Haller staat niet te boek als een vooraanstaand man in de historie van de Reformatie. Toch zien we hem bezig in een van de grote steden van de Zwitserse Eedgenootschap, namelijk in BERN, de tegenwoordige hoofdstad van de ‘Confoederatio Helvetica’ (CH). Dat niet alle grotere steden van Zwitserland met de Reformatie meegingen, had als reden de nog altijd sterke kracht van lokale gemeenschappen van de pauselijke kerk en van pausgezinde elites die hun eigen legers wisten te mobiliseren. Dat Bern, de ‘berenstad’, toch een reformatorisch centrum is geworden is vooral het verhaal van Berchtold Haller. Zijn inzet mag zeker onze aandacht hebben.
Afkomst en vorming
Haller was van huis-uit geen Zwitser, maar een inwoner van de regio Württemberg, in het zuiden van Duitsland. De plaats waar hij het levenslicht zag heet Aldingen, heel ver van de grens met Zwitserland. Hallers geboortejaar staat echter niet vast, diverse schrijvers kiezen voor 1490 of 1494, maar er zijn ook die het midden kiezen, dus voor 1492. Daarmee is hij een kleine tien jaar jonger dan Zwingli en Luther en meer een leeftijdgenoot van Martin Bucer. Het ouderlijk milieu was dat van de boeren, maar dan als ‘onvermogende landslieden’ aangeduid. Dat zoon Berchtold kon gaan studeren was een klein wonder. Zijn ouders stuurden hun pientere zoon naar de Latijnse School in Rottweil, de oudste stad van Baden-Württemberg, die evenwel aansluiting had gezocht bij de Zwitserse Eedgenootschap. In Rottweil had hij o.m. als leermeester Michael Rubellus, een bekend humanistisch georiënteerde filoloog. Daarna ging de Aldinger boerenzoon naar de stad Pforzheim, waar hij de jonge student Melanchthon meemaakte. Vervolgens voerde de studie Berchtold naar de universiteit van Keulen, waar hij een voorlopig eindstation bereikte met het behalen van zijn graad van magister artium, 1511. Na ruim 2 jaar keerde hij terug naar Rottweil om daar als aankomend leraar te dienen. Zijn diepe wens werd vervuld toen hij omstreeks Pinksteren 1513 door Rubellus naar Bern werd geroepen om bij hem als assistent te dienen – zijn vroegere leermeester was naar ‘de stad van de beren’ vertrokken. De bescheiden Haller deed plichtsgetrouw zijn werk en won het vertrouwen van veel vooraanstaande mensen in Bern. Hij zag de regio Bern als zijn nieuwe vaderland. Het bakkersgilde van Bern koos hem in 1519 tot hun kapelaan, terwijl hij in mei van hetzelfde jaar tot predikant werd aangenomen – dit alles gebeurde in de nog door de rooms-katholieke clerus beheerste context. In 1520 kreeg Haller er een kerkelijke functie bij met de benoeming tot koorheer ofwel kanunnik aan een abdijkerk – daardoor was zijn inkomen voortaan verzekerd (door een zogeheten prebende, een soort beurs van de kerk).
De eerste tekenen van de Reformatie
In Hallers leven speelde de Bijbel een grote rol. Na de uitgave van Erasmus’ Nieuwe Testament in 1516 – en de nieuwere, verbeterde edities in latere jaren – was het voor mannen als Haller een feest om studie te maken van het Nieuwe Testament. Maar het Oude Testament werd bepaald niet vergeten – de samenhang in het ene Woord van God was een wezenlijke zaak voor het goed verstaan van de wil van God en zijn genade in Christus.
Intussen werd in de Zwitserse christenheid de roep van Huldrych Zwingli gehoord die met zijn verkondiging in Zürich, door middel van de ‘lectio continua’, d.w.z. de doorgaande lezing van een Bijbelboek, de rijkdom van Gods Woord duidelijk maakte. Daarnaast was Zwingli ook de man die de vele kerkelijke gebruiken een voor een afwees als hulpeloze pogingen om de weg naar God te vinden. Daaronder viel ook de aflaat die door ene Bernard Samson werd afgekondigd. Steeds vaker kreeg de kerkleiding te horen dat de weg die Zwingli wees Bijbels verantwoord was en dat zijn reformatie de juiste route was naar echt herstel van de kerk. Wat ging Haller doen?
