of deze nieuwe voorman andere ideeën had of een ander beleid wilde voeren dan zijn vriend Arminius. En wat werd zijn rol voor en na de Synode van Dordrecht? 

Vormingsjaren

Geboren op 11 februari 1557 in een Rooms-katholiek gezin te Utrecht waar zijn vader, Augustinus, schoolmeester was (aan de Hieronymusschool?) en ook wel als voorzanger fungeerde in de Pieterskerk. Johannes bezocht vanaf zijn elfde jaar de Hieronymusschool en studeerde daarna enige tijd rechten (bij ene Joh. Bogaert), en werkte als notarisklerk. Omstreeks 1578 ging hij over naar de Reformatie zoals die in Utrecht vorm had gekregen door Hubertus Duifhuis; deze overleed in 1581. In zijn kerkgemeenschap hield men van veel vrijheid; er heerste een open klimaat. Toen Uytenbogaert in 1580 te kennen gaf dat hij theologie wilde studeren – en daarvoor een beurs nodig had – was het stadsbestuur van Utrecht bereid hem te helpen mits hij die studie zou doen in Genève. Dat wil zeggen bij Calvijns opvolger Theodorus Beza; hij werd diens secretaris. En daar ontmoette hij Jacobus Arminius die slechts enkele jaren jonger was dan hij; ze werden boezemvrienden. Na terugkeer in de Nederlanden werd Uytenbogaert predikant te Utrecht (1584-1589) en in Den Haag (1590-1618, afgezet). Ook heeft hij gediend als hofprediker en legerpredikant van prins Maurits. 

Vriend van Arminius

Wie verwachtte dat Uytenbogaert zich na zijn studie in Genève in puur Calvinistische zin zou ontwikkelen kreeg het mis. Hij werd een groot bewonderaar van dissidente voorgangers. Mee door zijn bewondering voor Huibert Duifhuis stond hij voorgesorteerd om met Arminius c.s. te opponeren tegen de heersende ‘calvinistische’ kerk. Maar dat begon pas in 1586. Uytenbogaert stelde zich in de eerste jaren als predikant coöperatief op tegenover zijn collega’s en de kerkenraad. Toen in Utrecht de gemeente van Duifhuis moest fuseren met de andere, ‘calvinistische’ kerk kwam hij op voor de ‘rekkelijke’, ‘libertijnse’ ds. Taco Sybrandts – de uit Friesland afkomstige opvolger van Duifhuis – die de confessie niet wilde ondertekenen, waarom deze predikant werd ontslagen, 1586, hij vertrok naar Alkmaar. 

Uytenbogaert kreeg omstreeks 1589 moeilijkheden met de Utrechtse overheid. Dreigde er ontslag? Een beroep naar Den Haag volgde en hij vertrok. Hij werd door Utrecht nog wel berokken bij bemiddelingspogingen voor de nieuwe kerkorde van dit gewest. Mee daardoor is hij door raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt gevraagd mee te werken aan zijn poging om een landelijke kerkorde op te stellen. 1591. De invoering daarvan stuitte op veel bezwaren, omdat de invloed van de staat op de kerk veel te groot was. In deze zaak iepen de inzichten van Uytenbogaert en Arminius parallel. De jaren hierna diende Uytenbogaert vaak als legerpredikant bij prins Maurits.

Leider van de Remonstranten

In 1610 was Uytenbogaert nauw betrokken bij de opstelling en aanbieding van de Remonstrantie aan de Staten van Holland. Het had zijn warme instemming dat daarin de zinsneden waren opgenomen die tolerantie bepleitten in religieuze zaken: verscheidenheid in religieuze opvattingen zou normaal moeten zijn. Dat document was ondertekend door 44 predikanten uit Holland (Noord en Zuid). 

Het is m.b.t. dit document wel interessant te weten dat de indieners – de latere Remonstranten – het wel een ietwat riskant avontuur vonden; ook Oldenbarnevelt had dat gevoel en hij liet het document eerst een tijd in zijn bureaula liggen. De angst bestond dat de hen niet welgezinde overheden het stuk als een poging tot samenzwering beschouwden. 

Uytenbogaert was als predikant van Den Haag actief betrokken bij diverse bemiddelingspogingen in Amsterdam en Utrecht. Kennelijk genoot hij veel vertrouwen bij de partijen (die steeds vaker botsten). Hij was mee door zijn juridische vorming goed in staat Oldenbarnevelt en Hugo de Groot te helpen in zaken van de verhouding kerk en staat. Maar hij was niet altijd succesvol: de poging om in de vacature-Arminius de theoloog Conradus Vorstius uit het Duitse Steinfurt mislukte ondanks zijn stevig pleidooi ten gunste van deze hoogleraar, maar het verzet van Gomarus c.s. was nog sterker. Vorstius had geen calvinistische predestinatieopvatting en ging uit van de vrije wil en neigde ook nog eens tot het socinianisme. Diens Leidse benoeming ging niet door.

In 1611 werden in Den Haag en in 1613 ook in Delft godsdienstgesprekken gevoerd waarbij in Delft naast de Remonstrantie ook de Contra-Remonstrantie werd besproken. De gewenste toenadering bleef uit en in verschillende steden nam de vroedschap positie in, in het ene geval voor de Remonstranten, in het andere voor de Contra-Remonstranten. Intussen was er een felle pamflettenstrijd ontstaan die vooral het effect had dat de auteurs, meest predikanten, het ‘gewone kerkvolk’ bij de kwesties betrokken. In sommige steden besloot de vroedschap tot ontslag van een Gereformeerd predikant, waardoor deze met een deel van zijn gemeente in doleantieging en in een nabijgelegen dorp zondags kerkdiensten belegde. Deze kerkgangers werden als ‘slijkgeuzen’gescholden. Veel Remonstranten klaagden over de daling van het niveau waarop de strijd gevoerd werd; de term ‘kleinzielige kibbelpartijen’ achtten zij hier van toepassing. 

