Christenen die hun vakantie in Kroatië willen doorbrengen zijn waarschijnlijk niet echt bekend met het feit dat in dit land ooit een man werd geboren die discipel van Luther is geworden. De vakantieganger moet eens rondkijken op het schiereiland Istrië, in het stadje Labin, waar deze Lutherse voorman het levenslicht zag. Staat zijn geboortehuis er nog? Op de plek van dat huis staat nu een stevige bedrijfswoning. Maar wat nog veel interessanter is: Labin heeft een museum dat de herinneringen aan een aantal groten uit hun plaats levendig houdt. En daar zijn uitgebreide voorbereidingen getroffen voor een herdenking. Trouwens, ook de wetenschappelijke wereld boog zich al enkele keren over de erfenis van de man die we hier aan u voorstellen. Men is er in Labin heel trots op.
De naam van deze Kroatische Lutheraan is: MATTHIAS FLACIUS ILLYRICUS. Geboren op 3 maart 1520, nu dus 500 jaar geleden. Hij leefde 55 jaar en overleed in Frankfurt am Main op 11 maart 1575. Zijn leven was een waar strijdtoneel.
Afkomst en milieu
Matthias (of in het Kroatisch: Matija) werd een half millennium geboren te Albona, een stadje in de toenmalige Republiek Venetië. Hij was de jongste van zes kinderen in een Kroatisch gezin dat behoorde tot de Rooms-katholieke kerk. De Reformatie van Luther was in 1520 in dat verre land nog niet goed doorgedrongen. En bij het woord reformatie denken we niet direct aan gebieden dicht bij Italië, waar de paus zijn dictatoriale macht uitoefende tegenover de uitspraken van de Heilige Schrift. En die niet terugdeinsde om kritische christenen met excommunicatie of brandstapel te bedreigen.
De naam van de geboorteplaats is nu Labin; en Illyricus, de laatste naam van Matthias, verwijst naar de kuststrook aan de Adriatische Zee, dat als Illyrië te boek staat.
Vader Andrea Vlacich was grondbezitter in het klein, moeder Jacobea Luciani was van voorname afkomst en had in de familie mensen die openstonden voor reformatorische stemmen uit Duitsland en Zwitserland. Toen Matija 12 jaar was overleed zijn vader, terwijl de knaap zich op de ‘basisschool’ al prima had ontwikkeld. Moest dat nu worden stilgelegd? Het beraad in de familie leidde ertoe dat Matija op 16-jarige leeftijd naar het nabije Venetië kon gaan om zich op de school van San Marco (= Marcus) verder te verdiepen in het Latijn – en in de geschriften uit de kringen van Renaissance en Humanisme.
Venetië – Basel – Tübingen – Wittenberg
Matthias’ leermeester in Venetië was Egnazio Giambattista di Cipelli die als humanist wel correspondeerde met Erasmus. Door Egnazio kreeg Mathias de liefde voor historie mee – vooral waar het ging om biografische gegevens van keizers van Rome en Byzantium. Maar de invloedrijkste docent was zijn oom, Baldo Lupetina (ook geboren in Albona, 1502) die in een klooster leefde op het eiland Cres (tegenover de plaats Krk in Kroatië). Deze Franciscaner broeder durfde het aan om zijn jonge neef teksten van Martin Luther te laten lezen. Zelf ging Lupetina over tot de Lutherse Reformatie, en gaf hij Matthias de raad om verder te studeren in Duitsland, bij voorkeur in Wittenberg.
Baldo Lupetina werd later gearresteerd en door de Venetiaanse inquisitie stevig verhoord; hij stierf in gevangenschap in 1556. Zijn geboortehuis in Labin is nu het Nationaal Museum, waar men de gedachtenis aan hem in ere houdt.
Matthias vervolgde zijn studie eerst in het humanistisch-reformatorisch centrum Basel, waar hij Nieuwe Testament studeerde bij Simon Grynaeus en Grieks bij Oporinus. Hij werd ingeschreven als een student uit de pauperklasse – armoede was daar geen verhindering om te studeren! Collegegeld hoefde hij niet te betalen. Wel moest hij als arme student bij elk werkstuk naast zijn naam de term ‘pauper’ vermelden… Een groot voorrecht was dat Grynaeus hem in zijn huis opnam. Al duurde zijn studietijd daar slechts één jaar.
Het humanistencentrum Tübingen werd de nieuwe studieplaats van Matthias, ooit had Melanchthon daar gestudeerd. Hier werd hij verder onderricht in de talen van de Bijbel. Ook leerde hij het Duits zo goed dat hij vertalingen kon maken van het Duits in het Kroatisch.
