Nikolaus von Amsdorf: de eerste Lutherse bisschop van Naumburg

In het Oost-Duitse Saksen kende de Rooms-katholieke kerk tot in de 16de eeuw het bisdom Naumburg, ten zuidwesten van Leipzig. De laatste bisschop daar was Julius Pflug die in 1564 stierf, over wie we eerder schreven. Nu schenken we aandacht aan de eerste lutherse bisschop van Naumburg, Nikolaus von Amsdorf. Hij trad al vanaf 1542 op als een soort ‘tegenbisschop’ tegenover de door Rome aangewezen kerkvorst. Deze aanstelling is in zekere zin uniek, want met Amsdorf trad voor het eerst een lutheraan als bisschop op. Sinds die tijd kennen de Evangelische kerken van Duitsland bisschoppen, vaak dienend binnen de geografische grenzen van de voor-reformatorische bisdommen.  

Amsdorf als student en docent

Geboren op 3 december 1483 was Nikolaus von Amsdorf precies 24 dagen jonger dan Martin Luther; hij leefde 20 jaar langer dan de hervormer. De stad waar Nikolaus het levenslicht zag was Torgau aan de Elbe. Zijn vader Georg von Amsdorf was, evenals zijn grootvader, een hoge ambtenaar in dienst van de keurvorst van Saksen. Zijn moeder, Katharina von Staupitz, was een zus van de bekende Johann von Staupitz die als vicaris-generaal van de Augustijner orde de grote rol van biechtvader van Luther vervulde. De familie Von Amsdorf behoorde tot de elite van Saksen. 

Van Nikolaus is bekend dat hij als 14-jarige naar de Thomasschool in Leipzig ging, een in 1212 gestichte Latijnse school, waar de jongens in de kost waren. Het leerproces verliep vlot, want al na drie jaar werd Nikolaus aan de universiteit van Leipzig ingeschreven. Na zijn eerste wetenschappelijke graad te hebben behaald, ging hij in 1503 over naar de pas gestichte universiteit van Wittenberg, de Leucorea, waar zijn oom Johann von Staupitz als hoogleraar diende. Ook daar verliepen zijn studies, o.a. in de theologie en de filosofie, zeer succesvol. Hij werd  al spoedig benoemd tot decaan en docent. In 1516 werd hij bevriend met Luther die daar al enkele jaren als hoogleraar fungeerde. Een vriendschap met grote betekenis. 

Vriendschap met Luther

Het eerste schriftelijke bewijs van de nauwe verbondenheid tussen Amsdorf en Luther wordt gevormd door de Thesen(stellingen) die Amsdorf in 1516 opstelde naar aanleiding van de colleges, de zgn. Vorlesungen van Luther over de Brief aan de Romeinen. Toen Melanchthon om 1518 als docent aan de Leucorea werd verbonden, ontstond er een kring van reformatorisch gezinde geestverwanten – zoals Karlstadt en Linck – rond Luther, waar Amsdorf zich ook bij aansloot. Hij werd in de tijd na Luthers 95 stellingen een kordaat verdediger van de Bijbelse leer van de rechtvaardiging. In 1519 was hij een van de begeleiders van Luther naar het grote dispuut met dr. Eck in Leipzig. Terug in Wittenberg beijverde Amsdorf zich voor de afschaffing van de relikwieëndiensten aan de universiteit, waartoe ook besloten werd. Hij gaf een mooi boekje uit over de uitleg van het Onze Vader, zoals Luther die in zijn preken had aangereikt: Eyne christliche furbetrachtung so man will bethen das heylige vater unser (1519). De vriendschap tussen beide theologen werd steeds hechter. 

Amsdorf schrijft over de paus

De tocht naar de Rijksdag van Worms in 1521 maakte Amsdorf mee in het gezelschap van Luther. Toen de hervormer noodgedwongen op de Wartburg vertoefde – in ‘het rijk der vogelen’ – gaf Amsdorf samen met Melanchthon leiding aan de kerk in Wittenberg, hoewel hij ook niet kon voorkomen dat het radicalisme zich daar fel manifesteerde van mannen als Karlstadt en de Zwickauer profeten. 

Het leek erop dat Amsdorf op een speciale manier zelfs werd beïnvloed door de radicalen; hij ontwikkelde een bloedernstige eschatologische visie op de paus die hij als Antichrist schilderde, waarbij hij tevens aangaf dat de ondergang van de wereld aanstaande was. Dit zou gepaard gaan met opstanden tegen de keizer die zich tegen het evangelische geloof keerde. Zag Amsdorf hier de Boerenoorlog misschien al aankomen? 

Ook tegen dissidenten

Behalve de oud-gelovige rooms-katholieken kregen ook andere religieuze groepen van Amsdorf in scherpe bewoordingen te lezen hoe hij hun theologische opvattingen beoordeelde. Dat betrof vooral dissidente bewegingen zoals de doperse en de Zwingliaanse stroming in de Reformatie. Kinderdoop en avondmaal werden verdedigd met aan Luthers theologie ontleende argumenten, wat in het geval van Zwingli’s avondmaalsleer leidde tot steeds meer afstand tussen Luther en Zwingli en een misplaatste beoordeling van de Zürichse hervormer als geestdrijver. En waar Luther onbuigzaam was, gold dat ook van Amsdorf. 

Pastor in Maagdenburg

Op voorstel van Luther werd Amsdorf in 1524 benoemd tot pastor in Maagdenburg, waar hij als superintendent leiding gaf aan de invoering van de Reformatie. Als pastor was hij verbonden aan de St. Ulrichskirche. Dit was zo bedoeld door het stadsbestuur, hoewel de stad de zetel was van het prins-aartsbisdom – maar de verhouding met de aartsbisschop verslechterde uiteraard. De religieuze spanningen namen zelfs nog toe doordat de Zwingliaan Heinrich Knigge daar werkzaam was en ook de doperse voorman Melchior Hoffman er actief was. Amsdorf bekritiseerde in meer dan één geschrift de visie van Hoffman op de Openbaring; die werd als slecht onderbouwd en speculatief afgewezen. Intussen bleven de geestelijken aan de Dom nog preken in de geest van de goede werken. Amsdorf wist stap voor stap de kerkelijke samenleving naar zijn inzichten te hervormen en deed dat ook in Goslar en in een stadje bij Hannover. Hij handelde in overeenstemming met de kerkpolitiek van keurvorst Johann Friedrich van Saksen. Daar kwam de ijverige Amsdorf in een aantal geschriften openlijk voor uit. 

Naumburg komt in beeld

In 1541 koos het Domkapittel van Naumburg in de vacature van de overleden bisschop Philipp von der Pfalz de zeergeleerde Julius Pflug, maar diens indiensttreding stuitte op grote moeilijkheden. Al gold hij wel als reform-gezind, hij was en bleef rooms-katholiek. Nu was de keurvorst van Saksen, Johann Friedrich, niet van plan nog weer een roomse bisschop in zijn vorstendom te laten optreden.  

Al gauw kreeg Luther een voorstel van de keurvorst: deze wilde dat de zijns inziens bekwame Nikolaus von Amsdorf de bisschoppelijke zetel in Naumburg zou bezetten. Al kende de Evangelische kerk tot dan toe geen bisschopsambt, er was wel ruimte voor de figuur van een superintendent – en die deed vrijwel hetzelfde werk als een bisschop. Nu had Amsdorf deze functie als eens vervuld, dus was het voor hem geen groot probleem om aan de wens van de keurvorst en ook van Luther te voldoen. En zo werd Amsdorf op 20 januari 1542 door Luther zelf in de Dom van Naumburg ‘geordineerd en gewijd’ tot bisschop – de eerste binnen de Evangelische kerk. Amsdorf hield twee dagen later zijn intredepreek in de kloosterkerk van Zeitz. In deze plaats ging bisschop Amsdorf ook wonen, namelijk in het bisschoppelijk slot. De bevolking van het bisdom was intussen al in meerderheid Evangelisch geworden, al was er nog wel een rooms-katholieke elite.  

Oorlog

In 1546 brak de Schmalkaldische oorlog uit: Karel V zette alle sop alles om de protestantse vorsten en steden aan zich te onderwerpen. In de eerste jaren lukte hem dat. Ook Naumburg viel in handen van de troepen van de bondgenoten van Karel V. Amsdorf moest vluchten, hij ging wonen op een burcht die veilig leek. Maar toen die plek ook bedreigd en ingenomen werd, vertrok de bisschop tijdig naar het hem bekende Maagdenburg. Daar kwam hij in contact met de felle conservatieve lutheranen die weinig vertrouwen meet hadden in Melanchthon en alleen rekenden met de autoriteit van de inmiddels overleden Luther. 

De keizer kon intussen zijn wil opleggen aan veel Duitse territoria, waar hij zijn macht liet voelen door middel van het zgn. Interim. De protestanten die nu direct onder de Habsburgse macht vielen hielden weinig rechten over, maar tot uitroeien (door gedwongen overgangen tot de Rooms-katholieke kerk) kwam het niet. 

Gaandeweg de jaren van strijd verloor Karel steeds meer terrein en in 1555 moest hij erkennen zijn doelen niet te hebben bereikt. Het kwam in dat jaar tot de Vrede van Augsburg, waarbij het aan de Evangelische partij werd toegestaan hun religie in die regio’s uit te oefenen waar de wereldlijke overheid dat ook goed vond. “Wiens land, diens godsdienst”, was de leus.

Amazon.com: Nikolaus von Amsdorf: Champion of Martin Luther's ...

Eisenach

Omdat Naumburg al veel eerder dan die vrede weer in handen was gekomen van de protestanten kon Amsdorf na een korte onderbreking zijn ambt weer uitoefenen; maar als woonplaats koos hij nu voor Eisenach. Zijn taak heeft hij met veel nieuw beleid uitgevoerd. Hij liet het zwaardere werk, zoals de nodige visitaties aan plaatselijke gemeenten, over aan een jongere krachten, maar behield wel het toezicht. Amsdorf heeft in zijn laatste jaren nog verschillende werken van Luther heruitgeven. Zijn verstandhouding met Melanchthon werd er steeds slechter op; diens gematigdheid was de belangrijkste reden. De classicus overleed in 1560. 

Amsdorf stierf op 14 mei 1565 en werd begraven in Eisenach. De grafplaat in de Georgenkirche laat het wapen zien van de familie Amsdorf. In deze kerk werd 120 jaar later Johann Sebastian Bach gedoopt. 

Literatuur

Peter Brunner, Nikolaus von Amsdorf als Bischof von Naumburg: Eine Untersuchung zur Gestalt des Evangelischen Bischofsamtes in der Reformationszeit. (Schriften des Vereins für Reformationsgeschichte 179) Gütersloh 1961

Irene Dingel (Hg.), Nikolaus von Amsdorf (1483–1565): Zwischen Reformation und Politik. (Leucorea-Studien zur Geschichte der Reformation und der Lutherischen Orthodoxie 9.) Leipzig 2008. 

Jacob Sturm en Johannes Sturm: hervormingsgezinde Straatsburgers

We stellen de lezers twee heren voor die beiden de achternaam Sturm dragen en in dezelfde stad Straatsburg actief waren en ook nog in dezelfde tijd leefden, de eeuw van de Reformatie – al was de eerste wel 18 jaar ouder dan de tweede. Waren ze familie van elkaar? De heren worden, heel begrijpelijk, nog weleens met elkaar verward. Toch was hun dienst aan de samenleving verschillend, al raakten de politiek van de één en het onderwijs van de ander elkaar uiteraard wel. Hun streven was erop gericht het ware welzijn van de Straatsburgers te bevorderen. Dat was in de 16deeeuw bepaald geen sinecure. 

  1. Jakob Sturm

De volledige naam van de eerstgenoemde heer is Jakob Sturm von Sturmeck, in het Frans Jacques Sturm de Sturmeck. De naam Sturmeck is waarschijnlijk te verbinden met de locatie bij de Visserstoren in Straatsburg waar de familie een molen bezat. De uit de middeleeuwen stammende naam is later verkort tot Sturm, slechts enkele telgen van deze vooraanstaande familie dragen de volledige naam Sturm von Sturmeck. Zo ook ‘onze’ Jakob – hij moest onderscheiden blijven van die andere familie Sturm.  

Jakob zag het levenslicht op 10 augustus 1489 in Straatsburg, een stad die zich frank en vrij opstelde in het Duitse keizerrijk; het was alleen aan de keizer verantwoording schuldig = met een typisch Duitse term werd die positie als ‘Reichsunmittelbar’ bestempeld – en verder regelde men de stedelijke zaken in eigen verantwoordelijkheid.

Vader Martin Sturm was een patriciër die zonder veel ambitie zijn plaats innam in de Straatsburgse magistraat. Van moederszijde was de familie ook politiek actief, maar toch werd Jakob in eerste instantie voorbestemd voor een functie in de kerk. Daarvoor vervolgde hij na de Latijnse School zijn studie aan de universiteit van Heidelberg, waar hij onder leiding van de christen-humanist Jakob Wimpfeling zich van 1501-1504 verder bekwaamde in de vrije kunsten (artes liberales). Daarna werd gekozen voor de universiteit van Freiburg im Breisgau, waar Jakob van 1504-1508 theologie en ook rechten studeerde. Maar een keus voor een kerkelijk ambt maakte hij niet. Wel gaf hij soms onderwijs. 

Een werkkring gevonden

Jakob kon het zich permitteren een aantal jaren niets te doen. Hij hield zich alleen bezig met de boeiende ontwikkeling van het humanisme van Erasmus; een kring van jonge geleerden kwam zo nu en dan bij elkaar, veel van hen hadden Wimpfeling als leermeester gehad. Dat ‘nietsdoen’ duurde al met al tot 1517 – toen kwam het moment dat Jakob ging dienen als bibliothecaris en secretaris van graaf Heinrich von der Pfaltz, de proost van Ellwangen (in het oosten van het tegenwoordige Württemberg). Bij hem was hij actief tot november 1523 en deed veel bestuurlijke ervaring op. Maar de grootste ervaring was zijn ommekeer naar het Evangelie: Jakob werd een volgeling van Luther. Misschien had hij diens indrukwekkende dispuut in Heidelberg meegemaakt. Of waren het de grote verhalen daarna die duidelijk maakten wat Luthers ‘theologie van het kruis’ inhield? In ieder geval kon en wilde hij niet langer bij zijn voluit rooms-katholieke werkgever blijven. Deze Heinrich von der Pfalz werd in 1524 bisschop van Utrecht, later diende hij als bisschop van Freising.  

Terug in Straatsburg

Nu keerde hij terug naar Straatsburg, waar de Reformatie al begonnen was onder leiding van Matthias Zell, de theoloog en prediker aan de Münster van Straatsburg. Nu kreeg deze reformatorisch-gezinde prediker juist in 1523 nieuwe collega’s: Wolfgang Capito en Martin Bucer. Toen deze reformatoren naar verdere vernieuwing streefden, kregen zij de steun van de Raad van Straatsburg, 1 december 1523. Enkele maanden later, toen Jakob Sturm weer in Straatsburg woonde, liet hij zich kiezen tot lid van de Grote Raad, wat hem de mogelijkheid bood om de nu ingeslagen weg naar verdere kerkhervorming in goede banen te leiden. Dat betekende onder meer dat Sturm de Duitse Boerenoorlog, die zich ook aan de westzijde van de Rijn voordeed, zo ver mogelijk buiten de poorten van Straatsburg te houden. In deze tijd trouwde Jakob Sturm met de dochter van de Stettmeister (d.i. de eerste burgemeester) Hans Bock von Gersheim; maar zij overleed al in 1529, waarna Jakob niet een nieuwe huwelijkspartner heeft gezocht. In sommige perioden diende hij ook als burgemeester – na verkiezingen. 

Versterking van de Reformatie

Op twee fronten, het politieke en het kerkelijk-theologische, heeft Jakob Sturm zich ingezet voor het behoud en de versterking van de Reformatie. Dat begon heel duidelijk te worden in het jaar 1529. Als eerste letten we op zijn politieke streven. 

Als verantwoordelijk lid van de Raad van Dertien voor buitenlandse zaken werd Sturm afgevaardigd naar de Rijksdag van Speyer (= Spiers), 21 februari 1529. Dat Sturm daar vooral de zaak van de vrije rijkssteden naar voren bracht was uiteraard mede ingegeven door de vrees dat keizer Karel V aan sommige van die steden dat recht weleens kon ontnemen. En daarmee zou dan de Reformatie in Straatsburg veel verliezen, in de eerste plaats de inwoners van de stad, maar tegelijk ook de vele geloofsvluchtelingen uit Frankrijk, Duitsland en de Nederlanden. Een gelukkige omstandigheid was het feit dat Karel V internationaal klem kwam te zitten tussen zijn Franse rivaal koning Frans I en de oprukkende Turken in Midden-Europa. De keizer kon tegen de ketters geen vuist maken, ja hij moest zijn protestantse vorsten en steden zien te behouden, ook na hun Protestatio op de Rijksdag van Speyer, d.w.z. hun protest tegen de keizerlijke pro-roomse religiepolitiek. 

