Musculus mag voor velen een onbekende persoonlijkheid zijn, toch was hij een collega van de algemeen bekende reformatoren. Toen hij tot reformatie overging diende hij eerst de kerk in Straatsburg, daarna in Augsburg en Bern. Hij stond met Martin Bucer en Johannes Calvijn in contact en wist zich door hen gewaardeerd. Ook in Engeland was er rond 1560 veel vraag naar de werken van Musculus. Hij ging een confrontatie met de anabaptisten niet uit de weg. De Vlaming Marten Micron heeft het belang van Musculus’ werk ingezien en diens boek over de eed in het Nederlands vertaald en uitgegeven. Prof. Herman Selderhuis heeft in 1999 over hem een rectorale rede uitgesproken en vooral zijn oecumenische ecclesiologie belicht. In onze eeuw werden in Duitsland enkele dissertaties gepubliceerd over de opvattingen van Musculus. 

Afkomst en basisopleiding

Musculus werd als Wolfgang Müslin geboren op 8 september 1497 in het stadje Duss (nu: Dieuze) in de regio Elzas-Lotharingen, waar zijn vader Anton als kuiper zijn karige brood verdiende. Lotharingen maakte toen deel uit van het Duitse rijk. Zijn scholing kreeg de leergierige Wolfgang op Latijnse Scholen in de naburige plaatsen Rappoltsweiler, Colmar en Schlettstadt, in laatstgenoemde plaats was Martin Bucer in 1491 geboren. Deze scholen richtten zich op de ‘humanistische’ vorming, d.w.z. dat de leerlingen via de klassieke talen in contact kwamen met de klassieken die van belang waren voor de Europese cultuur. Erasmus was als ‘Prins der humanisten’ voor velen de gids bij uitnemendheid. Of Wolfgang toen al zijn achternaam – dat zoveel betekende als ‘muisje’ – in het Latijn vertaalde is ons niet bekend, hij koos voor de goed klinkende naam Musculus, waarbij men kan denken aan een gespierd man. In de literatuur komt ook de naam Wolfgang Dusanus voor, een verwijzing naar zijn geboorteplaats. 

Het klooster in

Na zijn klassieke basisvorming werd Wolfgang in 1512 – hij was nog maar 15 jaar – bij een toevallig bezoek aan het klooster van de Benedictijnen in het dorpje Lixheim (ook in Elzas-Lotharingen) uitgenodigd in te treden, vooral vanwege zijn mooie zangstem. Daar verdiepte hij zijn kennis van de klassieken. Zijn belangstelling ging ook uit naar muziek en theologie. Dat laatste gebeurde vanaf 1517 en hij leerde Luther waarderen. Hij preekte later op gezette tijden en bespeelde het orgel tijdens de kerkdiensten. Helaas zat een universitaire studie er voor hem niet in. Desondanks was Musculus’ kennis van de kerkvaders groot; in het bijzonder van hen uit de eerste drie eeuwen (de ‘voor-niceense patres’).  

Nadat de kloosterlingen in 1517/18 het intrigerende nieuws over de Augustijner professor Martin Luther hadden vernomen, begonnen sommigen zich in het geheim te verdiepen in de geschriften van deze Wittenberger. Het schijnt dat Musculus zijn waardering voor de opvattingen van Luther niet onder stoelen of banken schoof, maar via veel gesprekken en ook door zijn gewaardeerde preken bekend werd als ‘de Lutherse monnik’. Hij bleef als zodanig nog tien jaar in het klooster; in 1527 werd hij verkozen tot prior, maar hij verliet Lixheim en zocht een nieuwe toekomst in een zuiver reformatorische omgeving. 

Straatsburg

In de vrije rijksstad Straatsburg was Musculus welkom, zoals trouwens veel aanhangers van de Reformatie in Frankrijk, de Nederlanden of Duitsland – zeker als ze gevaar voor hun leven liepen. Maar een functie als geestelijk voorman zat er in Straatsburg voorlopig niet in. Hij vond er wel zijn bruid: Margaretha Barth – hun bruiloft werd gevierd op 26 december 1527. In hun huwelijk kreeg het paar negen kinderen, van wie zes zonen zich ook aan de dienst aan de kerk gingen wijden. Financieel zal het jonge gezin het niet breed hebben gehad, al zal dat iets verbeterd zijn toen Wolfgang een aantal maanden als wever-leerling actief was. 