Twee hoogleraren stimuleerden hem om nu naar Wittenberg te gaan. Daar aangekomen liep hij colleges bij Melanchthon; enige tijd later kwam hij diep onder de indruk van Luthers optreden. Matthias Flacius was er bijzonder blij mee – hij zag er het werk van de Heilige Geest, zowel in het bestuderen van het Woord van God als in de verkondiging door de reformator.
Zo werd Flacius de eerste protestantse voorman van de Kroaten. In het naburige Balkanland Slovenië werd Primoz Trubar (1508-1586) de voorman van de Reformatie. Ook buiten het Duitse rijk begon de Reformatie ook merkbaar te worden!
Ontmoeting met Luther
De eerste ontmoeting van Flacius met Luther vond plaats toen de Kroaat bijna 23 jaar oud was. In zijn latere Apologiabeschreef Flacius die ontmoeting:
“Ik woonde toen in huis bij dr. Friedrich Backofen in Wittenberg; hij was toen diaken in de kerk. Mij bekroop het nare gevoel dat ik spoedig zou sterven. Dr. Backofen merkte op dat ik door mijn innerlijke angst niet in staat was te studeren. Hij vroeg mij in vertrouwen om hem te vertellen wat mij mankeerde. En dat deed ik. Hij begreep dat en bood mij hulp met raad en gebed. Daarna zette hij de stap om dr. Pomeranus, d.i. dr. Johannes Bugenhagen uit Pommeren, pastor van de Mariakerk in Wittenberg te overtuigen om mij naar dr. Martin Luther te begeleiden. Luther troostte mij met het verhaal van zijn eigen leven, alsook met het Woord van God. Toen daarna de gemeente van de Mariakerk in Wittenberg voor mij ging bidden, nam de kwelling dag na dag af en na een jaar voelde ik me weer goed.”
Het betekende echter niet dat de ‘depressie’ verdwenen was; soms kwamen naar zijn eigen woorden de ‘aanvechtingen’ terug en was hij gedesillusioneerd in zijn Godsgeloof, denkend dat God boos op hem was en over hem Zijn wraak wilde uitgieten. Ook meende hij de duivel te zien achter al deze kwellingen. Maar Flacius begon in te zien dat zijn eigen én Luthers persoonlijke ervaringen veel op elkaar leken. Twijfels en onzekerheden behoorden bij het leven van Gods dienaren. Door te vertrouwen op God en op de hoop van het eeuwige leven kwam Flacius deze moeiten te boven.
Docent
Aan de universiteit van Wittenberg was Flacius intussen geen onbekende meer. Zijn geleerdheid was voldoende geroemd om hem in 1544 te benoemen tot docent aan de Leucorea (de naam van de universiteit). Met volledige instemming van Luther. Zijn taak: het doceren van het Hebreeuws.
Een jaar later trad hij in het huwelijk met Elisabeth, de dochter van pastor Michael Faust uit de plaats Dabrun, dichtbij Wittenberg. Samen kregen ze 12 kinderen; na het overlijden van de moeder in 1564 trouwde Flacius opnieuw en werd daarna vader van nog 6 kinderen.
Luther was getuige van de eerste huwelijkssluiting van Flacius; daaruit bleek de erkenning van het wetenschappelijke werk van Flacius. Helaas kwam later het bericht in Wittenberg binnen dat Luther op een reis was overleden in Eisleben (zijn geboorteplaats), 18 februari 1546.
Zelfstandig als leerling van Luther
Vanaf deze tijd moest Flacius – nog maar 26 jaar jong – zelfstandig verder gaan. Dat deed hij in grote loyaliteit tegenover het werk van Luther. Hij zag dat als zijn levensopgave. Waar hij de grote hervormer ook maar kon verdedigen, deed hij dat met volle overtuiging. Hij werd daarmee de belangrijkste leider van de Gnesio-Lutheranen, d.w.z. díe volgelingen van Luther die zijn woorden als volle waarheid verdedigden. En dat botste meer dan eens, ook met erkende voormannen. We noemen de volgende persoonlijkheden, waarbij ik hier volsta met een korte typering van het strijdpunt :
- Philippus Melanchthon – deze grote geleerde was in (te) veel dingen bereid tot compromissen met keizer Karel V en niet-lutherse kerkleiders; Flacius zag geen ruimte voor compromissen.
- Andreas Osiander – deze kerkleider was wel Lutheraan, maar neigde te veel tot rooms-katholieke leerstellingen en liturgische praktijken; Flacius was scherp anti-rooms.
- Caspar von Schwenckfeld – deze doperse leider was een ‘geestdrijver’ ofwel ‘spiritualist’ die meende los van het Woord van God te kunnen prediken.
- Theodorus Beza – deze leider van de gereformeerden na Calvijn was met name in de leer van het Avondmaal erg verschillend van Luther.