Ook het kerkelijk-theologisch aspect toont aan hoe Jakob Sturm bezig ging om de eenheid onder de Europese protestanten te bevorderen. Daarin stond hij in een vrijwel identieke denklijn als Philips, landgraaf van Hessen. Deze vorst nodigde alle leiders van de Reformatie uit op zijn hooggelegen kasteel in Marburg om met elkaar te spreken over theologische geschilpunten die zijns inziens een belemmering vormden voor politieke eendracht. In oktober 1529 kwam een heel bijzonder gezelschap naar Marburg; zo goed als alle reformatoren en hun medewerkers: Luther, Melanchthon, Zwingli, Oecolampadius, Bucer, Hedio, Osiander en nog vele anderen. Onder de meer politieke figuren zag men ook Jakob Sturm. De theologen confereerden over een groot aantal thema’s waarvan men meende dat daarin hun verschillen uitkwamen. Na enkele dagen bleek er een grote mate van overeenstemming te bestaan! Men hoopte dat dit ook zou blijken op het meest aangelegen punt van het Avondmaal, maar daarover werd men het niet eens. Als een soort slotdocument werden de 15 Marburger Artikeln opgesteld, waarvan het laatste artikel over het Avondmaal ging en waarvan een deel niet door alle gesprekspartners werd geaccepteerd. Met die restrictie zetten de deelnemers hun handtekening onder deze artikelen, waarmee toch de eenheidsgedachte benadrukt werd. In de praktijk kregen deze artikelen echter weinig status en al helemaal geen politiek effect. 

De Rijksdag van Augsburg 1530 liet zien dat de geloofseenheid tussen de protestanten niet bereikt was: de keizer kreeg drie afzonderlijke geloofsbelijdenissen aangeboden, de Lutherse, de Zwingliaanse en de belijdenis van vier steden waaronder Straatsburg. Jakob Sturm bood deze Confessio Tetrapolitana aan op de rijksdag. Hij verlangde dat de keizer de protestantse kerkgemeenschap zou dulden. De keizer schonk er geen bijzondere aandacht aan.

Jacob Sturm von Sturmeck - Wikipedia
Jacob Sturm

Reformatorisch politiek verbond

Voor Jakob Sturm vormden de ontwikkelingen in 1529 een belangrijk signaal: als de protestantse vorsten en steden in het Duitse rijk hun particularismen nu eens terzijde schoven en zich samen zouden richten op het gemeenschappelijke belang van het behoud van het protestantse geloof, dan zou de keizer hen niet zo gemakkelijk kunnen onderdrukken. Zo gebeurde het dat veel protestantse vorsten en steden na veel vijven en zessen het Schmalkaldisch Verbond oprichtten in februari 1531. Dat was voor Straatsburg met zijn politieke leider Sturm reden om zich daar ook bij aan te sluiten. En hij liet zich gelden: Sturm was in de jaren 1532 tot 1546 meestal aanwezig op de vergaderingen van de bondgenoten. Na 1546 werd de macht van het Schmalkaldisch Verbond enorm verzwakt doordat de keizer Maurits van Saksen aan zijn kant kreeg. Toen Karel V het Interim afkondigde, was ook Jakob Sturm als lid van de Raad genegen om een aantal roomse gebruiken in de kerk weer toe te laten. Deze pragmatische houding kon Martin Bucer was niet waarderen; hij wist naar Engeland uit te wijken. In 1552 wist Sturm te voorkomen dat zijn stad werd ingenomen door de Franse koning Hendrik II. Kort voort zijn overlijden op 30 oktober 1553 heeft Sturm nog meegemaakt dat de keizer de steun van Maurits verloor en daardoor zozeer aan macht inboette, dat de Reformatie haar verlies grotendeels weer kon wegwerken. 

Bibliotheek – academie – universiteit 

Samen met zijn naamgenoot (maar geen familielid) Johannes Sturm, over wie hieronder meer, nam Jakob in 1538 het initiatief tot de oprichting van een bibliotheek in het protestantse gymnasium. Dat kreeg een dusdanige uitwerking dat het gymnasium tot een breed wetenschappelijk centrum uitgroeide en na 40 jaar van keizer Maximiliaan II de status van academie kreeg, terwijl het in 1621 door keizer Ferdinand II tot universiteit werd uitgeroepen. 

Geloofsvluchtelingen

Toen in Frankrijk de geloofsvervolgingen meer en meer slachtoffers maakten (in de jaren ’30) nam de Raad van Straatsburg het besluit om 1500 Franse protestanten op te nemen en hen asiel te verlenen. Voor hen werd ook een kerkgebouw gereserveerd en een predikant gevraagd om hen pastoraal terzijde te staan. Die predikant werd de pas uit Genève verbannen Johannes Calvijn. Hoe zegenrijk diens werk is geweest in zijn Straatsburgse jaren is nauwelijks te beschrijven. Als pastor bezocht hij zowel directe geloofsgenoten (die hem misschien al kenden van zijn eerste editie van de Institutie) als ook verschillende families van wederdopers. Onder hen het gezin van Jean Stordeur en zijn vrouw Idelette de Bure uit Luik. De gesprekken van Calvijn met hen leidden ertoe dat zij zich aansloten bij de gereformeerde vluchtelingenkerk van Straatsburg. En nadat Jean Stordeur was overleden, kwam het zelfs tot een huwelijk tussen Calvijn en de weduwe Idelette de Bure.  

Jakob Sturm heeft zich met al zijn grote gaven ingezet voor de Reformatie in Straatsburg, wat tegelijk grote betekenis had voor die christenen in Europa die te maken hadden met onderdrukking en vervolging. 

Zijn naamgenoot Johannes Sturm heeft een vergelijkbare houding aangenomen als pedagoog en onderwijskundige. 

2. Johannes Sturm

Johannes kwam ter wereld op 1 oktober 1507; zijn geboorteplaats was Schleiden, de hoofdplaats van het gelijknamige graafschap in het hertogdom Luxemburg. Zijn vader diende als rentmeester van de graaf Dirk IV van Manderscheid. Johannes kreeg in Luik zijn eerste opleiding op een school van de Broeders des Gemenen Levens; daarna werd gekozen voor universitaire studie in Leuven. Daar kreeg hij de smaak te pakken om zich in de werken van Erasmus te verdiepen. Het maakte Johannes Sturm in eerste aanleg tot een volwaardig christen-humanist. Intussen werkte hij in zijn eigen drukkerij aan uitgaven van verschillende Griekse schrijvers. Het gaf hem niet alleen bekendheid, maar het kwam ook zover dat hij een benoeming kreeg tot professor in de klassieke talen en de logica aan het door koning Frans I in 1530 opgerichte Collège Royal in Parijs – een frisse tegenhanger van het als somber bekendstaande Collège de Montaigu. Sturm was het eens met de pedagogische en onderwijskundige inzichten van zijn Wittenberger collega Philippus Melanchthon. En daarmee liet Johannes Sturm ook merken dat hij in de zaak van de religie de keus gemaakt had voor de Reformatie. Hij was ook daarin een zelfstandig denker, die zich niet automatisch bij een van de leidende reformatoren aansloot. Toch kregen de geschriften van Martin Bucer grote invloed op Sturm – het werd de eerste verbindingslijn naar Straatsburg. Intussen was het de grote vraag hoe lang hij het als protestant kon volhouden in Parijs? 

Naar Straatsburg

In het jaar 1537 kreeg Johannes Sturm een eervolle uitnodiging van Jakob Sturm en Martin Bucer; ze wilden hem overhalen om naar Straatsburg te komen en daar het onderwijs in reformatorische geest in goede banen te leiden. In deze vrije Duitse rijksstad leefde bij veel reformatorische leiders de grote wens een eigen gymnasium op te richten waar de eerste beginselen werden onderwezen van niet alleen de klassieken in het algemeen maar ook van de klassieken die voor de reformatorische theologie van fundamenteel belang waren – onder hen kerkvaders zoals Augustinus. De opleiding zou de jongens – meisjes kregen dat onderwijs nog niet – de basis verschaffen voor universitaire studie in Basel, Genève, Heidelberg en andere steden in Zwitserland en Duitsland. Een nieuwe generatie theologen, juristen en medici zou zich straks in Europa manifesteren.

De 30-jarige Sturm nam de uitnodiging aan. En al in 1538 kwam het in Straatsburg tot de oprichting van het protestants gymnasium. De stad had kennelijk genoeg financiële middelen om deze schoolstichting te realiseren. 

Onderwijsvernieuwing

Johannes Sturm werd de eerste rector van dit gymnasium en schreef voor zijn school een verrassend nieuw leerplan, bedacht nieuwe lesdoelen en schreef de daarbij behorende nieuwe lesmethoden voor. Een van de nieuwigheden was het leerstof-jaarklassen-systeem, een forse correctie op de oude manier van lesgeven aan alle pupillen, of ze nu gevorderden waren of nieuwkomers. Overigens had Sturm dit idee al opgedaan n in de school te Luik; immers deze vernieuwing was door de Zwolse scholarch en Moderne Devoot Jan Cele († 1417) bedacht met het doel meer orde en grip te krijgen op de vorderingen van de schoolgaande jeugd. Deze werkwijze was intussen op veel scholen van de Broeders des Gemenen Levens in Europa doorgevoerd en sloot goed aan bij de eisen van de moderne tijd. De nieuwe school stond open voor leerlingen vanaf hun 7delevensjaar; zij kregen vooral les in het Latijn, welke taal ze moeste konden lezen, schrijven en spreken. De totale schoolperiode duurde op zijn minst 9 jaar en kon worden verlengd met 5 jaar voor het volgen van colleges en speciale lezingen – dit alles uiteraard in het Latijn. 

De ‘technische’ verbetering in de schoolordening ging gepaard met de fundamentele oriëntatie op de levenstaak van de wetenschappelijk gevormde mens – deze diende zich bewust te zijn van de christelijke basishouding die tot uitdrukking kwam in de spreuk sapiens atque eloquens pietas, d.w.z. godsvrucht met wijsheid en welsprekendheid gehuwd (aldus de weergave van H. Bavinck). Calvijn, die juist in 1538 naar Straatsburg was gekomen zal deze nieuwe school gezien hebben als een uitstekend middel in Gods hand om kerk en samenleving te dienen zoals God dat eiste. Calvijn en Sturm werden bevriend met elkaar. 

Johannes Sturm: reformatorisch onderwijsman - Kerk & religie - RD.nl
Het Sturm-Gymnasium

Het gymnasium van Sturm maakte furore en werd tot voorbeeld gesteld voor alle reformatorische gymnasia in Duitsland en Zwitserland. In 1567 werd de school verheven tot academie, waarbij het promotierecht ook werd toegekend. De academie trok veel jonge studenten uit heel Europa, onder hen de uit Brugge afkomstige Franciscus Gomarus die met zijn ouders gevlucht was voor de inquisitie in Vlaanderen. 

Moeilijke jaren

Maar in de jaren ’70 kwamen er rondom de academie spanningen aan het licht: enkele lutherse theologen – Johannes Marbach en Johannes Pappus met een paar collega’s – vonden het calvinisme van Sturm een verhindering voor de door hen gewenste kwaliteit van het christelijk onderwijs. Na diverse mislukte pogingen om tot overeenstemming te komen eisten zij het vertrek van Johannes Sturm. Dat werd doorgezet in 1581/82 toen Sturm als rector werd afgezet. 

De laatste levensjaren van de ex-rector waren dramatisch: hij leefde in armoede en elke vorm van waardering leek nu te ontbreken. Ook speelde mee dat Sturm steeds meer de gevolgen ondervond van toenemende blindheid. Op 3 maart 1589 overleed Johannes Sturm in Straatsburg. 

Door de meeste kenners van ‘historische pedagogiek’ wordt de naam en de invloed van Johannes Sturm met respect vermeld. Zij die het niet met hem eens waren beoordeelden zijn taalonderwijs als ‘lijfeigenschap van het Latijn’. Overigens zou het nog tot ver in de 19de eeuw duren voor het Latijn definitief het veld ruimde voor de taal van het land waar de universiteit zich bevond. 

Strassburg, 300 Jahre Gymnasium - Münzen 2019/09/26 - Starting ...

Literatuur

Matthieu Arnold, Johannes Sturm (1507-1589). Tübingen 2009

H. Bavinck, Paedagogische beginselen. Kampen 1917 (tweede druk), p. 51 vv. 

William Boyd, Geschiedenis van onderwijs en opvoeding. Utrecht/Antwerpen 1972, reg. 

Thomas A. Brady, Protestant politics; Jacob Sturm (1489-1553) and the German Reformation. New Jersey 1995

Bernd Schröder (Hg.), Johannes Sturm (1507-1589), Pädagoge der Reformation. Jena 2009

Otto Winckelmann, ‘Jakob Sturm’; in: Allgemeine Deutsche Biographie, Band 17. Leipzig 1894

Theobald Ziegler, ‘Johann Sturm’; in: Allgemeine Deutsche Biographie. Band 37. Leipzig 1894. 

Peter Martyr Vermigli: Italiaans reformator tot ver buiten Italië

Wat heeft Italië bijgedragen aan de Reformatie? Was dat land, waar paus en inquisitie bijna alles te vertellen hadden, niet extreem gevaarlijk voor iemand die de Reformatie welgezind was? Italië was niet het meest in aanmerking komende land – maar toch! Ook daar werkte de Geest van God! 

Inleiding

De man die we hier aan de lezers voorstellen, kortweg Vermigli, behoort tot de Italiaanse reformatoren. Maar hij geniet in Nederland nog niet veel bekendheid, zijn geschriften zijn ons taalgebied nauwelijks binnengedrongen. Maar dat is aan het veranderen! Er is namelijk een Nederlandstalig boekje over hem verschenen met een tekst van de reformator zelf! Een en ander zal  een leerzame ontdekking opleveren. 

Eerst geef ik nu een schets van zijn leven en werk; aan het slot daarvan wil ik aandacht besteden aan het boekje dat ons zowel de persoon als de opvattingen van deze reformator dichterbij brengen. 

Vermigli en Florence 

Als Piero Mariano Vermigli werd hij geboren in Florence, vermoedelijk  op 8 september 1499 (of 1500). Hij was de oudste zoon van schoenmaker Stefano di Antonio Vermigli en Maria Fumantino. 

Wie Florence zegt, brengt het vrijwel direct in verband met Renaissance en Humanisme. De stad was de hoofdstad van Toscane en deze regio vormde sinds 1115 een (min of meer) zelfstandige republiek, waar vanaf 1434 het bankiersgeslacht De Medici regeerde. De meeste telgen uit deze rijke familie hadden grote belangstelling voor schilderkunstbeeldhouwkunstarchitectuur en literatuur. In de 16de eeuw traden drie pausen uit deze familie op als kerkvorst, waarvan de eerste heel bekend werd: Leo X die Luther in de ban deed. De stad Florence was modern-rooms, d.w.z. de geestelijke toestand van de kerk was minder belangrijk dan de materiële. In zo’n cultuur werd Piero Vermigli geboren. 

Het klooster in

Piero kreeg op de Latijnse School van Florence zijn eerste lessen in de klassieken, terwijl zijn moeder hem al de eerste beginselen van het Latijn had bijgebracht. Hij was al jong geïnteresseerd in theologische vragen en daarom was de intrek in het klooster geen straf voor hem. Dat werd in 1514 het klooster Badia Fiesolana van de Augustijner Koorheren in het naburige Fiesole. Daar had men een grote bibliotheek. Als abt diende daar de befaamde geleerde Aegidius van Viterbo (1469-1532), een man die kritisch stond tegenover de modern geworden kerk. Hij had al jaren geijverd voor kloosterhervorming en eiste van zijn monniken dat ze de Bijbel uit het hoofd kenden! 

Aan het einde van zijn novitiaat nam Piero hier als voornamen aan Pietro Martire, in het Latijn Petrus Martyr, de tweede naam als herinnering aan de martelaar Petrus Martyr van Verona die in 1252 door Milanese (ketterse) katharen was gedood. 

Universiteit van Padua

Na enkele jaren werd Peter Martyr (= de internationaal gehanteerde naam) overgeplaatst naar Padua waar hij zich inschreef aan de universiteit. Fe filosofie van Aristoteles voerde er de boventoon. Dat hield in dat de scholastieke methode – waarin o.a. de grote Thomas van Aquino zijn theologie had gegoten – nog altijd werd toegepast; tevens dat de moderne denk- en redeneermethoden er niet welkom waren. In Padua leerde Peter zich het Grieks, vooral om de teksten van Griekse kerkvaders in de oorspronkelijke taal te kunnen lezen. 

In Padua kreeg Peter Martyr ook het oeuvre van het Latijn schrijvende kerkvader Augustinus in handen, waardoor hij een theologie leerde kennen die niet was ‘ingepakt’ in de denkkaders van de Scholastiek. In een verfrissend Augustijnse context gaf hem dat denkruimte. Hij ging ertoe over het Nieuwe Testament te lezen in de grondtaal; de Vulgaat was voor hem maar een hulpmiddel van magere kwaliteit. De edities van Erasmus’ Nieuwe Testament in 1516 en volgende jaren waren zeer welkom. In Padua werd Peter Martyr Vermigli gepromoveerd tot doctor in de theologie, 1525. Zijn bekwaamheden werden zó gewaardeerd dat hij benoemd werd tot prediker; de verkiezing daarvoor werd gehouden op 29 april 1526, de feestdag van de martelaar waaraan Peter zijn naam te danken had. Tot 1535 bleef hij in Padua doorstuderen. Wel kreeg hij de ene na de andere kerkelijke benoeming. Maar hij kon veel aan. Terwijl hij tijdelijk dienstdeed in Bologna leerde hij daar met hulp van de Joodse arts Isaäc het Hebreeuws. Hij werd doorkneed in de joodse cultuur en de daarbij behorende religieuze teksten waardoor hij de bijnaam ‘de grote rabbi’ kreeg. Weer ging er een deur open naar de Heilige Schrift. Zou het bij Vermigli blijven bij veel ‘technische’ kennis van de Bijbeltalen? Of zou het licht van het Evangelie nog echt doordringen in zijn hart? 

