Kubbertus heeft naam gemaakt als een rechtlijnig denkende theoloog die op veel fronten streed tegen kerkelijke richtingen en stromingen die afweken van de Heilige Schrift en de Gereformeerde belijdenis. Hij had de onbetwistbare en onwankelbare overtuiging dat verzet tegen dwalingen zonder meer hoorde bij het theologiseren – een soort heilige plicht. Zijn optreden had vaak hoekige kanten. Maar zijn doel was vrede; een van zijn motto’s luidde ‘Ik heb een afkeer van hen die hun pen in gal dopen’. 

Opleiding en vorming

Sibrandus was als Sibet Lubben opgegroeid in Langwarden, op het Noord-Duitse platteland aan de kust van de Noordzee, westelijk van de monding van de rivier de Weser, ter hoogte van Bremerhaven.  Over zijn ouders zijn geen bijzonderheden bekend. In het gebied had de overheid, in de persoon van graaf Anton, in 153 de Lutherse Reformatie doorgevoerd. 

Sibet werd leerling van de Latijnse School in Bremen, waar de uit Vlaanderen gevluchte  pedagoog Johannes Molanus de leiding had. Diens reformatorische inzichten maakte Sibrandus zich volkomen eigen; dat werd versterkt doordat hij met enkele andere studenten inwoonde bij Molanus. 

Daarna studeerde Lubbertus aan veel academies die als de belangrijkste centra van de Reformatie mogen worden gezien: in Wittenberg (waar men de herinnering aan Luther en Melanchthon koesterde), in Genève (les van o.m. Beza), Marburg, Neustadt a.d. Haardt (les van o.m. Ursinus; daar ontmoette hij Franciscus Gomarus). In Genève sloot hij vriendschap met de eveneens Noord-Duitse student Ubbo Emmius, die vanaf 1594 in Groningen belangrijke onderwijsfuncties vervulde (Latijnse School, Universiteit). Lubbertus diende van 1582 tot 1584 als ‘ziekentrooster’ van de Gereformeerde Kerk in Emden (waar o.a. ds. Menso Alting diende); het was beroep met risico’s, gezien de vaak voorkomende pestziekte. Daarna kwam hij in beeld bij de stichters van de Academie van Franeker, waar hij bij de opening op 29 juli 1585 tot de eerste groep professoren behoorde. Nog in 1587 promoveerde Lubbertus tot doctor in de theologie te Heidelberg, onder rector Daniel Tossanus. In hetzelfde jaar trouwde hij met Gertrude (Truitje) van Oosterzee, wellicht afkomstig uit het Friese Oosterzee in Lemsterland. In hun huwelijk werd een dochter geboren.  

Hoogleraar 

Lubbertus had bij de start van zijn optreden in Franeker als collega’s de theologische professoren Martinus Lydius (uit Lübeck afkomstig) en de Hollander Henricus Anthonius van der Linden (ofwel Nerdenus). In de onderlinge taakverdeling nam Lubbertus eerst de bestrijding van de Rooms-katholieke kerkleer voor zijn rekening. Daarin heeft hij zich onderscheiden door tussen 1591 en 1607 een viertal geschriften uit te geven, respectievelijk over de dogmatiek, de paus, de concilies en de kerk. Iemand als Marnix van St. Aldegonde schreef in het dogmatische boek een inleiding. Uiteraard namen Rooms-katholieke theologen krachtig stelling tegen Lubbertus. Maar deze gaf de strijd niet op. 

Naast deze polemisch-theologische geschriften tegen Rome maakte Lubbertus zich ook op om de in het protestantisme opgekomen ketterijen van de Socinianen en de Arminianen te bestrijden. In dat kader verklaarde hij zich een tegenstander van de benoeming van Conradus Vorstius als opvolger van Arminius in Leiden. Maar eerder al had Lubbertus zich in Den Haag op een officiële vergadering met de Arminianen (ook Arminius zelf was aanwezig) tegen de opvattingen uit deze kring gekeerd, 1607. Pogingen van Lubbertus om met Oldenbarnevelt en Uytenbogaert tot een vredesbeleid te komen mislukten. In 1610 kwamen de volgelingen van de in 1609 overleden Arminius met hun Remonstrantie – een beginselverklaring, bestemd voor de Staten van Holland.

In het vervolg van de kerkelijke strijd met de Remonstranten nam Lubbertus zijn pen op tegen de jonge rechtsgeleerde sympathisant van de Remonstranten Hugo de Groot. Deze had zijn eerste kerkpolitieke geschrift gecomponeerd onder de titel Pietas Ordinum(over de vroomheid).  Het was een kritisch schrijven met name aan het adres van Sibrandus Lubbertus, de zeer overtuigde Contra-Remonstrant uit Franeker. Diens rechtlijnige veroordeling van  zowel de omstreden Conradus Vorstius als de Remonstrantse leer en kerkpraktijk achtte De Groot niet in overeenstemming met ware vroomheid. Het werk dat eerst in het Latijn verscheen, maar al spoedig ook in het Frans en het Nederlands, kreeg een ongedacht groot lezerspubliek. En het leverde De Groot een stroom aan reacties op, vooral  uit het kamp van de Contra-Remonstranten. In 1614 gaf Lubbertus zijn Responsio uit dat in een opvallend milde toon was geschreven. Desondanks verboden de Staten van Holland de verkoop van dit boek van 199 bladzijden. Na de Dordtse Synode kwam het boek weer vrij in de handel. 

Afgevaardigd naar de Dordtse Synode was hij bij de start door ziekte verhinderd op tijd aanwezig te zijn; hij kwam pas toen de 11dezitting hehouden werd, maar werd gewoon toegelaten op grond van zijn credentiebrief. 

In Franeker heeft Lubbertus verschillende kleine en grote conflicten gehad, de zwaarste wellicht met de uit Polen afkomstige collega Johannes Maccovius. Deze was in 1614 gepromoveerd bij Lubbertus, maar de verstandhouding werd na de benoeming van Maccovius in 1615 steeds slechter, zowel door de levensstijl van de Pool als door zijn scholastische manier van redeneren over theologische zaken. 

In eerdere jaren heeft Lubbertus meegewerkt aan de Reformatie van Groningen na 1594 door zijn collega Martinus Lydius en de in Emden dienende Menso Alting (geboren te Eelde) te adviseren met het opstellen van een kerkorde. 

Op 10 januari 1625 overleed Lubbertus In Franeker en in hetzelfde jaar overleed ook zijn vrouw.  

Literatuur

C. van der Woude        Sibrandus Lubbertus. Leven en werken in het bijzonder naar zijn correspondentie. Kampen 1953; vgl. Van der Woude in BLGNPdeel 1

Id.                                  Hugo Grotius en zijn ‘Pietas’. Kampen 1961 (inaugurele rede).