- Caspar Olevianus – deze mede-opsteller van de Heidelbergse Catechismus was in de ogen van Flacius voluit gereformeerd;vooral te merken in de leer van het Avondmaal.
- Victorin Strigel – deze Duitse geleerde was een ‘Philippist’, d.w.z. een zuivere volgeling van Philippus Melanchthon; ook bereid tot compromissen.
Middelmatige kwesties
Als typisch voorbeeld van de strijdvaardigheid van Flacius noemen we zijn permanent gevecht over de vraag of elk geloofsthema een even zwaar gewicht heeft. Naast de hoofdpunten van de christelijke leer, zoals in de belijdenissen aangegeven, zijn er immers ook zaken van minder gewicht, die men als ‘middelmatig’ aanduidt. Met een vreemd woord noemt men die de ‘adiaphora’. Hoe meer er van die thema’s werden aangedragen, hoe sterker Flacius zich ertegen verzette. Hij vreesde dat het christelijk geloof zou vervlakken als de ‘adiaphoristen’ steeds meer terrein zouden winnen. Het kon gebeuren dat zelfs zaken als erfzonde en vrije wil tot de ‘adiaphora’ werden gerekend. Dat was volgens Flacius invloed van Rome en het (semi-)pelagianisme.
Weer rondtrekken
De spanningen met tegenstanders begon al vrij snel na het overlijden van Luther. Omdat Flacius als strijdbare Lutheraan niet overal meer welkom was – hij miste de soepelheid in zijn oordelen – werd hij opnieuw een man met een onzekere toekomst. Enkele momenten uit deze tijd zijn:
- De overstap naar Maagdenburg. Daar wilde men niet buigen voor de macht van de keizer die zijn kerkelijke ordening aan Duitsland wilde opleggen (Interim). Hier voelde Flacius zich thuis; hij zag de stad als ‘Gods kanselarij’. Flacius zette hier een groot project op dat zou moeten resulteren in de uitgave van een groot kerkhistorisch overzicht – de ‘Maagdenburger Centuriën’. Het was de eerste moderne kerkgeschiedenis van protestantse zijde, uitstekend gedocumenteerd (zoals een ‘humanist’ dat behoorde te doen). Kenners spraken van een opvolger van Eusebius van Caesarea (Vroege Kerk). De eerste 3 banden verschenen in 1559; de laatste, nr. 13, in 1574.
Een ander belangwekkende zaak is een voor het eerst door Flacius in het Kroatisch vertaald werk met de titel: Een gesprek tussen een Papist en een Lutheraan; hiervoor nam hij de schuilnaam aan: Anton Senjanin.
- Flacius vervolgde zijn academische ‘tournee’ met een professoraat in Jena. Hij werd er hoogleraar Nieuwe Testament. Daarnaast ging hij door met zijn verzet tegen de Philippisten. Hij bestreed vooral Victorin Strigel op de thema’s erfzonde en vrije wil.
- Flacius vertrok daarna naar Regensburg, maar vond er geen betrekking als docent.
- Een bijzondere verhuizing was die naar Antwerpen. Daar was prins Willem van Oranje in het befaamde jaar 1566 burggraaf. Hij streefde naar godsdienstvrede, maar kreeg in Antwerpen te maken met stevige verschillen tussen Lutheranen en Calvinisten. Om deze twee protestantse partijen dichter bij elkaar te brengen werkte Oranje mee aan de versterking van de Lutherse partij. Daarvoor werd een aantal nieuwe predikanten uit Duitsland binnengehaald, onder wie Matthias Flacius. Diens optreden werd helaas een mislukking. Hij gaf niet toe aan Calvinisten. De komst van de nieuwe landvoogd Alva zorgde ervoor dat veel protestanten de stad verlieten en in Duitsland een veilig heenkomen zochten.
- Flacius reisde naar Straatsburg, altijd een gastvrije stad, zeker voor geloofsvluchtelingen. Maar ook hier stelde Flacius zich zeer strijdbaar op; de stadsoverheid wees hem daarom uit.
- Daarop volgde de reis naar Frankfurt am Main, waar hij voor zijn gezin met moeite onderdak kreeg in een vrouwenklooster. Daar overleed hij omringd door zijn familie en enkele vrienden.
Matthias Flacius Illyricus was een bekwaam wetenschapper, hij heeft meer dan 200 geschriften op zijn naam staan. Maar hij was vooral een strenge Lutheraan die de bewaring van Luthers erfenis hoog in het vaandel had staan. Helaas werd daardoor de geloofseenheid van de kerk versmald.
Literatuur
Irene Dingel u.a., Matthias Flacius Illyricus. Göttingen 2019