Naar Napels

In 1537 vertrok Vermigli naar Napels; hij was benoemd tot abt van het klooster St. Petri ad aram, waar volgens de traditie de apostel Petrus op weg naar Rome ooit gepreekt had en de sacramenten van doop en avondmaal bediend aan de eerste Napolitaanse christenen. Een stenen altaar (Latijn: ara) zou de plek zijn geweest waar Petrus het brood brak en de wijn schonk. Daarom trok de kerk heel veel pelgrims: een dergelijk relikwie zag men niet elke dag. En bovendien leverde het een aflaat op. Maar van dit soort uiterlijkheden was de nieuwe abt niet gediend. Daarin kreeg hij steun van de Spaanse vluchteling (voor de inquisitie) Juan de Valdés (ca. 1500-1541). Deze werkte toen in Napels voor de keizer als inspecteur van de keizerlijke verdedigingswerken. Zijn villa werd een centrum van gelovigen die streefden naar ‘inwendige vernieuwing’. Ze kwamen daar om er samen over te spreken en voor elkaar te bidden. Bij die gelegenheden gingen naast allerlei spirituele literatuur ook reformatorische boeken van hand tot hand: van Luther, Zwingli en Bucer; men besprak hun teksten. Voor Vermigli stond de eerbied voor de Bijbel als het Woord van God centraal: Sola Scriptura

De eerste stap naar de Reformatie

In het gezelschap van de groep van Valdés kreeg ook Vermigli na aankomst in Napels een plek. En daar gebeurde het dat Vermigli de weg naar de Reformatie vond en die ook insloeg. Die werd versterkt door zijn kennisname van enkele Bijbelcommentaren van Martin Bucer, de hervormer van Straatsburg. 

In Napels merkte men dit goed aan de preken van Vermigli: hij liet nieuwe dingen horen vanuit de ene Bron die de kerk heeft om daaruit te leven. In twee kerken per zondag verkondigde Vermigli ‘de nieuwe leer’. Onder zijn gehoor bevond zich de Italiaanse edelman Galeazzo Caracciolo, de markies van Vico: ook hij kwam onder bekoring van de samenkomsten bij Valdés. Na zijn bekering tot de Reformatie vertrok hij naar Duitsland waar hij de geschriften van Luther onderzocht. In 1551 ging de markies naar Genève, waar hij de eerste kerk voor Italiaanse protestanten stichtte. 

Maar intussen braken er in 1541 voor Vermigli moeilijke tijden aan. Het preken werd hem verboden. Maar een openlijk vonnis kwam er niet dankzij invloedrijke vrienden – onder hen niemand minder dan de reform-kardinaal Gasparo Contarini. 

Naar Lucca

Vermigli kreeg in 1541 een benoeming tot abt van het klooster San Frediano in Lucca, een stad in Toscane (San Frediano was bisschop van Lucca geweest, 6de eeuw). Als taak kreeg Vermigli het geven van colleges in de theologie, waarin hij (in het Latijn) de Brieven van Paulus behandelde en in de avonduren de Psalmen besprak. Bijbelboeken die door alle reformatoren, Luther voorop, ook waren onderzocht en behandeld – met gerote gevolgen voor kerk en theologie. 

Op zondag preekte Vermigli in het Italiaans op een manier die de inwoners van Lucca – en plaatsen in de omgeving – best konden waarderen. Maar ook hier stak het verzet de kop op. Al in 1542 werd Vermigli beschuldigd van het uitdragen van reformatorische ideeën. Hij wist met enkele geestverwanten naar Zwitserland te vluchten.  Maar hij vergat zijn christenen in Lucca niet: hij stuurde hen zijn pas geschreven verklaring van de Apostolische Geloofsbelijdenis als afscheidsgroet. Over dit nu in het Nederlands vertaalde boekje meer aan het slot van dit artikel. 

Overigens is het ook vermeldenswaard dat in het voetspoor van Vermigli veel meer Italianen wegens de vervolgingen de weg naar Zwitserland kozen. Onder hen de families Diodati en Turrettini, van wie enkele nakomelingen belangrijke bijdragen leverden voor de verbreiding en verdieping van de Reformatie. De in Genève werkzame dogmaticus Turrettini (1623-1687) werd vooral bekend door zijn gereformeerde dogmatiek, de Institutiones theologiae elencticae (1679-1685). 

Straatsburg

Via tussenstops in Zürich en Bazel, waar voor hem geen dienstbetrekking openstond, reisde Vermigli op uitnodiging van Bucer door naar Straatsburg. De ontmoeting tussen beiden was alsof ze elkaar al goed kenden. En dat was voor Vermigli wel enigszins het geval na zijn bestudering boeken van Bucer. Deze hervormer van Straatsburg schakelde Vermigli zo snel mogelijk in: de Italiaan kreeg het verzoek colleges te geven over het Oude Testament – nodig na het overlijden van Wolfgang Capito in november 1541. Zo werkte Vermigli van 1542-1547 in Straatsburg met veel genoegen. De relatie met Bucer groeide uit tot een warme vriendschap. Dat kwam mee door de grote gaven die Vermigli in zijn colleges uitstalde: dat was kwaliteit van de bovenste plank. 

File:Peter Martyr Vermigli by Meyer.jpg - Wikimedia Commons

Naar Oxford

In 1548 vertrok Vermigli naar Engeland, genoodzaakt door de machtspolitiek van keizer Karel V. Hij had een uitnodiging ontvangen van de reformator en Anglicaanse aartsbisschop Thomas Cranmer om theologisch hoogleraar in Oxford te worden. Hij kreeg tot taak de studenten meer vertrouwd te maken met het gedachtengoed van de Reformatie. Daarvoor ging Vermigli te werk met een nadere verklaring van enkele brieven van de apostel Paulus – eerst die aan Korinthe, daarna die aan de Romeinen. Met de uitleg van de eerste brief aan Korinthe bereikte Vermigli dat men geen bijzondere waarde meer toekende aan het celibaat voor geestelijken. Ook legde hij de leer van het Avondmaal zo uit dat men geen geloof meer hechtte aan de roomse leer van de transsubstantiatie (brood en wijn veranderen in lichaam en bloed van Christus). Maar Vermigli had ook ernstige bezwaren tegen de Lutherse opvatting van het Avondmaal, de leer van de consubstantiatie. 

In zake de leer van de rechtvaardiging van de zondaar (door het geloof alleen) was Vermigli van mening dat er een drievoudige rechtvaardiging bestond: a. de vrijspraak van de schuld; b. de wedergeboorte; c. de heiliging. Hierover had Luther een vergelijkbare mening, maar of Vermigli die ook kende is niet bekend. Het staat in ieder geval vast dat de Italiaanse hervormer en ook Luther hierbij niet dachten aan ook maar enige verdienstelijkheid van goede werken. Hier bleef het adagium overeind van het sola gratia.  

De door Vermigli ontwikkelde leer van de uitverkiezing kenmerkte zich door de oriëntatie op de werken van Augustinus, waardoor hij de leer van de vrije wil tot het goede afwees. Vermigli was een overtuigde tegenstander van het (semi-)pelagianisme. Hij verwierp dan ook de opvatting dat de mens een zekere mate van autonomie bezat om het heil van God te ontvangen. De mens wordt alleen maar door de verkiezende God uit vrije genade gerechtvaardigd. 

Terug naar Zwitserland

Toen in Engeland na het overlijden van de jonge koning Eduard VI de politieke verhoudingen zo grondig veranderden ten gunste van de rooms-katholieke koningin Maria Stuart – felle vervolgingen waren na 1553 aan de orde van de dag – werd het voor Vermigli tijd om terug te keren naar veiliger oorden. Hij koos voor Zürich, waar Bullinger leiding gaf aan de kerk. Van Calvijn – met wie hij in regelmatige correspondentie stond – kreeg hij de uitnodiging om in Genève pastor te worden van de gereformeerde gemeente van Italianen. Maar hij bleef in Zürich om daar de lege plaats van de oudtestamenticus Konrad Pellikan in te nemen, hij werd ook hier hoogleraar Oude Testament. Toch bleef hij ook pastor, wat bleek toen in Zürich een groep geloofsvluchtelingen uit Locarno was aangekomen. Vermigli heeft hen als zijn broeders en zusters zo goed mogelijk gediend als hun geestelijke leidsman.

Op 12 november 1562 overleed Peter Martyr Vermigli in Zürich aan een longaandoening; zijn eerste vrouw, Catherine Dammartin, een ex-non uit Metz, met wie hij in 1544 was getrouwd in Pisa, was in 1553 in Oxford kinderloos gestorven. Vermigli trouwde zes jaar later met de Italiaanse ex-non Catharina Merenda uit Brixen, in welk huwelijk een dochter werd geboren.  

Vermigli had tot ver buiten zijn vaderland het Woord van God onderwezen aan nieuwe generaties. Als zijn belangrijkste werk beschouwt men zijn Loci Communes, een dogmatiek die pas in 1576 in Engeland werd gedrukt. In 2007 hielden theologen een internationaal congres over Vermigli in het Canadese Montreal. Deze reformator mag niet vergeten worden! 

Impressie van een fijn klein boekje

Nog niet zo lang geleden gaf uitgeverij De Banier een door Vermigli geschreven boekje uit met daarin zijn uitleg van de Twaalf Artikelen, ofwel het Apostolicum. Zonder twijfel een primeur voor ons land. De oudste editie is van 1544 te Basel; op dat moment werkte hij al in Straatsburg. Het boekje kwam uit in het Italiaans, daarmee bedoeld voor een breed publiek, feitelijk voor zijn broeders en zusters die in Italië leefden onder de permanente dreiging van de inquisitie. Het was een hartelijke groet met de sterke bedoeling de geloofsverbondenheid onder woorden te brengen, juist als de tijden moeilijk waren. Zo heeft het ook later gediend ter bemoediging; de volgende editie verscheen in het Engels in 1578; op deze uitgave is de Nederlandse editie gebaseerd. 

De eigenlijke tekst telt nog geen 100 bladzijden. In de nu uitgegeven editie treft men voorafgaand aan de bespreking van de Geloofsbelijdenis wel enkele bladzijden inleiding en toelichting aan – ook nodig om de onbekendheid van de auteur enigszins op te heffen. 

Als een soort catechismus bedoeld, geeft de auteur ons een helder inzicht in de betekenis van de Twaalf Artikelen. Elke paragraaf biedt wel een aantal verrassende doorkijkjes in de manier van uitleggen door Vermigli. Zoals hij schrijft over de menswording van Christus kan men die het beste plaatsen tegenover de toenmalige ketterse opvattingen van doperse en Sociniaanse stromingen. En ketterse opvattingen merkt men vandaag ook op: er is een sterke hang om in volkomen vrijheid van denken zelf een beeld te schetsen van Christus of van de Heilige Geest. Maar Vermigli doet daar niet aan mee: hij laat de Heilige Schrift spreken. En daarin vertoont hij de sterkst mogelijke overeenkomst met de andere reformatoren in Europa. 

Literatuur

Petrus Martyr Vermigli, IK GELOOF. Een eenvoudige verklaring van de Apostolische Geloofsbelijdenis. Vertaald door C.L. Freeke.  Apeldoorn 2018 

Klaus Sturm, Die Theologie Peter Martyr Vermiglis während seines eersten Aufenthalts in Strassburg 1542-1547. Neukirchen-Vluyn 1971

Michael Baumann, Petrus Martyr Vermigli in Zürich (1556-1562). Göttingen 2016

Mathurin Cordier, van leermeester tot vriend van Calvijn

Op vrijdag 8 september 1564 overleed in Genève de gereformeerde pedagoog Mathurin Cordier op de hoge leeftijd van 85 jaar. Nu 450 jaar geleden. Ieder die de biografie van Johannes Calvijn ook maar een beetje kent, is hem als diens docent tegengekomen. Cordier was een zeer toegewijd onderwijsman, die zijn leerlingen dag in, dag uit, kneedde in de regels van het klassieke Latijn. Tijdens de les gaf hij zijn pupillen ook een helder zicht op ‘de leer van Christus’. Wat dat uitwerkte, niet alleen op de jeugd, maar ook op hem zelf, willen we nagaan in onderstaand levensverhaal. 

In Amersfoort-Zuid treft men een scholengemeenschap aan die naar hem genoemd is: het Corderius College (met als dependance het Farel College, ook in Amersfoort).  

Boerenzoon

Mathurin Cordier is vermoedelijk in 1479 geboren in een arm boerengezin in het Franse plaatsje La Perrière (Normandië). De armoede weerhield de ouders niet hun zoon een opleiding te laten volgen die bij zijn begaafdheid paste. Hij ging naar Parijs en studeerde ijverig en zo verwierf hij zijn eerste diploma in de ‘Artes Liberales’, de ´vrije kunsten´, d.w.z. in de drie taalvakken: grammatica, dialectica (of logica) en retorica – samen het Trivium; en in de vier rekenvakken: aritmetica, geometrica, musica (of harmonieleer) en astronomia – samen het Quadrivium. 

Vervolgens ging Cordier theologie studeren. En daarna diende hij als priester in de parochie van Rouen. Daar bleef hij studeren, nu vooral in de klassieke talen, waarvan de grammatica hem enorm boeide. Bij dit alles kreeg de geest van het christelijk humanisme steeds meer vat op hem: ook hij wilde ‘terug naar de bronnen’ (ad fontes) om zo tot ‘de diepste wijsheid van Christus’ door te dringen. 

De methode van de vriendelijkheid

Cordier gaf in 1514 zijn priesterambt op en trok weer naar Parijs, waar hij op diverse locaties les ging geven. Op het Collège de la Marche zat in 1523 de 14-jarige Johannes Calvijn uit Noyon onder zijn gehoor. De twee konden het goed met elkaar vinden. Dat was niet in de laatste plaats te danken aan de uiterst vriendelijke manier van lesgeven van magister Cordier. Het was zijn weloverwogen mening dat je de kinderen door strakke methodiek, gepaard met vriendelijkheid, tot je vak kon trekken. 

Calvijn, die al op 6-jarige leeftijd zijn moeder had verloren, voelde zich vanaf de eerste dag sterk aangetrokken tot Cordier. Deze gaf zijn pupillen niet alleen theoretische kennis mee, maar bepaalde hun gedachten ook bij wijze uitspraken en lijfspreuken, maar vooral bij ‘de leer van Christus’, waarin vroomheid, zachtmoedigheid en bovenal liefde tot God de wezenlijke kenmerken vormden. Typerend is Cordiers gedichtje: 

Een goed scholier ervaart zijn vreugd

in God, zijn Woord en in de deugd;

losbandigheid bekoort hem niet, 

hij leert te doen wat God gebiedt. 

Deze wijsheid stond in schril contrast met de praktijk op veel Latijnse scholen, waar, volgens Cordier, de wijsheid van Christus nauwelijks in tel was. Waar de geest van de wereld de grootste invloed had. Naast de ouders moest de school de losbandigheid van de kinderen zoveel mogelijk beteugelen. Als leerlingen moesten zij een waarlijk christelijke vorming ondergaan. Dat was alleen mogelijk vanuit de liefde van Christus voor kinderen. Zó wilde Cordier het onderwijs vernieuwen. 

Evangelisme

Mathurin Cordier voelde zich sterk aangetrokken tot de ideeënwereld van het ‘evangelisme’. Deze term is door de Franse historicus Imbart de la Tour in 1905 bedacht; die duidt op een geestelijke houding, verwant aan het christelijk humanisme, die zich laat leiden door de zuiver-evangelische waarheid over het verlossingswerk van Christus. In Frankrijk was de hooggeleerde Jacques Lefèvre d’Étaples (= Jacobus Faber Stapulensis, ca. 1458-1536) de onbetwiste voorman. Hij wordt vaak aangeduid als de Franse voorloper van de Reformatie. Lefèvre stelde bijbelse vroomheid boven  de wetenschap, waarmee hij aangaf dat de wetenschap dienstbaar zou moeten zijn aan het ware christen-zijn. Het vormt de kern van het Franse evangelisme, dat een kritische houding aanneemt tegenover de kerkleer. 

Lefèvre was sinds 1508 geconcentreerd bezig met het grondig bestuderen van de Bijbel, wat er toe leidde dat hij in 1523 zijn Franse vertaling van het Nieuwe Testament kon publiceren. 

De eerste brandstapel 

Overigens was in Frankrijk het jaar 1523 het toneel van de eerste brandstapel voor iemand die verdacht werd van sympathie voor het Lutheranisme. Het was de 40-jarige augustijner monnik Jean Vallière die in Parijs het offer van zijn leven bracht, Deze geestelijke had connecties gehad met Lefèvre d’Ëtaples, waardoor het evangelisme in Frankrijk als een pro-Lutherbeweging werd gezien. 