In 1528 kreeg Musculus in de parochie van de vriendelijke voorganger Matthias Zell de functie van diaken aan een van de kerken van Straatsburg (de Münster). En daardoor kwam hij ook in contact met de oudere predikant Wolfgang Capito en met de boeiende voorganger Martin Bucer; hij werd diens secretaris. Bucer zorgde dat Musculus zijn eerste preekplaats kreeg in het naburige dorp Dorlitzheim. Hun relatie groeide uit tot een jarenlange vriendschap. Onder alle bedrijven door studeerde Wolfgang Musculus nu stevig door in de reformatorische theologie. 

Augsburg

Toen kwam de roeping uit Augsburg, de oudste stad van Beieren, om daar in 1531 als predikant te dienen in de kerk van het Heilig Kruis, in de vacature van Urbanus Rhegius die naar het Noord-Duiitse Celle was vertrokken. Dit verwonderde hem enigszins, omdat hij meende dat Rhegius inzake de leer van het Avondmaal aan de kant van Zwingli en Bucer stond; Musculus wist waarschijnlijk niet dat Rhegius een tussenstandpunt tussen Luther en Zwingli innam. Het stadsbestuur had de weg van religieuze tolerantie ingeslagen, maar toch had het de door Melanchthon opgestelde Augsburgse Confessie van 1530 (nog) niet aanvaard. De Raad was behoorlijk verdeeld; de raadsheren dachten dat met verdraagzaamheid veel goodwill te behalen was. Augsburg was met het befaamde bankiershuis van de Fuggers een uiterst belangrijk financieel centrum. 

Voor Musculus was een brief van Bucer en Capito aan de Raad van Augsburg van belang: die hielp hem over de drempel. Musculus was in hun aanbeveling een man die niet gesteld was op pracht en praal, die zich bescheiden opstelde, die een voortreffelijke kennis had van het Goddelijk Woord en daardoor goed paste in het profiel dat de raadsheren voor ogen stond. Musculus’ mening dat de eenheid van het protestantisme hem zeer aan het hart ging, heeft waarschijnlijk mee de doorslag gegeven dat hij een reeks van jaren in het (min of meer) Lutherse Augsburg kon dienen. In 1534 wist hij, samen met zijn collega Bonifatius Wolfahrt, te bewerken dat Augsburg officieel overging tot de Reformatie. 

Zo werkte hij van harte mee aan het bereiken van eenheid onder de Luthersen toen er in 1536 gewerkt werd aan de Wittenbergse Konkordie. Maar deze overeenstemming kreeg niet de instemming van Heinrich Bullinger, de opvolger van Zwingli. Daardoor beïnvloed nam Musculus het besluit om terug te keren naar zijn eerdere keus voor de Zwitserse theologie. 

In Augsburg kende men na 1530, toen keizer Karel V daar zijn rijksdag had gehouden, een grote rooms-katholieke minderheid die intussen heel wat kerkgebouwen had weten te behouden. Musculus riep de Raad van Augsburg op om door te gaan op de route van de Reformatie en de kerkelijke vernieuwing compleet door te voeren. Na geduldig wachten kon Musculus in juli 1537 in de Dom van Augsburg de eerste protestantse eredienst leiden. 

Confrontaties met de anabaptisten

In het begin van de jaren ’30 woonden er in Augsburg vrij veel anabaptisten. Hun aanhang was in de jaren ’20 groot geweest, maar de dopers werden zowel door de rooms-katholieken als de protestanten hevig bestreden. Hun belangrijkste leider was Augustin Bader, een chiliast die zich ‘Profeet en Koning’ noemde. Hij was in 1530 ter dood veroordeeld wegens vermeende plannen voor een opstand. Zijn executie vond plaats in Stuttgart. De beweging verdween niet echt – hoewel velen herriepen. In Straatsburg zat Melchior Hoffman in zijn cel te wachten op de glorieuze eindtijd waarin een van Duitslands steden uitverkoren was. Dat kon Straatsburg zijn, ook Augsburg en evengoed Münster. 

Het zette Musculus aan om deze sektarische stroming in woord en geschrift te bestrijden. Wellicht zouden naast de al gevangen gehouden dopers ook andere voormannen in de gevangenis worden opgesloten. Zij die hun opvattingen herriepen werden vrijgelaten, maar wel de stad uitgezet – en dat gebeurde onder bedreiging dat ze bij terugkeer zouden worden onthoofd. De stadsregering was wars van hun radicalisme. Dit krachtig optreden kreeg de volledige instemming van Musculus. In 1535 gaf hij een boekje uit getiteld Vom Ampt der Oberkait in sachen der Religion und Gottsdiensts. Daarin leerde hij dat de overheid grote verantwoordelijkheid droeg voor de kerk. 