Hij stond in contact met leeftijdgenoten – Melanchthon, Wolmar e.a. – die allen openstonden voor vernieuwing van de kerk en theologie, waarmee Luther een begin had gemaakt. In 1521 bezocht Haller de reformator Zwingli in Zürich en dat klikte meteen. Hun vriendschap werd een stevige band. Voortaan klonken Hallers preken de hoorders als evangelische muziek in de oren. Nu vormde zich in Bern een kring van reformatorisch gezinden – onder hen de oudere classicus Thomas Wyttenbach en de schilder en dichter Niklaus Manuel – die wilden bereiken dat de stad overging tot Reformatie in de geest van Zwingli.
De eerste stappen naar de Reformatie van Bern
Een sterke impuls ging in juli 1522 uit van de preek die – op verzoek van Haller – gehouden werd door de rondtrekkende Franciscaner monnik Frans Lambert von Avignon. Deze reformatorische gezinde geestelijke sprak voor een grote menigte die geboeid raakte door de hier verkondigde evangelische leer. Ook preekte de Franciscaner geleerde dr. Sebastian Meyer in evangelische geest. Het werd de opmaat naar de eerste stap van Bern op de weg naar reformatie: de Raad van Bern besloot tot ’vrije prediking van het evangelie’. Maar veel verder kwam het niet. De invloed van de tegenstanders van reformatie was groot. Haller trok zich dit nogal aan, hij was ook in eigen ogen wellicht te schuchter en dus weinig doortastend. Het was alsof de priesters van Bern dat scherp aanvoelden; ze verklaarden Haller openlijk tot ‘aartsketter en dikbuikige leugenaar’. Haller stond op het punt zich terug te trekken naar Bazel, onder het voorwendsel daar verder te willen studeren. Maar daar stak Zwingli een stokje voor: hij bezwoer Haller in Bern te blijven, de moed te tonen om door te gaan op de weg van de Reformatie. Ja, hij moest de ‘wilde beren’ maar eens temmen – daarbij doelde hij op de die hun naam aan de stad hadden gegeven. Haller bleef op zijn post, hoewel Sebastian Meyer de stad werd uitgezet.
Kort daarna kreeg Haller onverwachte hulp van Niklaus Manuel, die veel populariteit genoot. Zijn wens was een tolerante samenleving, waar veel Berners zich goed in konden vinden. Haller nam nu zijn preekactiviteit weer op en preekte net als zijn grote voorbeeld Zwingli volgens de methode van de lectio continua. In 1525 stopte hij met de bediening van de mis. Het gevolg was dat Haller werd ontslagen; toch mocht hij wel blijven roeken! Voortaan werd het Heilig Avondmaal onder twee gedaanten gevierd en werd de leer van de transsubstantiatie losgelaten. De Raad van Bern bleef nog enige tijd vasthouden aan de zeven sacramenten, maar gaf de priesters wel de vrijheid om te trouwen. Verder werd de aflaathandel verboden.
Godsdienstgesprekken
Op verzoek van de Kleine Raad van Bern nam Haller in 1526 als enige protestant deel aan het godsdienstgesprek met de rooms-katholieken in het Zwitserse Baden. Daar confronteerde hij zich met de veelweter Johann Eck uit Ingolstadt, bekend als fervente tegenspeler van Luther. Deze conservatief-roomse geleerde benadrukte de wettigheid van de mis en de daarmee verbonden kerkleer, maar Haller bleef dat ontkennen vanuit het evangelie. Het leverde hem van de kant van de Kleine Raad van Bern een veroordeling op en het verlies van zijn prebende; maar de Grote Raad sprak Haller vrij, evenwel zonder dat hij weer zijn inkomen kreeg. Maar de omslag in kerk en samenleving stond eraan te komen: de Raden van Bern kregen – via verkiezingen – steeds meer leden die voorstander van hervorming waren. De Grote Raad, de machtigste instelling, besloot nu om in januari 1528 een groot godsdienstgesprek in Bern zelf te houden, waarna deze raad zou besluiten hoe de toekomst eruit zou zien voor kerk en stad. Haller bereidde zich met zijn collega Franz Kolb erop voor door in overleg met Zwingli 10 stellingen te formuleren over o.m. het gezag van de Bijbel, de toerekening van het heil, de functie van de beelden en het priesterhuwelijk. Op de openingsdag, 7 januari, hield Haller de openingsrede. Hij en zijn reformatorische vrienden hadden het genoegen een groot aantal vooraanstaande reformatoren te verwelkomen: Zwingli, Bullinger, Oecolampadius, Bucer, Capito en Farel. Honderden theologen waren benieuwd naar dit belangrijke gesprek. Toen Haller op 26 januari zijn slotrede hield, was de uitkomst duidelijk: een glansrijke overwinning voor de reformatorische partij. En dat bleek ook op 7 februari 1528 toen de Grote Raad, die de macht van de Kleine Raad sterk had weten te beperken, voor het hele Berner kanton vaststelde – op voorstel van Haller! – dat men voor de Reformatie had gekozen en dat hiervoor veel kerkelijke en maatschappelijke veranderingen moesten worden doorgevoerd. De uitwerking van dit besluit heeft in de dorpen rond Bern nog veel conflicten opgeleverd, maar de fundamentele beslissing werd niet teruggedraaid.
Na een jaar brak er in de Eedgenootschap oorlog uit die er in oktober 1531 toe leidde dat Zwingli met veel Zürichers sneuvelde in de Slag bij Kappel. De nederlaag van de protestanten kwam hard aan en de samenwerking tussen Bern en Zürich raakte ook onder spanning. Maar de gevolgen van deze strijd bleven beperkt en het reformatorische veranderingsproces in Bern kon doorgaan zoals dat in 1528 was vastgesteld.

Berner Synode
Het duidelijkste bewijs voor het continueren van de Reformatie was het bijeenroepen van de eerste Berner synode, waar 200 predikanten uit alle delen van protestants Zwitserland bij elkaar kwamen. Helaas kon Heinrich Bullinger niet aanwezig zijn, maar Haller kreeg uitstekende hulp van de Straatsburgse voorganger Wolfgang Capito. Hun gezamenlijk voorbereide voorstellen kregen veel bijval en de Reformatie in Zwitserland werd zo verdeeld dat de oostelijke regio vanuit Zürich werd bijgestaan en de westelijke regio evenzo vanuit Bern, waarbij Guillaume Farel de centrale figuur werd. Hij zou in 1536 in het mee door Bern bevrijde Genève de nog jonge Calvijn binnenhalen en binnenhouden, wat voor de toekomst van de Reformatie daar en van heel Europa een grote zegen is geworden.
Een korte periode heeft Haller zich in alle vriendelijkheid bemoeid met anabaptisten. In een debat met Haller in Zofingen vroegen ze aandacht voor hun probleem: konden ze niet als minderheid in het protestantse Bern worden erkend? Na advies van Bullinger werd hun idee verworpen: de burgerlijke overheid moest hen geen ruimte verschaffen.
Laatste jaren
Haller zelf begon de last van al deze zaken steeds meer te voelen en ondanks hulp van een aantal collega’s werd zijn conditie er niet beter op. Het was ook geen verlichting van zijn taken dat hij in 1532 benoemd werd tot de eerste Dekaan van Bern en daarmee de leider van de gereformeerden in stad en kanton. Samen met Capito stelde Haller een kerkorde op voor de kerken in de regio Bern. In veel kwesties die hiermee samenhingen nam Haller een gematigde houding aan. Hij was bepaald geen ‘Prinzipienreiter’, maar een verdraagzaam man die in zijn eenvoud het gelijk gemakkelijk bij anderen liet.
Omstreeks 1535 werd Haller ziek; na een vrij lang ziekbed overleed hij in Bern op 25 februari 1536. Hij liet een vrouw achter, Apollonia von Graben, die in 1529 als weduwe met hem was getrouwd. Zij moest na de dood van haar tweede man met één dochter uit haar eerste huwelijk verder; zij overleed na vele jaren in 1574.
Bern verloor een reformator die weinig pennenvruchten heeft nagelaten. Hij had zich bescheiden opgesteld en het niet van eigen moed en dapperheid verwacht, maar van de God die de kracht van zijn Verbond en Woorden op een getrouwe manier had getoond in het leven van Berchtold Haller.