Maar Lefèvre had het geluk dat hij voorname beschermers had, onder wie koning Frans I en enkele vrouwen in de kring van de koninklijke familie. Ook kreeg Lefèvre de hoge functie als secretaris-generaal van bisschop Guillaume Briçonnet, wiens bisdom Meaux (ten noorden van Parijs) een belangrijk centrum werd van voorzichtige theologische vernieuwing in protestantse zin. Briçonnet was overigens een oud-leerling van Lefèvre. En Mathurin Cordier? Hij volgde deze ontwikkelingen met grote belangstelling en wist zich er nauw mee verbonden. 

Leermeester in heel Frankrijk

Magister Cordier verwisselde nogal eens een keer van school. Na Parijs kreeg hij een baan in Navarre, daarna weer op diverse andere locaties in Frankrijk, in 1533 werd hij als directeur verbonden aan de Latijnse School van Nevers, om daarna in Bordeaux te dienen. Steeds was hij in deze plaatsen maar voor korte tijd. Dat kan wijzen op kritische autoriteiten, die zo’n moderne pedagoog niet de ruimte wilden geven die hij nodig had. Want Cordier had in zijn methode iets nieuws: hij stond kritisch tegenover de oude, scholastiek methode. In zijn lessen ging hij uit van de door leerlingen gemaakte fouten om die vervolgens met de geleerde grammatica te leren corrigeren. Zo spoorde hij fouten op en leerde zijn pupillen stapje voor stapje het juiste gebruik van het Latijn. Cordier stelde daarbij: ‘Ik moet deze plant besproeien, maar God zal die doen groeien.’

Bij dit alles werd zijn band met de Rooms-katholieke kerk dan ook steeds zwakker. In 1534 kwam aan het licht dat de naam van Cordier voorkwam op de lijst van personen die gedagvaard werden om voor de rechtbank te verschijnen vanwege ketterse opvattingen. De sfeer in Frankrijk was totaal veranderd. 

Affaire des Placcards

Koning Frans I was namelijk in woede ontstoken: in verschillende Franse steden, ja zelfs tot in zijn paleis toe,  hadden onbekenden – waarschijnlijk jonge protestanten – plakkaten opgehangen met teksten tegen de rooms-katholieke mis en de daarmee verbonden leer van de transsubstantiatie. Het maakte duidelijk hoe ver de ‘nieuwe leer’ al was opgerukt. Deze uitbarsting van anti-roomse gezindheid had plaats gevonden in de nacht van 17 op 18 oktober 1534 en kreeg de naam Affaire des Placcards. Het gevolg was dat de sfeer van tolerantie definitief plaats maakte voor die van wantrouwen en vervolging. Er volgden arrestaties en executies van diverse verdachten. Onder hen die op de brandstapel hun leven lieten, was Étienne de la Forge, een vriend van Calvijn. 

Keus voor de Reformatie

In Parijs ontmoette Cordier de befaamde drukker Robert Estienne, die bekend stond om zijn kritische editie van de Vulgaat en tevens om zijn belangwekkende woordenboeken Frans-Latijn en Latijn-Frans. Ook gaf hij diverse werken van Cordier uit. Deze beroemde drukker-uitgever verwierf zich tot 1550 grote faam als koninklijke drukker, maar zag zich toen genoodzaakt om als protestant een veilig heenkomen te zoeken in Genève. Nog in Parijs heeft Mathurin Cordier midden jaren ´30 Estienne om raad gevraagd over zijn mogelijke overgang tot de Reformatie. Estienne heeft hem daartoe sterk aangemoedigd en Cordier maakte zijn keus voor de Reformatie.  

Samen met enkele van zijn vrienden vertrok hij nu uit het gevaarlijke Parijs en staken de grens over naar Genève. Daar kwamen zij in de zomer van 1536 met Calvijn en Farel in contact. Maar Cordier werd in 1538 tegelijk met de reformatoren Calvijn en Farel de stad uitgezet – gereformeerden en libertijnen botsten hevig. Cordier wist eerst een baan te vinden in Neuchâtel, maar werd uiteindelijk directeur van een Latijnse School in Lausanne – beide steden liggen niet ver van Genève. 

Calvijn en Cordier

Calvijns belangstelling voor het werk van Cordier was na 1523 alleen maar groter geworden. Dit uitte zich o.m. in 1539 toen de hervormer via Guillaume Farel – die toen in Neuchâtel arbeidde en daar regelmatig contact had met de onderwijsman – liet weten graag te beschikken over de door Cordier uitgegeven Psalmen. Calvijn was in Straatsburg bezig met de hervorming van de liturgie en wilde dat er een zo goed mogelijke gemeentezang werd ontwikkeld. Dat zou heel goed kunnen gebeuren met behulp van Cordiers uitgewerkte psalmverzen. Calvijn bood Farel in mei 1540 zijn verontschuldigingen aan dat hij geen brieven aan zijn vroegere leermester  zelf schreef. Hij liet Cordier – meerdere malen – hartelijk groeten via Guillaume Farel. 

Hoe groot Calvijns waardering voor Cordier was, bleek in het najaar van 1541 toen Calvijn het plan smeedde om Cordier de leiding te geven over de reorganisatie van het hoger onderwijs (de Latijnse scholen) in Genève. Cordier had al een nieuw model geschreven en Calvijn zou al blij zijn als er maar  10% van zou worden gerealiseerd. Maar Cordiers antwoord op de Geneefse uitnodiging liet op zich wachten. Calvijn maakte zich ongerust en riep Farel dringend op alles te doen om te voorkomen dat Cordier de uitnodiging afwees. Calvijn gebruikte sterke taal om Cordier over te halen naar Genève te komen: “Want er is geen andere hoop de school weer goed te laten functioneren als hij zich niet, zonder aan zichzelf te denken, hier in de dienst van God te stellen.” Hier klinkt iets in door van de krachtige taal die Farel hanteerde toen hij in 1536 Calvijn in Genève wilde houden. Maar alle pogingen strandden op Cordiers onwil – hij ging verplichtingen aan in Lausanne, waar Pierre Viret zijn pastor werd.

Calvijn erkent Gods leiding

In het vroege voorjaar van 1550 schrijft Calvijn een kort briefje aan Cordier. Toch! Want hij wil hem openlijk dank zeggen voor al het goede dat hij als knaap van 14 in Parijs mocht ontvangen. Calvijn schrijft: ‘Toen mijn vader mij naar Parijs stuurde, werd U door Gods beschikking een tijdlang mijn leraar, waardoor ik – beter dan tot dat moment – verder kon komen in de studie van het Latijn. Het was Gods wil dat U mijn leermeester werd. En dat ik zo ook iets kon betekenen voor de kerk van Christus.’ Dit briefje schrijft Calvijn in 1550 ter gelegenheid van zijn Commentaar op de Eerste Brief aan de Thessalonicenzen. Hij draagt die aan Cordier op en sluit af: ‘U weet dat dit boek in zekere zin van U zelf komt.’

Mathurin Cordier Et l'Enseignement Chez les Premiers Calvinistes ...

Cordier naar Genève

In 1559 kwam Cordier alsnog naar Genève om daar van zijn pensioen te genieten, maar ook om nog enkele jaren te dienen in het hoger onderwijs. Hij kwam er in gezelschap van Theodorus Beza en Pierre Viret die naast hem kwam wonen. Al kort na aankomst had Cordier een ontmoeting met zijn oud-leerling Calvijn. Als Calvijn preekte, zat Cordier vaak onder zijn gehoor. Ze bleven als vrienden met elkaar omgaan.  

Het stadsbestuur van Genève, intussen van gereformeerde signatuur, benoemde Cordier tot docent, maar de 82-jarige beperkte zijn lesgeven tot de jongste groep leerlingen. Daarnaast werkte hij aan heruitgave van meerdere delen zijn taalkundig hoofdwerk: Colloquiorum scholasticorum, libri quatuor, 1564. Het boek is zo belangrijk dat het nog in 2011 herdrukt werd. 

In Nederland werd Cordiers methode tot ver in de 17de eeuw gebruikt op de Latijnse scholen. De dialogen daarin dienden als oefening en toetssteen van grammaticale kennis; ieder woord werd benoemd, verbogen en vervoegd, iedere zin uitgeplozen en uiteengerafeld en tenslotte werden, in vraag- en antwoordspel, alle losse elementen weer keurig aan elkaar gepast tot volledige zinnen. Analyse en synthese stonden in evenwicht tot elkaar. In een vriendelijke sfeer kregen leerlingen een prima training die hen in staat stelde de Latijnse klassieken – en met name Augustinus – te lezen en te begrijpen. 

Mathurin Cordier werd in het voorjaar van 1564 ziek en treurde over het sterven van Calvijn (27 mei). Hij overleed ruim drie maanden na de reformator en ook hij kreeg zijn graf op het Plain Palais, dichtbij dat van zijn oud-leerling. 

Cordier wordt tot vandaag gezien als een belangwekkende gereformeerde onderwijsvernieuwer.  

Juan de Valdés, Spaans hervormer, ook actief in Italië

Onder de reformatoren van de 16de eeuw komen we weinig Spanjaarden en Italianen tegen. En als ze al in hun vaderland zouden beginnen aan iets dat op reformatie leek, dan was er grote kans dat de inquisitie hen te pakken kreeg. Wie dit risico niet wilde lopen, deed zijn werk in het buitenland. Zo ging de Spanjaard Francisco de Enzinas in de Zuidelijke Nederlanden over tot de Reformatie, terwijl Juan de Valdés dat wel in Spanje zou willen, maar hij vertrok naar Italië waar hij meer mogelijkheden zag voor een hervormingsbeweging. Maar ook daar stak het verzet de kop op. Zijn levensverhaal brengt hem dichterbij – en dat kan ons beeld van de Reformatie in Zuid-Europa waarschijnlijk ook hervormen. 

Spanje en Italië in reformatietijd

Het Iberisch schiereiland (zoals Spanje en Portugal samen wel genoemd worden) maakte in de 16de eeuw ontwikkelingen mee van opgaan en blinken, maar het verzinken kwam aan het eind van die eeuw ook al in zicht. Binnen de landsgrenzen heerste, zeker in de eeuw van Karel I (in Duitsland had hij als keizer de naam Karel V) en zijn zoon Philips II een streng godsdienstig beleid, ketters waren hun leven niet zeker. Dat was al zo aan het eind van de 15de eeuw toen men zogeheten autodafe’s organiseerde: verbranding van ketters ‘om het geloof’. Zo’n strenge godsdienstpolitiek gold ook voor die delen van Italië die door de Habsburgers werden geregeerd. In de 16de eeuw werd de Spaanse regering in haar godsdienstig beleid gesteund door de pausen. Het koninkrijk van Karel en Philips moest katholiek blijven! 

Toch kwamen ook in Spanje berichten binnen over het optreden van Luther en kregen enkele van zijn vroege reformatorische geschriften in het geheim ook Spaanse lezers. Daarnaast werkte het humanisme door in de kringen van de elite. Zo werd Juan de Valdés gevormd tot een religieus-kritische geleerde: iets wat een min of meer geheime trend was onder de Spaanse elite. Later in Italië kreeg hij volgelingen van diverse geestelijke ligging; dezen kenden alleen binnenskamers vrijheid.  

Vervolgingen

De situatie van de vervolgingen in Zuid-Europa kan nauwelijks beter geïllustreerd worden dan met de volgende berichten: 

  1. Op 19 april 1566 stierf de Italiaanse hertogin Giulia Gonzaga, een van de beroemdste leerlingen van Juan de Valdés. Toen paus Pius V, die op dat moment de tiara droeg, daarvan hoorde, werd hij woedend en verzekerde dat hij haar levend zou hebben laten verbranden, wanneer hij haar in handen had gekregen. 
  2. Enkele maanden later werd Pietro Carnesecchi, ook afkomstig uit de kring rond Juan de Valdés, gevangengenomen en in Rome onthoofd, waarna zijn lichaam werd verbrand. 
  3. En op 3 juli 1570 stierf de martelaar en humanistische professor Aonio Paleario. Hij was op bevel van paus Pius V ter dood veroordeeld en werd opgehangen en later verbrand. De reden voor dit afschuwelijk gebeuren was de publicatie van zijn boekje La justificazione per la fede, d.i. De rechtvaardiging door het geloof. 

In Zuid-Europa heerste een bijna gesloten geestelijk klimaat, waarin de ruimte voor het Evangelie minimaal was. 

Afkomst 

Juan de Valdés werd vermoedelijk aan het eind van de 15de eeuw geboren in de Castiliaanse stad Cuenca (midden-Spanje). Hij had een broer – volgens sommigen een tweelingbroer – met de naam Alfonso, die mee door de invloed van hun vader Bernardo – hij was regidor (= regent) en lid van de hofraad van de koning – in dienst kwam bij de kanselarij van Karel V. Zo was hij lid van de delegatie die de keizer vergezelde naar de rijksdag van Worms 1521 waar Alfonso als schrijver van de keizer fungeerde. Hij onderhield persoonlijk briefcontact met de sterk door hem bewonderde Erasmus. Hij had trouwens weinig idee – wellicht mee door de invloed van Erasmus – wat de door Luther ingezette reformatie precies inhield; hij was in ieder geval tegen losmaking van Rome. Op de rijksdag van Augsburg 1530, waar het ging over de zaak van de religie, trad Alfonso op als bemiddelaar tussen de keizerlijke delegatie en de leider van de Wittenbergers, Philippus Melanchthon. 

Juan onderhield ook een correspondentie met Erasmus. De beide broers waren humanistisch georiënteerd, ze hebben hun jeugd gedeeltelijk samen doorgebracht. Volgens Bakhuizen van den Brink is het denkbaar dat Juan jonger was dan Alfonso en dat hij – zoals blijkt uit bepaalde bronnen – tegen zijn oudere broer opzag. Juan komt pas in beeld in 1524; van zijn jeugdjaren is weinig bekend. Hij zou page geweest zijn aan het hof van Karel V. 

Vorming als christen-humanist

Juan was vanaf 1523 in dienst van de Spaanse adellijke familie van Pedro Lopéz Pacheco te Escalona. Daar zat hij regelmatig onder de preken van de mystiek getinte leken-kapelaan Piedro Ruiz de Alcaraz, die behoorde tot de sektarische kring van de Illuminati (de Verlichten).  Hier hoorde Juan voor het eerst iets over de Navolging van Christus(van de Nederlander Thomas a Kempis) en daar werd ook hij steeds enthousiaster over Erasmus. Hier kreeg hij de Bijbel in handen en ook enkele geschriften van Martin Luther en andere hervormers. Een historisch feit is dat de elite van Spanje zeker op de hoogte was van de reformatorische activiteiten in andere delen van Europa. Hing er iets van verandering in de Spaanse lucht? Of bleef het bij zoiets als christelijk-humanisme?

 In 1524 werd Alcaraz gearresteerd op verdenking van ketterse prediking. Nu wilde de verdediging dat Juan de Valdés als getuige optrad. Maar deze zag een donkere bui hangen en verliet Escalona. Zijn volgende activiteit was die van student in de klassieke talen; dat gebeurde op de universiteit van Alcalá de Henares (regio Madrid). Daar groeide de kring van Erasmusbewonderaars flink en men hield de banden aan met een regelmatige correspondentie. Juan schreef daar in 1529 het boek Diálogo de doctrina christiana, maar gaf het wijselijk anoniem uit. Het gaf veel reden tot 

discussies en de inquisitie meende kenmerken van Luthers leer te herkennen. Toen Juan in 1531 besloot zijn broer Alfonso weer op te zoeken, werd hem duidelijk gemaakt dat de inquisitie hen zocht. Het werd zaak uit de buurt te blijven. In 1532 overleed Alfonso in Wenen aan de pest. 

Familie Gonzaga

Na allerlei zaken onder handen te hebben gehad, een dienst voor paus Clemens VII, de verzorging van het archief van de stad Napels, werd deze stad de woonplaats van Juan de Valdés voor een langere tijd. Hij bewoonde daar een ruime villa aan de baai van Napels. Hij had nu een goede baan gekregen als controleur van de keizerlijke fortificaties in zijn deel van Italië, een functie die hij te danken had aan de edelman Ferrante Gonzaga, die Juan vermoedelijk nog kende uit zijn Spaanse tijd aan het hof, toen hij daar als 16-jarige als page diende. Ook kan zijn broer Enrico Gonzaga, de kardinaal, op die benoeming invloed hebben uitgeoefend. Ferrante Gonzaga werd in de jaren ’30 aangesteld tot onderkoning van Sicilië en droeg de speciale verantwoordelijkheid om de verdedigingswerken van keizer Karel V in Italië in goede staat te houden. En zo werd Juan aan zijn baan geholpen. 

In de grote familie Gonzaga stond men niet zonder meer afwijzend tegenover het idee van kerkelijke vernieuwingen – hoe die er dan ook zouden uitzien. De naam van de boven genoemde hertogin Giulia spreekt hier boekdelen. Juist voor haar had Juan de Valdés zijn Alphabeto christiano geschreven, waarin de dialoog met haar wordt weergegeven, die de weg moest wijzen naar ‘het ware licht van de Heilige Geest’. Feitelijk een mengeling van reformatorisch en spiritueel gedachtegoed. Hoe mooi zegt hij het met de woorden „De ware arts der zielen is de gekruisigde Christus”.

Het boek is voor het eerst in 1546 uitgegeven door Giulio Gonzaga, na het overlijden van Juan de Valdés; het werd in 1997 nog weer uitgegeven door de zorgen van de Italiaanse historicus Massimo Firpo – naast de Italiaanse er is ook een Engelse editie. 

Juan Valdés Leal. Painting. Biography and works at Spain is culture.

Reformatorische impulsen

De vraag wat nu precies de theologische ligging van Juan de Valdés is geweest, kan men niet zo eenvoudig beantwoorden. De term ‘hervormer’ is op zich te algemeen en kan verbonden worden met een groot aantal bewegingen die onderling veel verschillen tonen. En juist daar ligt ook het probleem van het plaatsen’ van Valdés: hij was zo breed georiënteerd, dat hij niet als een volgeling van wie dan ook kan worden bestempeld. Zijn hervormingsgezinde kring in Napels was niet zozeer gericht op theologisch-dogmatische uiteenzettingen – in de lijn van Luther of Zwingli – dan wel een spirituele ervaring die men opdeed bij het bespreken van hervormingsgezinde geschriften. Feitelijk was de ‘reformatie’ van Valdés een literaire zaak, dat wil zeggen dat men met elkaar thema’s besprak vanuit pas verspreide literatuur. Het zou niet direct leiden tot gemeentevorming voor een brede volksmassa. 

In zijn kring kwam men welbeschouwd het hele spectrum tegen van de ‘los-van-Rome’ bewegingen uit de 16de eeuw. Maar de ‘drive’ van Luther ontbrak daar: de absolute onderworpenheid aan het Woord van God, het beginsel van het ‘sola Scriptura’. Typerend acht ik de uitspraak in de kringen rond Valdës dat in omstreden theologische kwesties niet de menselijke ratio beslissend was, ook niet het Woord van God (!), maar, zoals men stelde ‘de stem van de Geest in het binnenste’. Een dergelijke uitspraak is typerend voor het spiritualisme dat zich ook in de tijd van de Reformatie voordeed, vooral in kringen dichtbij de wederdopers. Dit wil echter niet zeggen dat Valdés persoonlijk ook deze mening huldigde. Maar hij heeft er wel ruimte aan gegeven en een tolerante houding hebben gevraagd van zijn medestanders. Zij konden in een sfeer van ‘elck-wat-wils’ alles inbrengen en ook alles meenemen wat van hun religieuze gading was. 

Invloeden

Uit de kring van Valdés zijn veel lijnen te trekken naar Europees-brede bewegingen van het christelijk humanisme, de bewegingen van de anabaptisten en spiritualisten, ook van dwaalleraars als de anti-trinitariërs en unitaristen (die beiden de Goddelijke Drie-eenheid loochenden). Ook loopt er een lijntje naar het nicodemisme, ofwel de levenshouding die naar buiten toe de schijn ophoudt rooms-katholiek te zijn, maar in het hart tot de reformatie is overgegaan – een houding die door Calvijn (die overigens pas na de dood van Valdés het reformatorische denken in Europa sterk beïnvloedde) met grote kracht heeft afgewezen. Toch is ook de Italiaanse hervormer Peter Martyr Vermigli uit de kring van Valdés afkomstig, waarna hij reformatorisch actief werd buiten zijn vaderland. 

Verder kan men de invloed van Valdés opmerken als men let op diens eigen boeken. Daaronder zijn er die een duidelijk reformatorische geest ademen, die zich baseren op de Bijbel en op kerkvaders als Augustinus. 

De interesse voor het ideeëngoed van Valdés neemt de laatste jaren behoorlijk toe, goed passend bij de internationalisering die in de theologische wetenschap veel nieuwe deuren opent. Het geeft het gevoel dat iemand als Valdés niet vereenzelvigd kan worden met een van de grotere gemeenschappen van de Reformatie, maar een enigszins afstandelijke houding aannam – wellicht mede ingegeven door de moeilijke situatie waarin hij in Zuid-Europa verkeerde. 

Juan de Valdés is in 1541 in Napels overleden. 

Wat de geschiedschrijving over Juan de Valdés betreft is het nuttig te weten dat Hendrik Alting, zoon van de in Drenthe geboren reformator Menso Alting, in zijn postuum uitgegeven Theologia historica (1664) als eerste Nederlander aandacht vroeg voor deze Spaanse hervormer en diens reformerende inzet in Italië. 

Literatuur

J,N, Bakhuizen van den Brink, Juan de Valdes. Reformator in Spanje en Italië, 1529-1541. Amsterdam 1962

Daniel A. Crews, Twilight of the Renaissance. The Life of Juan de Valdés. Toronto etc. 2008

Johannes Honterus, veelzijdig geleerde hervormt Zevenburgen

Honterus en Zevenburgen, wat moet men zich van deze combinatie voorstellen? De man is al niet echt bekend en waar ligt Zevenburgen? Toch is het zaak, gelet op de brede verspreiding van de Reformatie in de 16de eeuw, hier aandacht voor te hebben. Het is beslist niet juist de kerkhervorming in onze beeldvorming beperkt te houden tot West-Europa. Ook in Oost-Europa brak het licht van de Reformatie door en het is goed daar de hoofdzaak van te weten. Dus maken we een reis met een ietwat onbekende bestemming. 

Geografische verkenning

Zevenburgen is een naam die vandaag niet veel meer gebruikt wordt, men spreekt nu van Transsylvanië. Het is een groot gebied in het noordwesten van Roemenië dat grenst aan Hongarije. Tot het begin van de 20ste eeuw maakte Zevenburgen deel uit van Hongarije, maar de Eerste Wereldoorlog bracht daarin grote verandering: deze regio – die deel uitmaakte van het verliezende keizerrijk Oostenrijk-Hongarije – werd in 1918 ingelijfd door buurland Roemenië. En de Tweede Wereldoorlog veranderde daar niet veel in. Maar de bevolking van Zevenburgen is voor een niet-onbelangrijk deel Hongaars en daarvan zijn er velen lid van een kerk die is voortgekomen uit de Reformatie van de 16de eeuw. Met verschillende gemeenten daar hebben kerken in Nederland intensief contact – en ook daarom is het goed iets van het ontstaan van deze kerken te weten. 

Zevenburgen in de 16de eeuw

De bevolking van deze regio was al sinds de middeleeuwen gemengd: naast de Hongaren waren er in de 13de en 14deeeuw Duitse kolonisten komen wonen die afkomstig waren uit Saksen. Ze waren daar gekomen op uitnodiging van de Hongaarse koning Geza II; ze zouden desgewenst moeten helpen bij de verdediging van de grenzen tegen invallende Mongolen. Deze Duitsers bouwden versterkte plaatsen, maar die werden toch nog door de Mongolen verwoest. Later begonnen de Duitsers met de bouw van fortificaties rond een kerk en daarvan zijn er nu nog zo’n 150 over. De naam Zevenburgen/ Siebenburgen is afgeleid van de zeven versterkte steden die de Saksische bevolkingsgroep ooit had gebouwd als burchten. Een van die steden is bij diverse Nederlanders bekend als het nu Roemeense Cluj, ofwel in het Duits Klausenburg en in het Hongaars: Kolozsvár. 

Dat de Duitse minderheid in Zevenburgen openstond voor de invloeden van Luther vanuit het Saksische Wittenberg hoeft geen verwondering te wekken. Maar de stap om los-van-Rome te komen en zich aan te sluiten bij een beweging die reformatie voorstond was nog niet zo simpel. Maar hoe raakte Honterus betrokken bij de reformatorische ontwikkelingen in Zevenburgen?

Johannes Honterus

In de stad Kronstadt – nu Brașov aan de voet van de Karpaten – die een centrum was in de Saksische regio in Zevenburgen, stond in 1498 de wieg van Johannes Honterus. Vader Georg Aust(en) bezat een druk bedrijf als meester-leerbewerker; hij behoorde tot het welvarende deel van de Saksische bevolkingsgroep. Naast zijn woonhuis stonden zijn leerlooierij en zijn boerderij voor het vee. 

In Kronstadt kreeg de leergierige Johannes een grondige scholing, waarschijnlijk bij de Dominicanen. Daarmee werd de basis gelegd voor verdere studie. Daarvoor ging Johannes in 1520 naar de universiteit van Wenen, waar hij zich liet inschrijven als Johannes Aust ex Corona, d.w.z. Johannes Aust uit Kronstadt. Vijf jaar later behaalde Johannes de titel van magister artium, waar bleek dat op zijn bul de naam Johannes Holler Coronensis stond. Holler was feitelijk de Duitse naam voor de familie van Johannes – en die naam zette hij over in het Latijnse Honterus

Vluchteling

Toen de Turken het beleg om Wenen sloegen, 1529, vluchtte Johannes naar het veiliger Regensburg, waar hij zich met zijn Latijnse naam liet inschrijven als tijdelijke inwoner. Hierna reisde hij door naar het Zuid-Poolse Krakau, waar hij aan de universiteit actief was als docent en tevens in het schrijven van een Latijnse en een Griekse grammatica. Een jaar later hield hij zich enkele maanden op in Neurenberg, waarna hij via Augsburg doorreisde naar het humanistencentrum Bazel. Daar maakte hij reformator Johannes Oecolampadius mee; in zijn theologisch denken werd hij door deze Bazelse hervormer beïnvloed. 

Boekdrukker

Honterus was in Bazel vooral bezig met het uitgeven van door hem beoordeelde boeken en tevens met houtsnijwerk als handwerk – vandaag zou men hem grafisch vormgever noemen. De bekende kunstenaar Albrecht Dürer heeft via hem twee van zijn befaamde sterrenkaarten uitgegeven. 

In 1533 keerde hij terug naar Kronstadt waar hij de eerste drukkerij van de stad begon – vooral om zijn eigen geschriften een ruime verbreiding te geven. Nog eenmaal verliet Honterus Kronstadt, nu om zijn leermeester-op-afstand Luther te bezoeken. Na terugkeer uit Wittenberg wist hij welke koers hij voor zijn stad en regio zou moeten volgen. In 1536 werd hij gekozen tot lid van de Raad van Honderd en daar heeft hij uitgezien naar het moment dat de kerk `kon worden hervormd. 

Een van Honterus’ eerste producties in Bazel was de eerste geografische kaart van Zevenburgen. In Kronstadt gaf hij een beschrijving van de toenmalige wereld uit met behulp van (door hemzelf vervaardigde?) kaarten die hij met verzen verduidelijkte. Ook drukte hij een boekje met een flinke verzameling van Sententiën (d.w.z. wijze spreuken) van de kerkvader Augustinus, waarna ook diens ‘Kettercatalogus’ bij Honterus uitkwam met een inleiding van de uitgever zelf. Hij wilde daarmee bereiken dat de kerk weer ging luisteren naar de man die zo’n grote betekenis had voor de kerk van alle tijden en alle plaatsen. Dit ter ontmaskering van de zogenaamde wijsheid en tevens van de eerzucht en hebzucht van de roomse prelaten in de 16de eeuw. Honterus verwijzingen naar Christus en Zijn heilzame woorden zijn tekenend geworden voor de visie op de toekomst van de kerk die hij steeds verder uitdroeg in zijn stad en regio. 

Huwelijk

Nog onderweg heeft Honterus een huwelijk gesloten en wel in 1532 met Anna Neutze, dochter van de Vlaming Johann Neutze. In 1533 kregen ze een zoon die ze de naam Johannes Calixtus gaven. Het schijnt dat Honterus in Kronstadt opnieuw trouwde in 1535 en wel met … Anna Neutze, maar dat geeft uiteraard een probleem m.b.t de naam van de eerstgenoemde vrouw. De oplossing ligt  wellicht hierin dat het in 1532 gesloten huwelijk in 1535 is bevestigd in de stad waar Honterus toen met zijn gezin definitief was gaan wonen. Hoe het ook zij, in zijn huwelijk werden in totaal 3 zonen en 4 dochters geboren. Zijn vrouw overleefde hem vele jaren, zij overleed in 1584. 

De pedagoog

Honterus was in zijn stad ook actief op het gebied van de vorming van de jeugd. Op zijn initiatief en deels op eigen kosten liet hij in 1541 een klooster ombouwen tot een nieuw schoolgebouw. En een jaar later richtte hij daar een bibliotheek in die uitgroeide tot de stadsbibliotheek van Kronstadt. Voor de school stelde hij een ordening op die voor ouders, leraren en leerlingen van fundamenteel belang was: het eerste doel was gericht op de bewustwording van de jeugd van de taak om zich in de eigen stad dienstbaar op te stellen ten gunste van de hele bevolking. Dit pedagogisch idee leefde sterk bij de Saksen: de gemeenschap was alles! Daarnaast richtte Honterus ook nog een gymnasium op dat de leergierige jeugd de kans bood later een universitaire studie te volgen en op die manier stad en regio te dienen. Tot vandaag de dag bestaat deze school die voor Zevenburgen veel heeft betekend en nog steeds betekent. 

Johannes Honterus statue, outside The Black Church, Biserica ...

De reformator

Als belangrijk bewijs voor de wending van Honterus naar de Reformatie vormen de door hem gedrukte werken. Als eerste geschriften noemen we zijn ‘Apologie’ uit 1543 en de ‘Kerkorde van de Duitsers in Zevenburgen’ uit 1547. Een jaar later gaf hij Luthers ‘Kleine Catechismus’ uit en in hetzelfde jaar de belangrijke bundel ‘Odensammlung’, het nu oudste muziekboek van het land. Dit alles duidt erop dat Honterus zich bij de Reformatie had aangesloten. Wellicht had hij al in Bazel zijn keus gemaakt, waar hij tot de kring rond Oecolampadius behoorde. 

Hoe dat proces in zijn werk is gegaan is niet helemaal duidelijk, maar de indruk bestaat dat het een tamelijk rustig proces is geweest. Het is de beslissing geworden van de lokale overheid na de bevolking hierover te hebben geraadpleegd. Zo werd er in 1542 een begin gemaakt met de Reformatie van zowel Kronstadt als heel Zevenburgen. De Saksische bevolking zag zich als een eenheid die behouden diende te blijven bij de keus voor de godsdienst. Men wilde twist en tweedracht voorkomen. In die overtuiging hield men in oktober 1542 de eerste reformatorische eredienst in Kronstadt. 

Honterus ondersteunde deze gang van zaken met publicaties die in zijn drukkerij van de persen rolden. Iemand als Melanchthon was er erg mee ingenomen! Hij liet de bovengenoemde kerkorde in Wittenberg drukken als model voor andere gemeenten. 

Op 22 april 1544 werd Honterus gekozen tot nieuwe stadspredikant van Kronstadt met een brede aanbeveling uit Wittenberg van de reformatoren Martin Luther, Philippus Melanchthon en Johannes Bugenhagen. En vanuit deze ambtelijke positie heeft hij – samen met de uit Wittenberg afkomstige leraar Valentin Wagner – de kerk van zijn stad tot reformatie weten te leiden. Dat was tegelijk het signaal tot de doorvoering van de Reformatie in heel Zevenburgen. Die ontwikkeling werd afgerond in 1547. 

Zijn drukkerij ter ondersteuning van deze kerkvernieuwing was van grote betekenis. Honterus heeft er dan ook veel voor overgehad om in de aanvoer van papier onafhankelijk te zijn van anderen uit verre streken; hij liet op eigen kosten in Kronstadt een papiermolen bouwen! 

De laatste jaren van Honterus

Door de vele kerkelijke en ook nog zakelijke activiteiten werd Honterus dusdanig in beslag genomen dat zijn krachten gaandeweg verminderden. Belangrijke vergaderingen liet hij aan zich voorbijgaan. Hij vreesde ook op zijn leeftijd nog (weer) een in conflicten verzeild te raken – immers binnen het lutheranisme was een beweging actief die meende de echte waarheid van hun hervormer te kennen en daarbij anderen (met een iets andere insteek) dwarsboomden en voor onechte lutheranen uitmaakten. Dat laatste begon Melanchthon na de dood van Luther (1546) steeds vaker te voelen. Bovendien leek sinds 1548 de keizer oppermachtig en zijn Habsburgse armen reikten tot ver in Europa – maar een bijzondere omstandigheid was de macht van de Turkse heersers, juist ook in de regio van Hongarije en Roemenië. Die hielden Karel V wel op afstand. 

Na een tijd van ziekte is Johannes Honterus in Kronstad overleden op 23 januari 1549. Met hem was een man heengegaan die in alle opzichten de geestelijke en materiële belangen van zijn vaderstad heeft willen bevorderen en ook inderdaad heeft bevorderd. 

De Reformatie van Zevenburgen is naar de mens gesproken ondenkbaar zonder de enorme inzet van Johannes Honterus. 

In een van de klokken van Zwarte Kerk (14de eeuw) is een bekend motto van de Lutherse Reformatie aangebracht: Verbum Domini Manet in Aeternum, d.w.z. Het Woord van God blijft in eeuwigheid.

Berchtold Haller: Zwingliaans reformator van Bern

Haller staat niet te boek als een vooraanstaand man in de historie van de Reformatie. Toch zien we hem bezig in een van de grote steden van de Zwitserse Eedgenootschap, namelijk in BERN, de tegenwoordige hoofdstad van de ‘Confoederatio Helvetica’ (CH). Dat niet alle grotere steden van Zwitserland met de Reformatie meegingen, had als reden de nog altijd sterke kracht van lokale gemeenschappen van de pauselijke kerk en van pausgezinde elites die hun eigen legers wisten te mobiliseren. Dat Bern, de ‘berenstad’, toch een reformatorisch centrum is geworden is vooral het verhaal van Berchtold Haller. Zijn inzet mag zeker onze aandacht hebben. 