Verhouding tot prins Maurits

De verhouding van Uytenbogaert met prins Maurits verkoelde omstreeks 1616; met prins Frederik Hendrik en zijn moeder Louise de Coligny bleef die wel goed. Maar de Scherpe Resolutiebracht de spanning op topniveau. Op initiatief van Johan van Oldenbarnevelthadden de Staten van Hollandnamelijk op 4 augustus 1617 deze resolutie aangenomen (de bijnaam scherperesolutie is afkomstig van Mauritsin een brief aan Reynier Pauw).  

Oldenbarnevelt wilde nl. voorkomen dat Maurits een staatsgreep uitvoerde en hij stelde in de Staten van Holland een besluit voor dat 1. de steden toestond zelfstandig milities (‘waardgelders)aan te nemen’ 2. de rechtsgang verbood van burgers van steden naar de Hoge Raaden het Hof van Holland; 3. iedere beambte van de steden of Staten verantwoordelijk maakte voor de handhaving van de openbare orde; en 4. de troepen in Holland verplicht werden bevelen van de Staten en stadsbestuur waar zij gelegerd waren, te gehoorzamen. Deze maatregelen werden door de heren Staten aanvaard. 

In het bijzonder het laatste punt ging lijnrecht in tegen het gezag van de algemene opperbevelhebberMaurits. Samen met het eerste punt zou er een levensgevaarlijke situsite kunnen ontstaan. 

Zo brachten de zaken van de waardgelders en de gehoorzaamheidsplicht van de Hollandse troepen de spanning tot een kookpunt. Waardgelders konden als een kleine militaire macht in dienst worden genomen door vroedschappen, waardoor de positie van de normale schutterijen – die veelal goed calvinistisch waren! – in gedrang kwam. De kans op een burgeroorlog nam toe, juist in de tijd van het Twaalfjarig Bestand. Maurits greep in en stuurde de waardgelders naar huis – dit tot groot ongenoegen van de Remonstranten en hun libertijnse medestanders. Bij dit soort acties van Maurits in diverse steden werden leiders van de Remonstranten gevangengenomen, onder hen Oldenbarnevelt, Hugo de Groot en de politicus Rombout Hoogerbeets. De laatste twee zaten vast op Slot Loevestein. Uytenbogaert ontkwam aan een dergelijk lot door in 1618 het land uit te vluchten, naar Antwerpen. Daar kreeg hij in juni 1619 bezoek van prins Frederik Hendrik; in 1620 nog een keer en toen samen met zijn moeder – het Oranjehuis toonde daarmee verdeeldheid. Zijn adviezen aan zijn geloofsgenoten richtten zich op hun aanval op de leer van de verwerping en op het aansturen op een scheiding.

Synode van Dordrecht

Prins Maurits had dus partij gekozen voor de Contra-Remonstranten en liet dat ook duidelijk zien door in Den Haag met groot gevolg een kerkdienst bij te wonen in de Gereformeerde Kloosterkerk. 

Kort daarna werd door de diverse Statencolleges in overleg met de Staten-Generaal besloten om in Dordrecht een Nationale Synodete houden die de zaak van de geschillen tussen remonstranten en Contra-Remonstranten. Deze kerkvergadering startte met haar werk op 13 november 1618 en kwam tot een afsluiting van de behandeling van haar bijzonder omvangrijke agenda op 9 mei 1619. 

Uytenbogaert bleef in ballingschap en was een aanspreekpunt voor mensen die hem informeerden over de Dordtse Synode. Toen de zaak van de Remonstranten was afgehandeld en deze groepering buiten de synode was geplaatst, kwam het – na enige aarzeling bij Uytenbogaert – in Antwerpen tot de oprichting van de ‘Remonstrantse Societeyt’ of ‘Broederschap’, sept. 1619. Men vermeed de naam ‘kerk’, want men wilde niet de indruk wekken een nieuwe gemeente te vormen. En er leefde nog hoop dat de scheur zou worden gerepareerd. 

Laatste levensjaren

Uytenbogaert vertrok na afloop van het Twaalfjarig Bestand naar Parijs. Daar leefde bij een aantal vooraanstaande mensen de hoop dat de Remonstranten zouden overgaan naar de RKK, maar daar kwam niets van. Ook niet van aansluiting bij de Lutheranen. Uytenbogaert verhuisde naar Rouen. In 1629 – geruime tijd na het overlijden van prins Maurits in 1625 – keerde hij terug naar de Nederlanden, waar hij de Remonstrantse confessie, door Simon Episcopius in 1621 in het Latijn opgesteld, vertaalde in het Nederlands. In 1633 schreef hij de kerkorde en in 1640 de catechismus van de Remonstranten. Hierin bleef hij in de lijn van de opvattingen van Arminius. Samen met deze ‘vader der Remonstranten’ is Uytenbogaert de vormgever van het Remonstrantisme. Hij is de auteur van Kerckeliicke Historie, postuum verschenen in 1647 – door ds. Jac. Trigland fel bestreden. 

Johannes Uytenbogaert overleed op 4 september 1644 in Den Haag. 

Literatuur

H.C. Rogge      Johannes Wtenbogaert en zijn tijd. 3 delen. Amsterdam 1874

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *