Juan de Valdés, Spaans hervormer, ook actief in Italië

Onder de reformatoren van de 16de eeuw komen we weinig Spanjaarden en Italianen tegen. En als ze al in hun vaderland zouden beginnen aan iets dat op reformatie leek, dan was er grote kans dat de inquisitie hen te pakken kreeg. Wie dit risico niet wilde lopen, deed zijn werk in het buitenland. Zo ging de Spanjaard Francisco de Enzinas in de Zuidelijke Nederlanden over tot de Reformatie, terwijl Juan de Valdés dat wel in Spanje zou willen, maar hij vertrok naar Italië waar hij meer mogelijkheden zag voor een hervormingsbeweging. Maar ook daar stak het verzet de kop op. Zijn levensverhaal brengt hem dichterbij – en dat kan ons beeld van de Reformatie in Zuid-Europa waarschijnlijk ook hervormen. 

Spanje en Italië in reformatietijd

Het Iberisch schiereiland (zoals Spanje en Portugal samen wel genoemd worden) maakte in de 16de eeuw ontwikkelingen mee van opgaan en blinken, maar het verzinken kwam aan het eind van die eeuw ook al in zicht. Binnen de landsgrenzen heerste, zeker in de eeuw van Karel I (in Duitsland had hij als keizer de naam Karel V) en zijn zoon Philips II een streng godsdienstig beleid, ketters waren hun leven niet zeker. Dat was al zo aan het eind van de 15de eeuw toen men zogeheten autodafe’s organiseerde: verbranding van ketters ‘om het geloof’. Zo’n strenge godsdienstpolitiek gold ook voor die delen van Italië die door de Habsburgers werden geregeerd. In de 16de eeuw werd de Spaanse regering in haar godsdienstig beleid gesteund door de pausen. Het koninkrijk van Karel en Philips moest katholiek blijven! 

Toch kwamen ook in Spanje berichten binnen over het optreden van Luther en kregen enkele van zijn vroege reformatorische geschriften in het geheim ook Spaanse lezers. Daarnaast werkte het humanisme door in de kringen van de elite. Zo werd Juan de Valdés gevormd tot een religieus-kritische geleerde: iets wat een min of meer geheime trend was onder de Spaanse elite. Later in Italië kreeg hij volgelingen van diverse geestelijke ligging; dezen kenden alleen binnenskamers vrijheid.  

Vervolgingen

De situatie van de vervolgingen in Zuid-Europa kan nauwelijks beter geïllustreerd worden dan met de volgende berichten: 

  1. Op 19 april 1566 stierf de Italiaanse hertogin Giulia Gonzaga, een van de beroemdste leerlingen van Juan de Valdés. Toen paus Pius V, die op dat moment de tiara droeg, daarvan hoorde, werd hij woedend en verzekerde dat hij haar levend zou hebben laten verbranden, wanneer hij haar in handen had gekregen. 
  2. Enkele maanden later werd Pietro Carnesecchi, ook afkomstig uit de kring rond Juan de Valdés, gevangengenomen en in Rome onthoofd, waarna zijn lichaam werd verbrand. 
  3. En op 3 juli 1570 stierf de martelaar en humanistische professor Aonio Paleario. Hij was op bevel van paus Pius V ter dood veroordeeld en werd opgehangen en later verbrand. De reden voor dit afschuwelijk gebeuren was de publicatie van zijn boekje La justificazione per la fede, d.i. De rechtvaardiging door het geloof. 

In Zuid-Europa heerste een bijna gesloten geestelijk klimaat, waarin de ruimte voor het Evangelie minimaal was. 

Afkomst 

Juan de Valdés werd vermoedelijk aan het eind van de 15de eeuw geboren in de Castiliaanse stad Cuenca (midden-Spanje). Hij had een broer – volgens sommigen een tweelingbroer – met de naam Alfonso, die mee door de invloed van hun vader Bernardo – hij was regidor (= regent) en lid van de hofraad van de koning – in dienst kwam bij de kanselarij van Karel V. Zo was hij lid van de delegatie die de keizer vergezelde naar de rijksdag van Worms 1521 waar Alfonso als schrijver van de keizer fungeerde. Hij onderhield persoonlijk briefcontact met de sterk door hem bewonderde Erasmus. Hij had trouwens weinig idee – wellicht mee door de invloed van Erasmus – wat de door Luther ingezette reformatie precies inhield; hij was in ieder geval tegen losmaking van Rome. Op de rijksdag van Augsburg 1530, waar het ging over de zaak van de religie, trad Alfonso op als bemiddelaar tussen de keizerlijke delegatie en de leider van de Wittenbergers, Philippus Melanchthon. 

Juan onderhield ook een correspondentie met Erasmus. De beide broers waren humanistisch georiënteerd, ze hebben hun jeugd gedeeltelijk samen doorgebracht. Volgens Bakhuizen van den Brink is het denkbaar dat Juan jonger was dan Alfonso en dat hij – zoals blijkt uit bepaalde bronnen – tegen zijn oudere broer opzag. Juan komt pas in beeld in 1524; van zijn jeugdjaren is weinig bekend. Hij zou page geweest zijn aan het hof van Karel V. 

Vorming als christen-humanist

Juan was vanaf 1523 in dienst van de Spaanse adellijke familie van Pedro Lopéz Pacheco te Escalona. Daar zat hij regelmatig onder de preken van de mystiek getinte leken-kapelaan Piedro Ruiz de Alcaraz, die behoorde tot de sektarische kring van de Illuminati (de Verlichten).  Hier hoorde Juan voor het eerst iets over de Navolging van Christus(van de Nederlander Thomas a Kempis) en daar werd ook hij steeds enthousiaster over Erasmus. Hier kreeg hij de Bijbel in handen en ook enkele geschriften van Martin Luther en andere hervormers. Een historisch feit is dat de elite van Spanje zeker op de hoogte was van de reformatorische activiteiten in andere delen van Europa. Hing er iets van verandering in de Spaanse lucht? Of bleef het bij zoiets als christelijk-humanisme?

 In 1524 werd Alcaraz gearresteerd op verdenking van ketterse prediking. Nu wilde de verdediging dat Juan de Valdés als getuige optrad. Maar deze zag een donkere bui hangen en verliet Escalona. Zijn volgende activiteit was die van student in de klassieke talen; dat gebeurde op de universiteit van Alcalá de Henares (regio Madrid). Daar groeide de kring van Erasmusbewonderaars flink en men hield de banden aan met een regelmatige correspondentie. Juan schreef daar in 1529 het boek Diálogo de doctrina christiana, maar gaf het wijselijk anoniem uit. Het gaf veel reden tot 

discussies en de inquisitie meende kenmerken van Luthers leer te herkennen. Toen Juan in 1531 besloot zijn broer Alfonso weer op te zoeken, werd hem duidelijk gemaakt dat de inquisitie hen zocht. Het werd zaak uit de buurt te blijven. In 1532 overleed Alfonso in Wenen aan de pest. 

Familie Gonzaga

Na allerlei zaken onder handen te hebben gehad, een dienst voor paus Clemens VII, de verzorging van het archief van de stad Napels, werd deze stad de woonplaats van Juan de Valdés voor een langere tijd. Hij bewoonde daar een ruime villa aan de baai van Napels. Hij had nu een goede baan gekregen als controleur van de keizerlijke fortificaties in zijn deel van Italië, een functie die hij te danken had aan de edelman Ferrante Gonzaga, die Juan vermoedelijk nog kende uit zijn Spaanse tijd aan het hof, toen hij daar als 16-jarige als page diende. Ook kan zijn broer Enrico Gonzaga, de kardinaal, op die benoeming invloed hebben uitgeoefend. Ferrante Gonzaga werd in de jaren ’30 aangesteld tot onderkoning van Sicilië en droeg de speciale verantwoordelijkheid om de verdedigingswerken van keizer Karel V in Italië in goede staat te houden. En zo werd Juan aan zijn baan geholpen. 

In de grote familie Gonzaga stond men niet zonder meer afwijzend tegenover het idee van kerkelijke vernieuwingen – hoe die er dan ook zouden uitzien. De naam van de boven genoemde hertogin Giulia spreekt hier boekdelen. Juist voor haar had Juan de Valdés zijn Alphabeto christiano geschreven, waarin de dialoog met haar wordt weergegeven, die de weg moest wijzen naar ‘het ware licht van de Heilige Geest’. Feitelijk een mengeling van reformatorisch en spiritueel gedachtegoed. Hoe mooi zegt hij het met de woorden „De ware arts der zielen is de gekruisigde Christus”.

Het boek is voor het eerst in 1546 uitgegeven door Giulio Gonzaga, na het overlijden van Juan de Valdés; het werd in 1997 nog weer uitgegeven door de zorgen van de Italiaanse historicus Massimo Firpo – naast de Italiaanse er is ook een Engelse editie. 

Juan Valdés Leal. Painting. Biography and works at Spain is culture.

Reformatorische impulsen

De vraag wat nu precies de theologische ligging van Juan de Valdés is geweest, kan men niet zo eenvoudig beantwoorden. De term ‘hervormer’ is op zich te algemeen en kan verbonden worden met een groot aantal bewegingen die onderling veel verschillen tonen. En juist daar ligt ook het probleem van het plaatsen’ van Valdés: hij was zo breed georiënteerd, dat hij niet als een volgeling van wie dan ook kan worden bestempeld. Zijn hervormingsgezinde kring in Napels was niet zozeer gericht op theologisch-dogmatische uiteenzettingen – in de lijn van Luther of Zwingli – dan wel een spirituele ervaring die men opdeed bij het bespreken van hervormingsgezinde geschriften. Feitelijk was de ‘reformatie’ van Valdés een literaire zaak, dat wil zeggen dat men met elkaar thema’s besprak vanuit pas verspreide literatuur. Het zou niet direct leiden tot gemeentevorming voor een brede volksmassa. 

In zijn kring kwam men welbeschouwd het hele spectrum tegen van de ‘los-van-Rome’ bewegingen uit de 16de eeuw. Maar de ‘drive’ van Luther ontbrak daar: de absolute onderworpenheid aan het Woord van God, het beginsel van het ‘sola Scriptura’. Typerend acht ik de uitspraak in de kringen rond Valdës dat in omstreden theologische kwesties niet de menselijke ratio beslissend was, ook niet het Woord van God (!), maar, zoals men stelde ‘de stem van de Geest in het binnenste’. Een dergelijke uitspraak is typerend voor het spiritualisme dat zich ook in de tijd van de Reformatie voordeed, vooral in kringen dichtbij de wederdopers. Dit wil echter niet zeggen dat Valdés persoonlijk ook deze mening huldigde. Maar hij heeft er wel ruimte aan gegeven en een tolerante houding hebben gevraagd van zijn medestanders. Zij konden in een sfeer van ‘elck-wat-wils’ alles inbrengen en ook alles meenemen wat van hun religieuze gading was. 

Invloeden

Uit de kring van Valdés zijn veel lijnen te trekken naar Europees-brede bewegingen van het christelijk humanisme, de bewegingen van de anabaptisten en spiritualisten, ook van dwaalleraars als de anti-trinitariërs en unitaristen (die beiden de Goddelijke Drie-eenheid loochenden). Ook loopt er een lijntje naar het nicodemisme, ofwel de levenshouding die naar buiten toe de schijn ophoudt rooms-katholiek te zijn, maar in het hart tot de reformatie is overgegaan – een houding die door Calvijn (die overigens pas na de dood van Valdés het reformatorische denken in Europa sterk beïnvloedde) met grote kracht heeft afgewezen. Toch is ook de Italiaanse hervormer Peter Martyr Vermigli uit de kring van Valdés afkomstig, waarna hij reformatorisch actief werd buiten zijn vaderland. 

Verder kan men de invloed van Valdés opmerken als men let op diens eigen boeken. Daaronder zijn er die een duidelijk reformatorische geest ademen, die zich baseren op de Bijbel en op kerkvaders als Augustinus. 

De interesse voor het ideeëngoed van Valdés neemt de laatste jaren behoorlijk toe, goed passend bij de internationalisering die in de theologische wetenschap veel nieuwe deuren opent. Het geeft het gevoel dat iemand als Valdés niet vereenzelvigd kan worden met een van de grotere gemeenschappen van de Reformatie, maar een enigszins afstandelijke houding aannam – wellicht mede ingegeven door de moeilijke situatie waarin hij in Zuid-Europa verkeerde. 

Juan de Valdés is in 1541 in Napels overleden. 

Wat de geschiedschrijving over Juan de Valdés betreft is het nuttig te weten dat Hendrik Alting, zoon van de in Drenthe geboren reformator Menso Alting, in zijn postuum uitgegeven Theologia historica (1664) als eerste Nederlander aandacht vroeg voor deze Spaanse hervormer en diens reformerende inzet in Italië. 

Literatuur

J,N, Bakhuizen van den Brink, Juan de Valdes. Reformator in Spanje en Italië, 1529-1541. Amsterdam 1962

Daniel A. Crews, Twilight of the Renaissance. The Life of Juan de Valdés. Toronto etc. 2008

Johannes Honterus, veelzijdig geleerde hervormt Zevenburgen

Honterus en Zevenburgen, wat moet men zich van deze combinatie voorstellen? De man is al niet echt bekend en waar ligt Zevenburgen? Toch is het zaak, gelet op de brede verspreiding van de Reformatie in de 16de eeuw, hier aandacht voor te hebben. Het is beslist niet juist de kerkhervorming in onze beeldvorming beperkt te houden tot West-Europa. Ook in Oost-Europa brak het licht van de Reformatie door en het is goed daar de hoofdzaak van te weten. Dus maken we een reis met een ietwat onbekende bestemming. 

Geografische verkenning

Zevenburgen is een naam die vandaag niet veel meer gebruikt wordt, men spreekt nu van Transsylvanië. Het is een groot gebied in het noordwesten van Roemenië dat grenst aan Hongarije. Tot het begin van de 20ste eeuw maakte Zevenburgen deel uit van Hongarije, maar de Eerste Wereldoorlog bracht daarin grote verandering: deze regio – die deel uitmaakte van het verliezende keizerrijk Oostenrijk-Hongarije – werd in 1918 ingelijfd door buurland Roemenië. En de Tweede Wereldoorlog veranderde daar niet veel in. Maar de bevolking van Zevenburgen is voor een niet-onbelangrijk deel Hongaars en daarvan zijn er velen lid van een kerk die is voortgekomen uit de Reformatie van de 16de eeuw. Met verschillende gemeenten daar hebben kerken in Nederland intensief contact – en ook daarom is het goed iets van het ontstaan van deze kerken te weten. 

Zevenburgen in de 16de eeuw

De bevolking van deze regio was al sinds de middeleeuwen gemengd: naast de Hongaren waren er in de 13de en 14deeeuw Duitse kolonisten komen wonen die afkomstig waren uit Saksen. Ze waren daar gekomen op uitnodiging van de Hongaarse koning Geza II; ze zouden desgewenst moeten helpen bij de verdediging van de grenzen tegen invallende Mongolen. Deze Duitsers bouwden versterkte plaatsen, maar die werden toch nog door de Mongolen verwoest. Later begonnen de Duitsers met de bouw van fortificaties rond een kerk en daarvan zijn er nu nog zo’n 150 over. De naam Zevenburgen/ Siebenburgen is afgeleid van de zeven versterkte steden die de Saksische bevolkingsgroep ooit had gebouwd als burchten. Een van die steden is bij diverse Nederlanders bekend als het nu Roemeense Cluj, ofwel in het Duits Klausenburg en in het Hongaars: Kolozsvár. 

Dat de Duitse minderheid in Zevenburgen openstond voor de invloeden van Luther vanuit het Saksische Wittenberg hoeft geen verwondering te wekken. Maar de stap om los-van-Rome te komen en zich aan te sluiten bij een beweging die reformatie voorstond was nog niet zo simpel. Maar hoe raakte Honterus betrokken bij de reformatorische ontwikkelingen in Zevenburgen?

Johannes Honterus

In de stad Kronstadt – nu Brașov aan de voet van de Karpaten – die een centrum was in de Saksische regio in Zevenburgen, stond in 1498 de wieg van Johannes Honterus. Vader Georg Aust(en) bezat een druk bedrijf als meester-leerbewerker; hij behoorde tot het welvarende deel van de Saksische bevolkingsgroep. Naast zijn woonhuis stonden zijn leerlooierij en zijn boerderij voor het vee. 

In Kronstadt kreeg de leergierige Johannes een grondige scholing, waarschijnlijk bij de Dominicanen. Daarmee werd de basis gelegd voor verdere studie. Daarvoor ging Johannes in 1520 naar de universiteit van Wenen, waar hij zich liet inschrijven als Johannes Aust ex Corona, d.w.z. Johannes Aust uit Kronstadt. Vijf jaar later behaalde Johannes de titel van magister artium, waar bleek dat op zijn bul de naam Johannes Holler Coronensis stond. Holler was feitelijk de Duitse naam voor de familie van Johannes – en die naam zette hij over in het Latijnse Honterus

Vluchteling

Toen de Turken het beleg om Wenen sloegen, 1529, vluchtte Johannes naar het veiliger Regensburg, waar hij zich met zijn Latijnse naam liet inschrijven als tijdelijke inwoner. Hierna reisde hij door naar het Zuid-Poolse Krakau, waar hij aan de universiteit actief was als docent en tevens in het schrijven van een Latijnse en een Griekse grammatica. Een jaar later hield hij zich enkele maanden op in Neurenberg, waarna hij via Augsburg doorreisde naar het humanistencentrum Bazel. Daar maakte hij reformator Johannes Oecolampadius mee; in zijn theologisch denken werd hij door deze Bazelse hervormer beïnvloed. 

Boekdrukker

Honterus was in Bazel vooral bezig met het uitgeven van door hem beoordeelde boeken en tevens met houtsnijwerk als handwerk – vandaag zou men hem grafisch vormgever noemen. De bekende kunstenaar Albrecht Dürer heeft via hem twee van zijn befaamde sterrenkaarten uitgegeven. 

In 1533 keerde hij terug naar Kronstadt waar hij de eerste drukkerij van de stad begon – vooral om zijn eigen geschriften een ruime verbreiding te geven. Nog eenmaal verliet Honterus Kronstadt, nu om zijn leermeester-op-afstand Luther te bezoeken. Na terugkeer uit Wittenberg wist hij welke koers hij voor zijn stad en regio zou moeten volgen. In 1536 werd hij gekozen tot lid van de Raad van Honderd en daar heeft hij uitgezien naar het moment dat de kerk `kon worden hervormd. 

Een van Honterus’ eerste producties in Bazel was de eerste geografische kaart van Zevenburgen. In Kronstadt gaf hij een beschrijving van de toenmalige wereld uit met behulp van (door hemzelf vervaardigde?) kaarten die hij met verzen verduidelijkte. Ook drukte hij een boekje met een flinke verzameling van Sententiën (d.w.z. wijze spreuken) van de kerkvader Augustinus, waarna ook diens ‘Kettercatalogus’ bij Honterus uitkwam met een inleiding van de uitgever zelf. Hij wilde daarmee bereiken dat de kerk weer ging luisteren naar de man die zo’n grote betekenis had voor de kerk van alle tijden en alle plaatsen. Dit ter ontmaskering van de zogenaamde wijsheid en tevens van de eerzucht en hebzucht van de roomse prelaten in de 16de eeuw. Honterus verwijzingen naar Christus en Zijn heilzame woorden zijn tekenend geworden voor de visie op de toekomst van de kerk die hij steeds verder uitdroeg in zijn stad en regio. 

Huwelijk

Nog onderweg heeft Honterus een huwelijk gesloten en wel in 1532 met Anna Neutze, dochter van de Vlaming Johann Neutze. In 1533 kregen ze een zoon die ze de naam Johannes Calixtus gaven. Het schijnt dat Honterus in Kronstadt opnieuw trouwde in 1535 en wel met … Anna Neutze, maar dat geeft uiteraard een probleem m.b.t de naam van de eerstgenoemde vrouw. De oplossing ligt  wellicht hierin dat het in 1532 gesloten huwelijk in 1535 is bevestigd in de stad waar Honterus toen met zijn gezin definitief was gaan wonen. Hoe het ook zij, in zijn huwelijk werden in totaal 3 zonen en 4 dochters geboren. Zijn vrouw overleefde hem vele jaren, zij overleed in 1584. 

De pedagoog

Honterus was in zijn stad ook actief op het gebied van de vorming van de jeugd. Op zijn initiatief en deels op eigen kosten liet hij in 1541 een klooster ombouwen tot een nieuw schoolgebouw. En een jaar later richtte hij daar een bibliotheek in die uitgroeide tot de stadsbibliotheek van Kronstadt. Voor de school stelde hij een ordening op die voor ouders, leraren en leerlingen van fundamenteel belang was: het eerste doel was gericht op de bewustwording van de jeugd van de taak om zich in de eigen stad dienstbaar op te stellen ten gunste van de hele bevolking. Dit pedagogisch idee leefde sterk bij de Saksen: de gemeenschap was alles! Daarnaast richtte Honterus ook nog een gymnasium op dat de leergierige jeugd de kans bood later een universitaire studie te volgen en op die manier stad en regio te dienen. Tot vandaag de dag bestaat deze school die voor Zevenburgen veel heeft betekend en nog steeds betekent. 

Johannes Honterus statue, outside The Black Church, Biserica ...

De reformator

Als belangrijk bewijs voor de wending van Honterus naar de Reformatie vormen de door hem gedrukte werken. Als eerste geschriften noemen we zijn ‘Apologie’ uit 1543 en de ‘Kerkorde van de Duitsers in Zevenburgen’ uit 1547. Een jaar later gaf hij Luthers ‘Kleine Catechismus’ uit en in hetzelfde jaar de belangrijke bundel ‘Odensammlung’, het nu oudste muziekboek van het land. Dit alles duidt erop dat Honterus zich bij de Reformatie had aangesloten. Wellicht had hij al in Bazel zijn keus gemaakt, waar hij tot de kring rond Oecolampadius behoorde. 

Hoe dat proces in zijn werk is gegaan is niet helemaal duidelijk, maar de indruk bestaat dat het een tamelijk rustig proces is geweest. Het is de beslissing geworden van de lokale overheid na de bevolking hierover te hebben geraadpleegd. Zo werd er in 1542 een begin gemaakt met de Reformatie van zowel Kronstadt als heel Zevenburgen. De Saksische bevolking zag zich als een eenheid die behouden diende te blijven bij de keus voor de godsdienst. Men wilde twist en tweedracht voorkomen. In die overtuiging hield men in oktober 1542 de eerste reformatorische eredienst in Kronstadt. 

Honterus ondersteunde deze gang van zaken met publicaties die in zijn drukkerij van de persen rolden. Iemand als Melanchthon was er erg mee ingenomen! Hij liet de bovengenoemde kerkorde in Wittenberg drukken als model voor andere gemeenten. 

Op 22 april 1544 werd Honterus gekozen tot nieuwe stadspredikant van Kronstadt met een brede aanbeveling uit Wittenberg van de reformatoren Martin Luther, Philippus Melanchthon en Johannes Bugenhagen. En vanuit deze ambtelijke positie heeft hij – samen met de uit Wittenberg afkomstige leraar Valentin Wagner – de kerk van zijn stad tot reformatie weten te leiden. Dat was tegelijk het signaal tot de doorvoering van de Reformatie in heel Zevenburgen. Die ontwikkeling werd afgerond in 1547. 

Zijn drukkerij ter ondersteuning van deze kerkvernieuwing was van grote betekenis. Honterus heeft er dan ook veel voor overgehad om in de aanvoer van papier onafhankelijk te zijn van anderen uit verre streken; hij liet op eigen kosten in Kronstadt een papiermolen bouwen! 

De laatste jaren van Honterus

Door de vele kerkelijke en ook nog zakelijke activiteiten werd Honterus dusdanig in beslag genomen dat zijn krachten gaandeweg verminderden. Belangrijke vergaderingen liet hij aan zich voorbijgaan. Hij vreesde ook op zijn leeftijd nog (weer) een in conflicten verzeild te raken – immers binnen het lutheranisme was een beweging actief die meende de echte waarheid van hun hervormer te kennen en daarbij anderen (met een iets andere insteek) dwarsboomden en voor onechte lutheranen uitmaakten. Dat laatste begon Melanchthon na de dood van Luther (1546) steeds vaker te voelen. Bovendien leek sinds 1548 de keizer oppermachtig en zijn Habsburgse armen reikten tot ver in Europa – maar een bijzondere omstandigheid was de macht van de Turkse heersers, juist ook in de regio van Hongarije en Roemenië. Die hielden Karel V wel op afstand. 

Na een tijd van ziekte is Johannes Honterus in Kronstad overleden op 23 januari 1549. Met hem was een man heengegaan die in alle opzichten de geestelijke en materiële belangen van zijn vaderstad heeft willen bevorderen en ook inderdaad heeft bevorderd. 

De Reformatie van Zevenburgen is naar de mens gesproken ondenkbaar zonder de enorme inzet van Johannes Honterus. 

In een van de klokken van Zwarte Kerk (14de eeuw) is een bekend motto van de Lutherse Reformatie aangebracht: Verbum Domini Manet in Aeternum, d.w.z. Het Woord van God blijft in eeuwigheid.

Berchtold Haller: Zwingliaans reformator van Bern

Haller staat niet te boek als een vooraanstaand man in de historie van de Reformatie. Toch zien we hem bezig in een van de grote steden van de Zwitserse Eedgenootschap, namelijk in BERN, de tegenwoordige hoofdstad van de ‘Confoederatio Helvetica’ (CH). Dat niet alle grotere steden van Zwitserland met de Reformatie meegingen, had als reden de nog altijd sterke kracht van lokale gemeenschappen van de pauselijke kerk en van pausgezinde elites die hun eigen legers wisten te mobiliseren. Dat Bern, de ‘berenstad’, toch een reformatorisch centrum is geworden is vooral het verhaal van Berchtold Haller. Zijn inzet mag zeker onze aandacht hebben. 

Afkomst en vorming

Haller was van huis-uit geen Zwitser, maar een inwoner van de regio Württemberg, in het zuiden van Duitsland. De plaats waar hij het levenslicht zag heet Aldingen, heel ver van de grens met Zwitserland. Hallers geboortejaar staat echter niet vast, diverse schrijvers kiezen voor 1490 of 1494, maar er zijn ook die het midden kiezen, dus voor 1492. Daarmee is hij een kleine tien jaar jonger dan Zwingli en Luther en meer een leeftijdgenoot van Martin Bucer. Het ouderlijk milieu was dat van de boeren, maar dan als ‘onvermogende landslieden’ aangeduid. Dat zoon Berchtold kon gaan studeren was een klein wonder. Zijn ouders stuurden hun pientere zoon naar de Latijnse School in Rottweil, de oudste stad van Baden-Württemberg, die evenwel aansluiting had gezocht bij de Zwitserse Eedgenootschap. In Rottweil had hij o.m. als leermeester Michael Rubellus, een bekend humanistisch georiënteerde filoloog. Daarna ging de Aldinger boerenzoon naar de stad Pforzheim, waar hij de jonge student Melanchthon meemaakte. Vervolgens voerde de studie Berchtold naar de universiteit van Keulen, waar hij een voorlopig eindstation bereikte met het behalen van zijn graad van magister artium, 1511. Na ruim 2 jaar keerde hij terug naar Rottweil om daar als aankomend leraar te dienen. Zijn diepe wens werd vervuld toen hij omstreeks Pinksteren 1513 door Rubellus naar Bern werd geroepen om bij hem als assistent te dienen – zijn vroegere leermeester was naar ‘de stad van de beren’ vertrokken. De bescheiden Haller deed plichtsgetrouw zijn werk en won het vertrouwen van veel vooraanstaande mensen in Bern. Hij zag de regio Bern als zijn nieuwe vaderland. Het bakkersgilde van Bern koos hem in 1519 tot hun kapelaan, terwijl hij in mei van hetzelfde jaar tot predikant werd aangenomen – dit alles gebeurde in de nog door de rooms-katholieke clerus beheerste context. In 1520 kreeg Haller er een kerkelijke functie bij met de benoeming tot koorheer ofwel kanunnik aan een abdijkerk – daardoor was zijn inkomen voortaan verzekerd (door een zogeheten prebende, een soort beurs van de kerk). 

De eerste tekenen van de Reformatie

In Hallers leven speelde de Bijbel een grote rol. Na de uitgave van Erasmus’ Nieuwe Testament in 1516 – en de nieuwere, verbeterde edities in latere jaren – was het voor mannen als Haller een feest om studie te maken van het Nieuwe Testament. Maar het Oude Testament werd bepaald niet vergeten – de samenhang in het ene Woord van God was een wezenlijke zaak voor het goed verstaan van de wil van God en zijn genade in Christus. 

Intussen werd in de Zwitserse christenheid de roep van Huldrych Zwingli gehoord die met zijn verkondiging in Zürich, door middel van de ‘lectio continua’, d.w.z. de doorgaande lezing van een Bijbelboek, de rijkdom van Gods Woord duidelijk maakte. Daarnaast was Zwingli ook de man die de vele kerkelijke gebruiken een voor een afwees als hulpeloze pogingen om de weg naar God te vinden. Daaronder viel ook de aflaat die door ene Bernard Samson werd afgekondigd. Steeds vaker kreeg de kerkleiding te horen dat de weg die Zwingli wees Bijbels verantwoord was en dat zijn reformatie de juiste route was naar echt herstel van de kerk. Wat ging Haller doen?