Afkomst en vorming

Haller was van huis-uit geen Zwitser, maar een inwoner van de regio Württemberg, in het zuiden van Duitsland. De plaats waar hij het levenslicht zag heet Aldingen, heel ver van de grens met Zwitserland. Hallers geboortejaar staat echter niet vast, diverse schrijvers kiezen voor 1490 of 1494, maar er zijn ook die het midden kiezen, dus voor 1492. Daarmee is hij een kleine tien jaar jonger dan Zwingli en Luther en meer een leeftijdgenoot van Martin Bucer. Het ouderlijk milieu was dat van de boeren, maar dan als ‘onvermogende landslieden’ aangeduid. Dat zoon Berchtold kon gaan studeren was een klein wonder. Zijn ouders stuurden hun pientere zoon naar de Latijnse School in Rottweil, de oudste stad van Baden-Württemberg, die evenwel aansluiting had gezocht bij de Zwitserse Eedgenootschap. In Rottweil had hij o.m. als leermeester Michael Rubellus, een bekend humanistisch georiënteerde filoloog. Daarna ging de Aldinger boerenzoon naar de stad Pforzheim, waar hij de jonge student Melanchthon meemaakte. Vervolgens voerde de studie Berchtold naar de universiteit van Keulen, waar hij een voorlopig eindstation bereikte met het behalen van zijn graad van magister artium, 1511. Na ruim 2 jaar keerde hij terug naar Rottweil om daar als aankomend leraar te dienen. Zijn diepe wens werd vervuld toen hij omstreeks Pinksteren 1513 door Rubellus naar Bern werd geroepen om bij hem als assistent te dienen – zijn vroegere leermeester was naar ‘de stad van de beren’ vertrokken. De bescheiden Haller deed plichtsgetrouw zijn werk en won het vertrouwen van veel vooraanstaande mensen in Bern. Hij zag de regio Bern als zijn nieuwe vaderland. Het bakkersgilde van Bern koos hem in 1519 tot hun kapelaan, terwijl hij in mei van hetzelfde jaar tot predikant werd aangenomen – dit alles gebeurde in de nog door de rooms-katholieke clerus beheerste context. In 1520 kreeg Haller er een kerkelijke functie bij met de benoeming tot koorheer ofwel kanunnik aan een abdijkerk – daardoor was zijn inkomen voortaan verzekerd (door een zogeheten prebende, een soort beurs van de kerk). 

De eerste tekenen van de Reformatie

In Hallers leven speelde de Bijbel een grote rol. Na de uitgave van Erasmus’ Nieuwe Testament in 1516 – en de nieuwere, verbeterde edities in latere jaren – was het voor mannen als Haller een feest om studie te maken van het Nieuwe Testament. Maar het Oude Testament werd bepaald niet vergeten – de samenhang in het ene Woord van God was een wezenlijke zaak voor het goed verstaan van de wil van God en zijn genade in Christus. 

Intussen werd in de Zwitserse christenheid de roep van Huldrych Zwingli gehoord die met zijn verkondiging in Zürich, door middel van de ‘lectio continua’, d.w.z. de doorgaande lezing van een Bijbelboek, de rijkdom van Gods Woord duidelijk maakte. Daarnaast was Zwingli ook de man die de vele kerkelijke gebruiken een voor een afwees als hulpeloze pogingen om de weg naar God te vinden. Daaronder viel ook de aflaat die door ene Bernard Samson werd afgekondigd. Steeds vaker kreeg de kerkleiding te horen dat de weg die Zwingli wees Bijbels verantwoord was en dat zijn reformatie de juiste route was naar echt herstel van de kerk. Wat ging Haller doen?

Hij stond in contact met leeftijdgenoten – Melanchthon, Wolmar e.a. – die allen openstonden voor vernieuwing van de kerk en theologie, waarmee Luther een begin had gemaakt. In 1521 bezocht Haller de reformator Zwingli in Zürich en dat klikte meteen. Hun vriendschap werd een stevige band. Voortaan klonken Hallers preken de hoorders als evangelische muziek in de oren. Nu vormde zich in Bern een kring van reformatorisch gezinden – onder hen de oudere classicus Thomas Wyttenbach en de schilder en dichter Niklaus Manuel –  die wilden bereiken dat de stad overging tot Reformatie in de geest van Zwingli. 

De eerste stappen naar de Reformatie van Bern

Een sterke impuls ging in juli 1522 uit van de preek die – op verzoek van Haller – gehouden werd door de rondtrekkende Franciscaner monnik Frans Lambert von Avignon. Deze reformatorische gezinde geestelijke sprak voor een grote menigte die geboeid raakte door de hier verkondigde evangelische leer. Ook preekte de Franciscaner geleerde dr. Sebastian Meyer in evangelische geest. Het werd de opmaat naar de eerste stap van Bern op de weg naar reformatie: de Raad van Bern besloot tot ’vrije prediking van het evangelie’. Maar veel verder kwam het niet.  De invloed van de tegenstanders van reformatie was groot. Haller trok zich dit nogal aan, hij was ook in eigen ogen wellicht te schuchter en dus weinig doortastend. Het was alsof de priesters van Bern dat scherp aanvoelden; ze verklaarden Haller openlijk tot ‘aartsketter en dikbuikige leugenaar’. Haller stond op het punt zich terug te trekken naar Bazel, onder het voorwendsel daar verder te willen studeren. Maar daar stak Zwingli een stokje voor: hij bezwoer Haller in Bern te blijven, de moed te tonen om door te gaan op de weg van de Reformatie. Ja, hij moest de ‘wilde beren’ maar eens temmen – daarbij doelde hij op de die hun naam aan de stad hadden gegeven. Haller bleef op zijn post, hoewel Sebastian Meyer de stad werd uitgezet. 

Kort daarna kreeg Haller onverwachte hulp van Niklaus Manuel, die veel populariteit genoot. Zijn wens was een tolerante samenleving, waar veel Berners zich goed in konden vinden. Haller nam nu zijn preekactiviteit weer op en preekte net als zijn grote voorbeeld Zwingli volgens de methode van de lectio continua. In 1525 stopte hij met de bediening van de mis. Het gevolg was dat Haller werd ontslagen; toch mocht hij wel blijven roeken! Voortaan werd het Heilig Avondmaal onder twee gedaanten gevierd en werd de leer van de transsubstantiatie losgelaten. De Raad van Bern bleef nog enige tijd vasthouden aan de zeven sacramenten, maar gaf de priesters wel de vrijheid om te trouwen. Verder werd de aflaathandel verboden. 

Godsdienstgesprekken

Op verzoek van de Kleine Raad van Bern nam Haller in 1526 als enige protestant deel aan het godsdienstgesprek met de rooms-katholieken in het Zwitserse Baden. Daar confronteerde hij zich met de veelweter Johann Eck uit Ingolstadt, bekend als fervente tegenspeler van Luther. Deze conservatief-roomse geleerde benadrukte de wettigheid van de mis en de daarmee verbonden kerkleer, maar Haller bleef dat ontkennen vanuit het evangelie. Het leverde hem van de kant van de Kleine Raad van Bern een veroordeling op en het verlies van zijn prebende; maar de Grote Raad sprak Haller vrij, evenwel zonder dat hij weer zijn inkomen kreeg. Maar de omslag in kerk en samenleving stond eraan te komen: de Raden van Bern kregen – via verkiezingen – steeds meer leden die voorstander van hervorming waren. De Grote Raad, de machtigste instelling, besloot nu om in januari 1528 een groot godsdienstgesprek in Bern zelf te houden, waarna deze raad zou besluiten hoe de toekomst eruit zou zien voor kerk en stad. Haller bereidde zich met zijn collega Franz Kolb erop voor door in overleg met Zwingli 10 stellingen te formuleren over o.m. het gezag van de Bijbel, de toerekening van het heil, de functie van de beelden en het priesterhuwelijk. Op de openingsdag, 7 januari, hield Haller de openingsrede. Hij en zijn reformatorische vrienden hadden het genoegen een groot aantal vooraanstaande reformatoren te verwelkomen: Zwingli, Bullinger, Oecolampadius, Bucer, Capito en Farel. Honderden theologen waren benieuwd naar dit belangrijke gesprek. Toen Haller op 26 januari zijn slotrede hield, was de uitkomst duidelijk: een glansrijke overwinning voor de reformatorische partij. En dat bleek ook op 7 februari 1528 toen de Grote Raad, die de macht van de Kleine Raad sterk had weten te beperken, voor het hele Berner kanton vaststelde – op voorstel van Haller! – dat men voor de Reformatie had gekozen en dat hiervoor veel kerkelijke en maatschappelijke veranderingen moesten worden doorgevoerd. De uitwerking van dit besluit heeft in de dorpen rond Bern nog veel conflicten opgeleverd, maar de fundamentele beslissing werd niet teruggedraaid. 

Na een jaar brak er in de Eedgenootschap oorlog uit die er in oktober 1531 toe leidde dat Zwingli met veel Zürichers sneuvelde in de Slag bij Kappel. De nederlaag van de protestanten kwam hard aan en de samenwerking tussen Bern en Zürich raakte ook onder spanning. Maar de gevolgen van deze strijd bleven beperkt en het reformatorische veranderingsproces in Bern kon doorgaan zoals dat in 1528 was vastgesteld. 

1828 Schweiz - Medaillen BERN Silver medal 1828 BERCHTOLD HALLER ...

Berner Synode

Het duidelijkste bewijs voor het continueren van de Reformatie was het bijeenroepen van de eerste Berner synode, waar 200 predikanten uit alle delen van protestants Zwitserland bij elkaar kwamen. Helaas kon Heinrich Bullinger niet aanwezig zijn, maar Haller kreeg uitstekende hulp van de Straatsburgse voorganger Wolfgang Capito. Hun gezamenlijk voorbereide voorstellen kregen veel bijval en de Reformatie in Zwitserland werd zo verdeeld dat de oostelijke regio vanuit Zürich werd bijgestaan en de westelijke regio evenzo vanuit Bern, waarbij Guillaume Farel de centrale figuur werd. Hij zou in 1536 in het mee door Bern bevrijde Genève de nog jonge Calvijn binnenhalen en binnenhouden, wat voor de toekomst van de Reformatie daar en van heel Europa een grote zegen is geworden. 

Een korte periode heeft Haller zich in alle vriendelijkheid bemoeid met anabaptisten. In een debat met Haller in Zofingen vroegen ze aandacht voor hun probleem: konden ze niet als minderheid in het protestantse Bern worden erkend? Na advies van Bullinger werd hun idee verworpen: de burgerlijke overheid moest hen geen ruimte verschaffen.  

Laatste jaren

Haller zelf begon de last van al deze zaken steeds meer te voelen en ondanks hulp van een aantal collega’s werd zijn conditie er niet beter op. Het was ook geen verlichting van zijn taken dat hij in 1532 benoemd werd tot de eerste Dekaan van Bern en daarmee de leider van de gereformeerden in stad en kanton. Samen met Capito stelde Haller een kerkorde op voor de kerken in de regio Bern. In veel kwesties die hiermee samenhingen nam Haller een gematigde houding aan. Hij was bepaald geen ‘Prinzipienreiter’, maar een verdraagzaam man die in zijn eenvoud het gelijk gemakkelijk bij anderen liet. 

Omstreeks 1535 werd Haller ziek; na een vrij lang ziekbed overleed hij in Bern op 25 februari 1536. Hij liet een vrouw achter, Apollonia von Graben, die in 1529 als weduwe met hem was getrouwd. Zij moest na de dood van haar tweede man met één dochter uit haar eerste huwelijk verder; zij overleed na vele jaren in 1574. 

Bern verloor een reformator die weinig pennenvruchten heeft nagelaten. Hij had zich bescheiden opgesteld en het niet van eigen moed en dapperheid verwacht, maar van de God die de kracht van zijn Verbond en Woorden op een getrouwe manier had getoond in het leven van Berchtold Haller. 

Johann Lachmann, de bijna vergeten reformator van Heilbronn

Wat doen we met een man uit de 16de eeuw die na zijn dood compleet vergeten werd? Zo maar laten? Toch maar niet! Johann Lachmann was nog wel de reformator van de Duitse rijksstad Heilbronn en heeft daar ontzettend veel werk verzet. Hij heeft daar niet alleen op een speciale manier de Reformatie doorgevoerd, maar bewaarde zijn stad ook voor de ernstige gevolgen van de Duitse Boerenoorlog. Pas in het begin van de 19de eeuw kwam de naam van Lachmann weer op veler lippen. Het is zonder meer de moeite waard om zijn levensverhaal te kennen: dat laat zien hoe zijn leven en dat van zijn stad verweven waren met de spanningen en dreigingen die samenhingen met de doorwerking van de Reformatie.

Heilbronn

Deze Duitse stad, vroeger een vrije rijksstad met speciale voorrechten, maakt vandaag deel uit van de deelstaat Baden-Württemberg en ligt tussen de steden Stuttgart en Heidelberg aan de rivier de Neckar. Heilbronn telt nu meer dan 115.000 inwoners. In de beide wereldoorlogen zijn duizenden inwoners omgekomen. Heilbronn werd in december 1944 door een zwaar bombardement van de Britse luchtmacht getroffen; het grootste deel van de binnenstad werd verwoest – ook daarbij vielen veel slachtoffers. Vanaf 1948 is er hard gewerkt aan de wederopbouw; er ontstond een vernieuwde stad waar industrie, wijnbouw, handel, toerisme en dienstverlening de belangrijkste economische activiteiten vormen. 

Kilianskerk

De uit de middeleeuwen daterende Kilianskerk is een voorbeeld van een gotische hallenkerk. Het godshuis is genoemd naar de vroegmiddeleeuwse missionaris Kilian die nog vóór Bonifatius in Zuid-Duitsland het evangelie verkondigde, maar werd daarbij vermoord in 689. Toch ging de missionering door en maakte Heilbronn later deel uit van het bisdom Würzburg. De statige Kilianskerk werd in de tweede wereldoorlog verwoest; de herbouw vond plaats op de funderingen van de oude kerk. Een rijk bezit van de Kilianskerk is het grote orgel dat behalve in de erediensten ook dient voor het geven van orgelconcerten. 

Het is deze kerk die in de 16de eeuw met Johann Lachmann een centrale rol vervulde in de overgang naar de Reformatie zoals Martin Luther die had ingezet. 

Lachmann aan de vooravond van de Reformatie

Over de afkomst en jeugd van Johann Lachmann is het volgende van belang. Hij werd in 1491 in Heilbronn geboren als zoon van de klokkengieter en raadsheer Bernhard Lachmann; daarmee is duidelijk dat Johann in een vooraanstaand milieu tet wereld kwam. Hij kreeg na het basisonderwijs de mogelijkheid om de Latijnse School in Heilbronn te bezoeken en daarna te gaan studeren aan de universiteit van Heidelberg. Dat was in 1505, hetzelfde jaar dat Luther – bijna getroffen door de bliksem – het Augustijnerklooster van Erfurt in trok om zich te richten op de theologie. Tussen hen was uiteraard nog geen enkele relatie ontstaan. 

Johann behaalde in 1508 de graad van magister, daardoor kreeg hij de mogelijkheid om lessen te geven en daarmee enig inkomen te genereren. Hij hield dan ook zogeheten ‘humanistische Vorlesungen’, waarmee hij duidelijk kleur bekende als aanhanger van de nieuwe geestelijke stroming in West-Europa. Tegelijk studeerde Johann verder in de rechten. Het duurde echter tot april 1521 voor hij zijn doctorsgraad behaalde. Het studieproces werd namelijk vertraagd door zijn activiteit als ‘Pfarrverweser’ aan de Kilianskerk, een functie die hem aan de kerk verbond als plaatsvervanger van de Pfarrer. Daardoor leerde hij de praktijk van het kerkelijke leven en het pastoraat steeds beter kennen: hij moest soms de mis lezen, ook toezien op de wettigheid van doop en huwelijk; begrafenissen moesten in goede orde verlopen. Lachmann werd hierdoor een bekende persoonlijkheid die door zijn werk veel waardering ontving. 

Door al deze praktische zaken begon Johann Lachmann invloed te krijgen in kerkzaken, zeker van belang toen Duitsland na 1517 religieuze keuzes moest maken. In 1520 overleed Johann Kröner, de 60-jarige Pfarrer van de Kilianskerk, waarna Lachmann door de Raad van Heilbronn de benoeming tot prediker kreeg. Precies op het moment dat Duitsland zijn adem inhield over de gevolgen van Luthers optreden in Wittenberg – de man van de 95 stellingen moest in 1521 in Worms voor de keizer verschijnen. 

Op weg naar Reformatie

In 1502 kreeg Heilbronn bezoek van de pauselijke afgezant kardinaal Raimund von Gurk. Hij kondigde een aflaat af voor allen die oprecht berouw toonden over hun zonden en naar boetedoening uitzagen. Deze toen zo levendige praktijk kreeg zijn vervolg in 1517 toen de monnik Johann Tetzel rondtrok om ook aflaten te verkopen. Luthers evangelische protest daartegen trok in heel Duitsland sterk de aandacht.  