Godsdienstgesprekken met rooms-katholieken

De jaren 1540-41 stonden in het teken van het zoeken naar eenheid met vertegenwoordigers van de Rooms-katholieke kerk. Centrale thema’s waren de leer van de transsubstantiatie: werden brood en wijn s veranderden in lichaam en bloed van Christus; en de leer van de rechtvaardiging: hoe was daarin de verhouding tussen het verlossingswerk van Christus en de mogelijke bijdrage van de gelovige mens? Hoe moest men dat zien: ‘de rechtvaardiging door het geloof alleen’? Was het een spel van woorden of stonden er geloofswaarheden op het spel? 

Achtereenvolgens werden de godsdienstgesprekken gevoerd in Hagenau, Worms (Musculus schreef hiervan het Protocol) en Regensburg. Alle vooraanstaande theologen uit het protestantse kamp – behalve Luther op wie de rijksban van toepassing was – en van ‘Rome’ lieten zich horen. Maar de weg naar elkaar toe werd niet gevonden. Musculus probeerde het nog eens in 1545 via een dispuut met de fel anti-lutherse theoloog Johannes Cochlaeus – echter tevergeefs. In Rome werd nu de route ingeslagen naar het in Trente te houden algemeen concilie – dat begon in 1545 en zou duren tot 1563, zonder dat de eenheid ook maar één stap dichterbij kwam. 

File:Wolfgang-Musculus.jpg - Wikimedia Commons

Vluchten uit Augsburg

In 1548 behaalde keizer Karel V een belangrijke overwinning op de legers van het protestantse Verbond van Schmalkalden. Daarmee kreeg hij de mogelijkheid het protestantisme in zijn rijk van de kaart te vegen. Met het door de keizer uitgevaardigde Interim van Augsburg werden vanaf 1548 de mogelijkheden van de reformatorische bevolking sterk beperkt. En wel zo, dat de predikanten als eersten voor hun leven moesten vrezen. Onder een scherp protest besloten Musculus en zijn eega met acht kinderen – de oudste was het huis al uit – de stad te ontvluchten en naar Zwitserland te ontkomen. Het moet een spectaculaire reis zijn geweest toen ze eindelijk aan de zuidkant van het Bodenmeer waren aangekomen. Vanuit de omgeving van Konstanz ging de tocht verder naar Bazel en Sankt Gallen, waarna ze uiteindelijk een veilig onderkomen kregen in Zürich, waar Heinrich Bullinger grote invloed uitoefende. 

Naar Bern

In februari 1549 kreeg Musculus de eervolle uitnodiging om in Bern aan de Hogeschool een vacature te vervullen (ontstaan door het vertrek van Simon Sulzer naar Bazel). Musculus nam de uitnodiging aan en werd als niet-academicus professor in de theologie. Hij behandelde een grote reeks van Bijbelboeken, zowel uit het Oude als het Nieuwe Testament en schreef daarbij zijn wetenschappelijke commentaren. 

Tot zijn overlijden op 30 augustus 1563 heeft hij zijn professorale taak kunnen uitoefenen. Zijn verbondenheid met Bern werd het begin van een soort ‘dynastie’ van de familie Musculus, doordat zijn nakomelingen hier ook onderricht gingen geven, te beginnen met zijn zoon Abraham, die zijn vader in 1565 opvolgde. 

Musculus was tijdens zijn professoraat bijzonder productief, tot zijn voornaamste werken behoren de Loci Communes, een dogmatisch handboek dat nog in de 16de eeuw vertaald werd in het Engels en Frans. Inzake de thema’s van Verbond en Avondmaal stond Musculus naast Calvijn; de in 1549 bereikte Overeenstemming van Zürich met Genève was reden tot grote vreugde. 

Centraal in Musculus’ visie op de kerk stond zijn ‘oecumenische’ voorkeur voor de Apostolische Geloofsbelijdenis. Door deze confessie als fundament voor de christelijke kerk te aanvaarden zou er ook veel bereikt kunnen worden in het samengaan van alle kerken van de Reformatie, of ze nu door Luther of Melanchthon, Bucer of Bullinger, Cranmer of Calvijn waren gesticht. Die boodschap mag ook in onze eeuw tot diepere bezinning leiden, om de eenheid van alle protestanten in Christus meer na te streven dan tot nu toe is gebeurd. 

Literatuur
H.J. Selderhuis, Oecumenische ecclesiologie. Ideale kerk en ideale overheid in de theologie van Wolfgang Musculus. Apeldoorn 1999