Of Lachmann al vanaf 1517/20 een aanhanger van Luther is geweest, staat niet vast. Evenmin van de Pfarrer die toen nog dienstdeed. Maar wel is bekend dat de Raad van Heilbronn na de Rijksdag van Worms geen gehoor gaf aan het door de keizer uitgevaardigde besluit Luther in de rijksban te doen. In 1522 liet de Raad het toe – onder ergernis van de roomse partij – dat er ‘oproerige’ geschriften van Luther werden gedrukt. En in 1524 nam de Raad diverse maatregelen die de positie van de rooms-katholieke geestelijkheid aantastten; zo mochten priesters geen omgang meer hebben met jonge vrouwen, wat veel consternatie gaf. In hetzelfde jaar 1524 verliet de prediker van een van Heilbronns kloosters de stad om zich in Wittenberg verder te bekwamen in de reformatorische theologie. Ook werd bekend dat een biechtvader de dochter van de burgemeester had verleid. De oude kerk kwam er steeds gekleurder op te staan. Vanaf 1524 merkte men dat Johann Lachmann steeds duidelijker positie innam: hij koos in prediking en pastoraat voor de Reformatie – overigens ontstond er geen direct contact met Luther; wel kenden Lachmann en Melanchthon elkaar sinds hun studietijd in Heidelberg, en ze correspondeerden later met elkaar. 

De nieuwe ‘Pfarrverweser’ van Lachmann, koos ook voor de Reformatie. De bisschop van Würzburg toonde zich erg verontrust over deze activiteiten ten gunste van de Reformatie. 

De tegenspelers van Lachmann wilden in 1525 een openbaar godsdienstgesprek, maar die sessie ging niet door. De Raad van Heilbronn was verdeeld en dus behoedzaam: men wilde de zelfstandigheid graag bewaren. Er was een sterke rooms-katholieke minderheid waarmee men rekening wenste te houden. Tumult en ongeregeldheden moesten voorkomen worden. 

Boerenoorlog

Groepen ontevreden boeren trokken in 1525 door Duitsland om hun sociale eisen kracht bij te zetten. In de naburige stad Weinsberg – de geboorteplaats van Johannes Oecolampadius, de reformator van Bazel, 1482 – waren ze als beesten te keer gegaan en nu stonden ze voor de poorten van Heilbronn om deze rijke stad te plunderen. Het optreden van Lachmann heeft de stad ‘gered’: hij ging in gesprek met de leiders van de oorlogszuchtige belegeraars en wist te bereiken dat zij met slechts 200 man de stad in zouden gaan en op beperkte schaal hun buit behaalden; vooral een klooster moest het ontgelden. Bij dit optreden liet Lachmann duidelijk in zijn vermaningen weten dat God ook van de boeren gehoorzaamheid vroeg! In mei 1525 kwam een eind aan de Boerenoorlog toen de adel het leger van de boeren met de geestelijke leider Thomas Müntzer overwon en hun leider ter dood bracht. 

De Reformatie van Heilbronn

Het definitieve besluit van Lachmann om zich bij de Reformatie aan te sluiten viel in oktober 1525. Na een goed gesprek met Johannes Brenz, hervormer van de naburige stad Schwäbisch Hall, besloten ze op een gelijke manier de vernieuwing van de kerk door te voeren. Een belangrijk middel daartoe was het gebruik van een catechismus als leerboek voor jong en oud. Brenz had er één opgesteld voor zijn gemeente, nu begon ook Lachmann aan een dergelijk leerboek voor Heilbronn. In samenwerking met de nieuwe rector van de Latijnse School van Heilbronn, Kaspar Gräter, kwam het leerboek in 1528 gereed: het kreeg de naam Catechesis en telde maar liefst 176 vragen en antwoorden. De beide catechismi waren de eerste reformatorische, lutherse leerboeken van de 16de eeuw. 

Tegelijk met het werk aan de catechismus van Heilbronn zette Lachmann, in overleg met de reformatorisch gezinde burgemeester Hans Riesser – door de stemgerechtigden gekozen in 1528 – door dat het Avondmaal (de Messe) onder twee gedaanten werd bediend; en ook dat zowel de doop als het huwelijk voltrokken werden na het voorlezen van een in het Duits opgesteld formulier. Korte tijd later werd bepaald dat diverse door de kerk ingestelde feestdagen werden afgeschaft, wat ook gold de vastendagen. 

Keizer Karel V

In 1530 hield de keizer weer een rijksdag, nu in Augsburg. De zaak van het protestantisme stond hoog op zijn agenda. De vrije rijksstad Heilbronn werd ook opgeroepen om zich te verantwoorden over de kerkelijke veranderingen. Lachmann die meende dat de keizer ‘boven de partijen’ stond, stelde toen het uitvoerige betoog Von der kirchlichen Änderung op, waarin hij de ontwikkelingen in de kerk van Heilbronn uiteenzette. Maar hoe hoopvol Lachmann ook was, zijn geschrift kreeg nauwelijks aandacht. De meeste aandacht ging uit naar de door Melanchthon opgestelde Augsburgse Confessie die aan de keizer werd voorgelezen. Daarop besloot burgemeester Riesser dat Heilbronn zich ook aansloot bij de Augsburgse Confessie. De keizer heeft de felbegeerde eenheid van de kerk niet teruggekregen.

Lachmanns laatste jaren

Met de afschaffing in 1531 van de mis in de Kilianskerk waar Lachmann diende, was de Reformatie van Heilbronn voltooid. Wat uiteraard niet betekende dat de kerk met de armen over elkaar kon gaan zitten. De macht van de roomse partij was nog altijd merkbaar, maar daarvoor sloot de stad zich in 1538 aan bij het protestantse bondgenootschap, de Schmalkaldische Bond

Een ander gevaar kwam van de kant van de anabaptisten ofwel wederdopers, die met name in de dorpen rond Heilbronn waren neergestreken. Ze waren deels afkomstig uit Zwitserland dat als brongebied van de doperse beweging gold. Ook in Duitsland was er sympathie voor de radicaliteit van de dopers, o.m. bij leiders als Karlstadt en Müntzer. Na de Boerenoorlog was de grootste dreiging voorbij. In de regio Heilbronn werden de meeste radicalen uitgewezen. 

Wat deed Lachmann? Het was hem niets te veel om naar de dopers toe te gaan om met mildheid en tegelijk met grote overtuiging de Bijbelse leer over Doop en Verbond uiteen te zetten. Het effect was dat er van een doperse dreiging niet veel meer te merken is geweest. 

Lachmanns krachten begonnen intussen af te nemen. Daarom werd besloten een tweede prediker aan de Kilianskerk te benoemen, 1533. De taakverlichting was erg welkom. Zijn laatste jaren deed hij het kalmer aan; hij werkte meer achter der schermen. Hij moet omstreeks de jaarwisseling van 1538/39 zijn overleden. 

Het is merkwaardig dat zijn begrafenis niet gepaard ging met de publicatie van een lijkrede, ook werd er geen grafsteen aangebracht, en geen geschrift met een levensbeschrijving bleef achterwege. De oorzaak daarvan ligt in het duister. Pas in 1828 heeft de historicus Karl F. Jaeger het tot zijn taak gerekend de Reformatie van Heilbronn uit de doeken te doen en daarbij de nodige aandacht te schenken aan de grote zoon van Heilbronn, reformator Johann Lachmann. 

Vandaag vindt men in Heilbronn een bordje op de muur van het herbouwde Käthchenhaus op de hoek van de markt waar Lachmann jaren heeft gewoond – en is er ook een Lachmannstraße. Maar of ‘men’ hem wel echt kent? 

Zus en twee broers Blarer: reformatoren van Konstanz

De rijksstad Konstanz, gelegen aan de zuidelijke oever van het Bodenmeer, hoort nog net bij Duitsland. Al loopt de grens met Zwitserland dwars door de stad Kreuzlingen die ‘gewoon’ aan Konstanz is vastgegroeid. In deze Duitse rijksstad had zich in 1415/16 het drama afgespeeld van de Tsjechische voorlopers van de hervorming Jan Hus en Hieronymus van Praag. Zij waren door het concilie ter dood veroordeeld en door de wereldlijke overheid levend verbrand. Ruim een eeuw daarna stond men voor de keus de vernieuwingsroute van de Reformatie in te slaan of toch maar langer bij Rome te blijven. In de kring van de familie Blarer was dat geen punt: de jongere garde wilde niets anders dan Bijbelse vernieuwing van de kerk. Maar wie zouden ze nu volgen? Luther of Zwingli, of gingen ze liever hun eigen weg? En wat zou de bisschop van Konstanz hiervan vinden? 

De familie Blarer in Konstanz

In 1517 bestond het gezin Blarer (de naam wordt ook wel als Blaurer geschreven) nog uit zeven personen: moeder, Katharina Mäßlin von Graneck afkomstig uit Rottweil, met zes kinderen. Vader Augustin was al in 1504 gestorven, maar zijn bloeiend koopmansbedrijf, gelegen aan de grote handelsroute Italië-Duitsland, werd door de familie gewoon voortgezet. 

In het verhaal van de Reformatie staan drie kinderen in het middelpunt: Margarete, haar oudere broer Ambrosius en een jongere broer Thomas. Zij hadden ieder een prima opleiding gekregen die hen kennis deed maken met de wereld die omstreeks 1500 met een grote vernieuwing bezig was. In deze tijd braken Renaissance en Humanisme stevig door, zowel bij kunstenaars als bij de geestelijkheid. En dan waren er de berichten over Columbus en zijn reis naar het verre westen; zijn zeereis bleek een nieuwe koloniale mogelijkheid te openen – zij het dat Spanje daar het eerst voor in aanmerking kwam. En dan kwamen er in Konstanz vanaf 1517 uit het Oost-Duitse Wittenberg berichten binnen over de monnik Martin Luther die een conflict met de pauselijke kerk niet uit de weg ging. 

Tegen het eind van 1520, toen de zaak-Luther naar een climax groeide, traden in het nog altijd roomse Konstanz twee predikers op, Jakob Winder en Bartholomäus Metzler, die verklaarden alleen maar de Schrift te willen uitleggen. Deze daad had uiteindelijk tot gevolg dat de Raad in 1524 deze manier van prediking ondersteunde. In 1525 werd ook Ambrosius Blarer benoemd tot predikant. 

Bisschop Hugo

Vanaf 1496 trad bisschop Hugo von Hohenlandenberg op als hoogste vertegenwoordiger van het pauselijk gezag. Ruim 30 jaar heeft hij het in Konstanz volgehouden. De kritiek op zijn kerkpolitiek was niet van de lucht en zijn maatregelen tot behoud van een goede, zedelijke levensstijl, ook onder de geestelijken in het bisdom, werden als slap en ontoereikend bestempeld. Hij had een groot bisdom; daar werkten zo’n 15.000 priesters in 500 parochies! De bisschop verdiende eraan als een priester met zijn inwonende huishoudster weer een kind hadden gekregen; dan kreeg bisschop Hugo voor de overtreding van het celibaat een bedrag van 4 Rijnse guldens. Als hij niet strenger optrad leverde dat een aardig jaarinkomen op. Eigenlijk wist de stad niet beter dan dat het overal in de kerk zo toeging. Maar de hervormers stelden al deze kwalijke praktijken aan de kaak. Het kwam uiteindelijk zover dat bisschop Hugo in 1526 zijn residentie verplaatste naar het hem bekende Meersburg. Op dat moment was de Reformatie in Konstanz al doorgebroken. De indruk is gewettigd dat die ontwikkeling de bisschop weinig kopzorgen gaf; hij was de man er niet naar om kerkelijke problemen met een helder inzicht aan te pakken en op te lossen. Hij was meer de regent die de orde tot op zekere hoogte wilde bewaren. 

Margarete Blarer: een diacones in Konstanz - Kerk & religie - RD.nl

Margarete Blarer

Nu volgen enkele data over Margarete Blarer. Ze was in 1494 geboren en werkte mee in de firma van de familie, maar ook nam ze een vooraanstaande plaats in binnen de Konstanzer gemeenschap. Dat kwam mee doordat haar vader lid van de Raad was. Na het overlijden in 1530 van moeder nam Margarete Blarer de leiding van het huis, ook van de firma, op zich. Daarnaast diende ze in de stad als ziekenverzorgster. Ze financierde deze taak uit de winsten van de firma. Dat bleef ook zo toen de Reformatie in de stad was doorgevoerd. Zij stichtte een armenvereniging, organiseerde hulp aan weduwen en wezen, ook vluchtelingen kregen haar liefdevolle aandacht. Daardoor kreeg ze in de kerk de erenaam diaconissa ecclesiae Constantiensis, d.w.z. diacones van de kerk van Konstanz. Dat deze functie voor vrouwen openstond was ook een bewijs van de drang tot vernieuwing van de kerkelijke organisatie. Ook al was er van emancipatie geen sprake! 

In de jaren ’30 correspondeerde zij met de reformator Martin Bucer in Straatsburg. 

Ze bleef in haar sociale activiteiten actief ook toen in 1541 de pest uitbrak: zij was er om de doodzieke mensen te helpen. Dat deed ze totdat ze er zelf ziek van werd en op 15 november 1541 overleed. Deze diepgelovige en maatschappelijk zeer betrokken vrouw werd erg betreurd door veel gelovigen in haar stad en in de wijde omgeving. Haar broers bleven actief voor de zaak van de kerkhervorming. Over hen meer in een volgende bijdrage. 

Ambrosius Blarer - Alchetron, The Free Social Encyclopedia

Ambrosius Blarer

Hij was op 4 april 1492 in Konstanz geboren uit de hierboven al genoemde patricische en economisch onafhankelijke ouders. Na primair onderwijs in de eigen stad vervolgde hij dat met het bezoeken van de Latijnse School en al in 1515 met de inschrijving aan de universiteit van Tübingen. Daar sloot hij vriendschap met Philippus Melanchthon die later in Wittenberg naast Luther leiding gaf aan de Reformatie. In 1510 liet hij zich – tot verrassing van velen – opnemen in het Benedictijnerklooster van Alpirsbach en studeerde verder. In 1512 behaalde hij de graad van magister artium, waarna hij les mocht geven in Alpirsbach. Dat gebeurde in Erasmiaanse, dus christelijk-humanistische geest. Nadat hij in 1521 prior was geworden en tevens docent en plaatsvervanger van de Pfarrer, kwam in de zomer van 1522 voor hem het moment dat hij het klooster de rug toekeerde. De oorzaak lag in zijn geestelijke ommekeer: hij had – via boekenzendingen van zijn broer Thomas uit Wittenberg – Luther begrepen en wist zich sterk verbonden met de door hem ingezette kerkhervorming. De leiding van het klooster kon zich hiermee niet verenigen. Ambrosius keerde terug naar Konstanz, waar zijn jongere broer Thomas al overgegaan was tot de Reformatie. In de winter van 1522/23 schreef Ambrosius enkele gedichten, waarvan het lied ‘Wie ’s Gott gefällt, gefällt mir auch’ (in Evangelisch Gesangbuch 281). Hij nam contact op met Zwingli en Oecolampadius, maar kon (nog) niet instemmen met hun Avondmaalsopvatting. Later stond hij ook met Bucer in contact; dat leidde ertoe dat Ambrosius zich theologisch sterk met hem verbonden voelde. 

De Reformatie doorgezet

Vanaf 1525 was het voor de bevolking van Konstanz duidelijk dat Ambrosius de protestantse leer aanhing. Dat merkte men elke zondag als men hem als voorganger hoorde in een van de kerken van Konstanz. Eind jaren ’20 werkte Ambrosius mee aan de Reformatie van de Zuid-Duitse steden Ulm, Esslingen, Memmingen, Lindau en Augsburg. In deze stad maakte hij de Rijksdag van 1530 mee waar naast de Augsburgse Confessie ook die van vier Zuid-Duitse steden, de Confessio Tetrapolitana, bekend gemaakt werd (Straatsburg, Konstanz, Memmingen en Lindau). Daar sloot Ambrosius Blarer zich bij aan. 

Voor Ambrosius – en niet alleen voor hem – was 1531 een rampjaar: Zwingli sneuvelde in de strijd bij Kappel en zes weken later stierf Oecolampadius in Bazel na een kort ziekbed. De Reformatie in Zwitserland en Zuid-Duitsland moest verder zonder deze twee aanvoerders. Ambrosius stapte erin en wist naast enkele mislukkingen veel invloed te krijgen in Zuid-Duitsland, vooral in de vrije rijkssteden. 

In 1533 trouwde hij in Konstanz met de voormalige non Katharina Ryf von Blidegg, uit welk huwelijk vier kinderen werden geboren. 

Zijn reformatiestreven richtte zich vervolgens – in opdracht van hertog Ulrich – op Württemberg waar hij met professor Erhard Schnepf o.a. de universiteit van Tübingen hervormde. Teleurstellend moet het zijn geweest dat de strenge Lutheranen wisten te bereiken dat Ambrosius uit het ambt gezet werd; zij vertrouwden hem als vermeende aanhanger van Zwingli/Bullinger/Bucer niet. Na een kort verblijf in Augsburg werd hij ook daar verdreven en keerde hij met vrouw en kinderen terug naar Konstanz. Zij overleefden de pestepidemie van 1542. Na enkele jaren van rustig werken nam hij door het keizerlijke Interim van 1548 de wijk naar het Zwitserse Winterthur, waarna hij van 1551-59 een predikantsplaats kreeg in Biel, om daarna nog weer in Winterthur te werken. Daar had hij contact met Calvijn in Genève; verschillende brieven zijn bewaard gebleven en getuigen van positieve aandacht en troost in boze tijden. Zo was Konstanz – mede door het Interim – van het spoor van de Reformatie afgegleden en was ze vervallen tot grote onzedelijkheid. Ambrosius kon alleen maar werkeloos toezien en bidden dat deze toestand spoedig weer tot het verleden behoorde. 

Al met al heeft Ambrosius Blarer een enigszins beperkte bijdrage geleverd aan de Reformatie van zijn geboortestad Konstanz. Zijn inzet daarbuiten is enorm geweest. Hij overleed op 6 december 1564 in Winterthur.  Een man met voortreffelijke gaven had zijn aardse taak in Gods-dienst vervuld. Zijn bijdrage aan de Reformatie bestond niet in het publiceren van veel geschriften, maar in de praktiscxhe vormgeving van de dienst aan God en Zijn Kerk. 

Thomas Blarer

Deze in 1499 geboren telg uit de familie Blarer koos als jongvolwassene voor twee studies: eerst rechten in Freiburg im Breisgau, waar hij wegvluchtte voor de pest, zonder dat hij een wetenschappelijke graad had behaald. Daarna volgde hij ook theologie en Hebreeuws in Wittenberg en volgde colleges bij Luther en Melanchthon. Daarmee was in de eerste jaren van de reformatie de keus van de familie Blarer luthers. Thomas hield de familie goed op de hoogte over de ontwikkelingen in het reformatorische kamp. En Thomas maakte wat mee! Eerst al de verbranding door Luther van de pauselijke banbul bij de Elsterpoort. Enkele maanden later maakte hij deel uit van het gezelschap dat Luther begeleidde naar de Rijksdag van Worms, voorjaar 1521. Na Luthers ‘ontvoering’ was hij getuige van de Wittenberger onrust door radicalen als Andreas Bodenstein von Karlstadt en de Zwickauer profeten, die voor Luther aanleiding werd zijn veilige kasteel de Wartburg te verlaten. Zijn broer Ambrosius kreeg nog in het klooster allerlei werken van Luther en Melanchthon toegezonden. In 1522   keerde Thomas terug naar Konstanz. En in 1524 was hij nauw betrokken bij de doorvoering van de Reformatie, ook met het opstellen van een tuchtordening die het openbare leven onder strengere regels plaatste dan de rooms-katholieke kerk ooit had gedaan; het bracht een zedelijke omwenteling tot stand die verwondering wekte. 

Thomas trouwde en begon aan een burgerlijke loopbaan. Hij was jarenlang lid van de Raad en bekleedde in bepaalde jaren het ambt van burgemeester of dat van ‘Reichsvogt’. 

Toen de keizer in 1548 zijn Interim aan Duitsland oplegde, was Thomas Blarer een van de mensen die met de keizer onderhandelde over de bepalingen van dit decreet. Maar de keizer kende geen genade; de Habsburgers wilden Konstanz graag bij Oostenrijk voegen. Hoewel Thomas voorstander was van burgerlijk verzet, kwam het niet zover. Het werd hem duidelijk dat vertrek uit Konstanz verstandiger was dan daar te blijven; in 1549 reisde Thomas met zijn gezin naar de familieburcht Neugiersberg in het Zwitserse Thurgau, dichtbij Winterthur. In Konstanz kwam een eind aan de Reformatie. Keizerlijke troepen namen de stad in, ze mocht geen lid meer zijn van het protestantse Schmalkaldisch Verbond. 

Op 19 maart 1567 overleed Thomas Blarer. Ook hij heeft gedichten geschreven die als liederen in de kerk kunnen worden gezongen; daaronder het Avondmaalslied ‘Du hast uns Leib und Seel gespeist’ (Evangelisches Gesangbuch216).  

Schloss Brunegg ( Château / Castle ) in Kreuzlingen im Kan… | Flickr

Het familieslot van Blarer te Brunegg bij Kreuzlingen/Konstanz

Alle drie telgen uit de familie Blarer hebben met de bij hen passende mogelijkheden meegewerkt aan de Bijbelse vernieuwing van de kerk en de samenleving. Hun inzet is, ondanks de teloorgang van de Reformatie in Konstanz, niet tevergeefs geweest. Hun werken spreken tot vandaag toe een heldere taal. 

Literatuur

Bernd Moeller (Hrsg.), Der Konstanzer Reformator Ambrosius Blarer 1492-1564, Gedenkschrift. Stuttgart 1964

Primoz Trubar, meer dan alleen de kerkhervormer van Slovenië

 De mandie achter deze naam schuil gaat is bij een betrekkelijk kleine groep mensen bekend als reformatorisch kerkleider van Slovenië. Maar hij is ook de man was die als eerste een boek schreef in de Sloveense taal en daarmee de basis heeft gelegd voor uniformiteit in die taal. De stad waar Primoz Trubar zijn capaciteiten heeft ingezet heette ooit Laibach (in het Oostenrijks-Duits), maar staat nu op de kaart als Ljubljana, de hoofdstad van de staat Slovenië, tot 1991 deel van Joegoslavië. 

Dat daar de Reformatie ooit is doorgebroken! Dat merkwaardige verhaal hangt nauw samen met het optreden van Primus Truber, zoals zijn naam al in 1528 geschreven werd. Zijn afbeelding vindt men vandaag op de 1-euromunt van Slovenië en op een herdenkingsmunt van 2 euro ter gelegenheid van zijn 500ste geboortedag in 2008. 

Ongemakkelijke ligging

De Reformatie van Slovenië is op een heel eigensoortige manier tot stand gekomen. Dat had alles te maken met de situatie waarin dit land zich in de 16de eeuw bevond. Dat land was toen het hertogdom Krain en  sinds de 13de eeuw in een personele unie verbonden met het  hertogdom Karinthië. Daaruit valt reeds af te leiden dat de keizer van Oostenrijk hier veel te zeggen had, zowel militair/strategisch alsook kerkelijk/bestuurlijk. En dat laatste betekende dan ook dat het rooms-katholicisme de enig toegelaten godsdienst was. 

In die tijd was ook in het Slavische deel van Zuid-Europa de dreiging van de militante Turken sterk merkbaar geweest: zij hadden al eens Belgrado belegerd, namelijk in de zomer van 1456, d.w.z. drie jaar na hun verovering van Constantinopel (dat sindsdien Istanbul heet). Door het dappere optreden van de Hongaarse edelman Johannes Hunyadiwerd het Turkse leger bij Belgrado verslagen, waardoor het kustgebied van de Adriatische Zee voorlopig geen direct gevaar liep van een Turkse invasie. Maar 70 jaar later rukten de Turken weer op: nu door de Hongaarse laagvlakte en ze wonnen de strijd tegen de Habsburgse macht in de Slag bij Mohacs, 1526. Daarna stonden ze zomaar voor de poorten van Wenen, 1529. Spannend! 

Timmermanszoon wordt priester

Primus Truber was de zoon van redelijk welvarende timmerman Miha (een verkorting van Michael), die ook over een molen beschikte. Hij diende tevens als regionaal tolvergaarder en had ook tot taak de inkomsten van de katholieke parochie te controleren. Daarmee bezat hij een sterke positie in de dorpselite. Bepaald geen domme man – hij kon lezen en schrijven. 

De geboorteplaats van Primus, het jaar was vermoedelijk 1508, draagt nu de naam Rašica dat niet ver van de Sloveense stadje Velike Lašče ligt, dat men op de weg naar het zuidelijker gelegen Kroatië kan aantreffen. In de eerste decennia van de 16de eeuw was het gebied nog volledig in Habsburgse handen en de officiële voertaal was het Oostenrijks-Duits. Daardoor kan men in de oudste documenten de naam van het toenmalige bisdom aantreffen als St. Kanzian, gelegen bij Auersperg. 

Over namen gesproken: de familie nam tussen 1520 en 1526 de naam Trubar aan – afkomstig van moederszijde. De familie bestemde zoonlief voor de geestelijkheid en liet hem daarom studeren: eerst aan een jaar naar een school in Rijeka, daarna aan Latijnse scholen in Salzburg en Triëst. In Salzburg verdiende hij wat geld met het zingen in de kerk.  

Ter voorbereiding op het priesterambt in Triëst meldde hij zich voor onderricht bij de humanistisch gezinde bisschop Pietro Bonomo. Deze liet Primus Truber kennisnemen van het gedachtengoed van Erasmus – dus was het ontwikkelen van een kritische zin in de richting van kerk en geestelijkheid een zeer aangelegen punt.  In 1528 zond de bisschop zijn pupil Truber naar de parochie van Loka, dichtbij de stad Zidani Most in het midden van Slovenië. Daar zou hij benoemd worden tot vicaris. Maar dat ging niet door omdat Primus in Wenen nog graag verder wilde studeren. Dat duurde slechts tot 1529 toen de stad door de Turken werd belegerd. Alleen al de dreiging van deze lieden was voldoende om veel mensen te doen besluiten de stad te verlaten. Zo ook Primus Truber. Terug in Triëst werd hij door de bisschop in 1530 gewijd tot priester. 

In het ambt in Slovenië

De bisschop stuurde Truber opnieuw Slovenië om in Lasko te preken. Dat deed de jonge priester ook, maar de hoorders waren niet tevreden: hij preekte op een nieuwe manier maar de boodschap stond niet in de lijn van de traditie. Truber werd zelfs bedreigd door een aantal parochianen. De bisschop achtte het verstandiger zijn jonge, wetenschappelijk goed onderlegde priester naar de grote stad Laibach te zenden, waar hij optrad als Sloveens prediker in de St. Nicolaasdom. De inhoud van zijn preken liet een duidelijke verschuiving zien naar de Reformatie zoals hij die vanuit Zwitserland had leren kennen. In eerste instantie waren dat invloeden uit Zürich, let wel, uit de kring van Heinrich Bullinger en zijn directe medewerkers;. Pas ljaren ater kreeg Truber ook Johannes Calvijn in het vizier en dat gaf verder richting aan zijn prediking. Tot 1540 heeft Truber zijn preken kunnen houden in Laibach, tot ook daar het verzet de kop opstak. De plaatselijke heerser was niet langer gediend van de nieuwe prediking en hij verbande de priester. Deze zocht zijn beschermheer, bisschop Bonomo, weer op en die wist het voor elkaar te krijgen dat Truber kon terugkeren naar Laibach om daar als kanunnik te fungeren. Dat gebeurde in 1542, maar de werkelijkheid werd anders. De nieuwe bisschop van Laibach, vurig rooms-katholiek, benoemde Truber tot vicaris van Sentjernej, ver in het zuidoosten van Slovenië. Daar was een halve verbanning en dat moest na enige tijd tot een echte uitwijzing leiden. Toen Truber daar lucht van kreeg, pakte hij zijn spullen in en vertrok naar Duitsland, naar het reformatorische Neurenberg, 1548. 

Rothenburg ob der Tauber

In de kringen van de Lutherse kerkleiders achtte men het verstandig om Truber in Rothenburg ob der Tauber te laten werken als pastor. In dat schilderachtige stadje was de Reformatie doorgevoerd in 1544. Zo werd Truber aan deze parochie verbonden. Maar werken als pastor / prediker was niet het enige dat Truber daar ging doen. Hij dacht nog steeds aan zijn Sloveense volk, waar het goede zicht op het evangelie was vertroebeld door de macht van Rome. Hij besloot in Rothenburg ook te gaan werken aan de publicatie in het Sloveens van geschriften met een reformatorische boodschap. Hij zag dit werk als een opdracht van de genadige God die hem wilde inzetten voor zijn volksgenoten. 

Primož Trubar - Wikipedia

Sloveense publicaties

Het eerste boek dat hij in het Sloveens uitgaf was een Catechismus. Het bevatte Bijbelteksten, gebeden. liederen en een preek. En deze uitgave kreeg bij velen een warm onthaal. Immers, de Sloveense taal was in haar geschreven vorm nog niet officieel erkend, maar de bevolking zat als het ware te wachten op dat moment – en juist nu verscheen er een Sloveens leerboek dat hen het evangelie verduidelijkte. In 1550 werd het uitgegeven, al in 1555 volgde een herdruk. 

Het bleef bij Truber uiteraard niet bij dit geschrift,. Er volgden, volgens de ons bekende gegevens, nog een lange rij boeken en boekjes in het Sloveens. Ik telde er in totaal 21 geschriften in de jaren 1550 tot 1595. Daaronder het Nieuwe Testament als vertaling van Luthers Bijbeltekst, alle Psalmen van David, enkele toelichtingen op het Nieuwe Testament, een kerkorde en ook nog twee nieuwe herdrukken van de eerste Sloveense catechismus.  De drukker van veel van deze werken, Ulrich Morhart, had een bedrijf in Tübingen waar al tientallen werken van andere reformatoren waren verschenen. Ook de edele Freiherr Hans Ungnad zu Sonneck, die zelf in Urach (in Baden-Württemberberg) een drukkerij bezat, gaf zowel morele als financiële ondersteuning bij de realisering van deze reeks geschriften. 

Met zijn Sloveense uitgaven heeft Truber – eerst nog in het geheim – zijn volk op een heel bijzondere manier gediend: zo kon de Reformatie in Slovenië ondanks alle verzet toch wortelschieten. Maar tegelijk werd door Trubers werk de status van het geschreven Sloveens verhoogd van dialect tot officiële taal. En dat wordt in Slovenië vandaag de dag nog het meest in hem gewaardeerd. 

Naar Kempten 

Na enkele jaren kreeg Truber het verzoek om als pastor te komen werken in Kempten, een plaats in Beieren, niet erg ver van de grens met Tirol. Daar ontmoette hij de rechtsgeleerde en theoloog Petrus Paulus Vergerius, een oud-bisschop uit … Slovenië. Deze had eerder gediend als pauselijke nuntius, maar hij was nu actief als raadgever van de protestantse Württembergse hertog Christoph. Vergerius was tot de Reformatie overgegaan doordat hij zich op aanraden van een oude collega sterk in de geschriften van Luther en Calvijn had verdiept. Truber werkte samen met Vergerius om nog meer Sloveense geschriften uit te geven. Ook werd de Catalogus Haereticorum – d.i. een lijst van ketterijen – uitgegeven in Tübingen, 1556. Maar hun samenwerking liep stuk op de eis van Vergerius om als (enige) auteur van de uit te geven boeken te worden aangezien.  Van hertog Christoph kreeg Truber toestemming zelfstandig nieuwe boeken uit te geven. 

Terug naar Laibach

In 1561 kwam Truber terug naar zijn vaderland; Laibach had hem nodig als superintendent, d.w.z. een ambt als van een bisschop in de protestantse kerk. Hij werd l hartelijk door de kerk van Laibach ontvangen – hij was geen onbekende meer voor de gelovigen. Hij wist het zo te regelen dat er in alle parochies predikers kwamen die het evangelie op een reformatorische uitlegden. Zelf ging hij naar Urach en nam daar, in het Württembergse, de dienst in de parochie voor zijn rekening. Hij leidde daar een Bijbelschool. Onder de bedrijven door werkte hij aan diverse publicaties die de Sloveense taal bevorderden of ook de dienst van de kerk ondersteunden bij de verdere opbouw van protestants gemeenteleven. 

Toch weer terug in Laibach ging hij enthousiast door met zijn publicaties. Hij stimuleerde de Kroaten en de Serviërs dat ook zij de volkstaal in de kerk gingen gebruiken. Dat zou goed kunnen helpen om de Byzantijns gezinde inwoners – ooit religieus verbonden met de Oosterse kerk van Byzantium / Constantinopel – te doen bekeren tot het protestants geloof. 

Nog eenmaal Duitsland

Intussen bleef ook het zuiden van Duitsland hem weer trekken. Hij reisde erheen en was enkele maanden actief in Lauffen aan de Neckar. Daarna vertrok hij naar Derendingen – nu een voorstad van Tübingen, ook aan de Neckar – waar hij tot het eind van zijn leven diende als pastor van de St. Galluskerk. Hij bleef schrijven, vooral ten dienste van de Sloveense geloofsgemeenschap. Tot de laatste uitgaven van Truber behoren het Nieuwe Testament en een vertaling van een werk van Luther. 

Op 78-jarige leeftijd overleed Primus Truber in Derendingen, 28 juni 1586. De Sloveense reformator werd daar begraven. Zijn naam blijft in herinnering doordat daar een straat naar hem genoemd is.

Blijvende betekenis

Deze begaafde dienaar van de kerk mag als voorbeeld staan voor de sterke missiedrang die men vandaag in de kerk zo vaak moet missen. Helaas heeft de Contra-Reformatie in latere decennia veel van Trubers werk ongedaan gemaakt. Maar vandaag vindt men, Goddank, nog steeds evangelische gemeenten in Slovenië, zij het klein van aantal.  In Ljubljana worden vaak protestantse kerkdiensten in het Duits gehouden. 

Er bestaat een Trubar Forum Association die in 2009 de Catechismus van Truber in modern Sloveens vertaalde en ook voor vertalingen zorgde van een preek van Truber in het Engels, Duits en Esperanto.  De jongste Duitstalige studie verscheen in 2011 en telt 452 bladzijden: Truber wordt niet vergeten!