Hij stond in contact met leeftijdgenoten – Melanchthon, Wolmar e.a. – die allen openstonden voor vernieuwing van de kerk en theologie, waarmee Luther een begin had gemaakt. In 1521 bezocht Haller de reformator Zwingli in Zürich en dat klikte meteen. Hun vriendschap werd een stevige band. Voortaan klonken Hallers preken de hoorders als evangelische muziek in de oren. Nu vormde zich in Bern een kring van reformatorisch gezinden – onder hen de oudere classicus Thomas Wyttenbach en de schilder en dichter Niklaus Manuel –  die wilden bereiken dat de stad overging tot Reformatie in de geest van Zwingli. 

De eerste stappen naar de Reformatie van Bern

Een sterke impuls ging in juli 1522 uit van de preek die – op verzoek van Haller – gehouden werd door de rondtrekkende Franciscaner monnik Frans Lambert von Avignon. Deze reformatorische gezinde geestelijke sprak voor een grote menigte die geboeid raakte door de hier verkondigde evangelische leer. Ook preekte de Franciscaner geleerde dr. Sebastian Meyer in evangelische geest. Het werd de opmaat naar de eerste stap van Bern op de weg naar reformatie: de Raad van Bern besloot tot ’vrije prediking van het evangelie’. Maar veel verder kwam het niet.  De invloed van de tegenstanders van reformatie was groot. Haller trok zich dit nogal aan, hij was ook in eigen ogen wellicht te schuchter en dus weinig doortastend. Het was alsof de priesters van Bern dat scherp aanvoelden; ze verklaarden Haller openlijk tot ‘aartsketter en dikbuikige leugenaar’. Haller stond op het punt zich terug te trekken naar Bazel, onder het voorwendsel daar verder te willen studeren. Maar daar stak Zwingli een stokje voor: hij bezwoer Haller in Bern te blijven, de moed te tonen om door te gaan op de weg van de Reformatie. Ja, hij moest de ‘wilde beren’ maar eens temmen – daarbij doelde hij op de die hun naam aan de stad hadden gegeven. Haller bleef op zijn post, hoewel Sebastian Meyer de stad werd uitgezet. 

Kort daarna kreeg Haller onverwachte hulp van Niklaus Manuel, die veel populariteit genoot. Zijn wens was een tolerante samenleving, waar veel Berners zich goed in konden vinden. Haller nam nu zijn preekactiviteit weer op en preekte net als zijn grote voorbeeld Zwingli volgens de methode van de lectio continua. In 1525 stopte hij met de bediening van de mis. Het gevolg was dat Haller werd ontslagen; toch mocht hij wel blijven roeken! Voortaan werd het Heilig Avondmaal onder twee gedaanten gevierd en werd de leer van de transsubstantiatie losgelaten. De Raad van Bern bleef nog enige tijd vasthouden aan de zeven sacramenten, maar gaf de priesters wel de vrijheid om te trouwen. Verder werd de aflaathandel verboden. 

Godsdienstgesprekken

Op verzoek van de Kleine Raad van Bern nam Haller in 1526 als enige protestant deel aan het godsdienstgesprek met de rooms-katholieken in het Zwitserse Baden. Daar confronteerde hij zich met de veelweter Johann Eck uit Ingolstadt, bekend als fervente tegenspeler van Luther. Deze conservatief-roomse geleerde benadrukte de wettigheid van de mis en de daarmee verbonden kerkleer, maar Haller bleef dat ontkennen vanuit het evangelie. Het leverde hem van de kant van de Kleine Raad van Bern een veroordeling op en het verlies van zijn prebende; maar de Grote Raad sprak Haller vrij, evenwel zonder dat hij weer zijn inkomen kreeg. Maar de omslag in kerk en samenleving stond eraan te komen: de Raden van Bern kregen – via verkiezingen – steeds meer leden die voorstander van hervorming waren. De Grote Raad, de machtigste instelling, besloot nu om in januari 1528 een groot godsdienstgesprek in Bern zelf te houden, waarna deze raad zou besluiten hoe de toekomst eruit zou zien voor kerk en stad. Haller bereidde zich met zijn collega Franz Kolb erop voor door in overleg met Zwingli 10 stellingen te formuleren over o.m. het gezag van de Bijbel, de toerekening van het heil, de functie van de beelden en het priesterhuwelijk. Op de openingsdag, 7 januari, hield Haller de openingsrede. Hij en zijn reformatorische vrienden hadden het genoegen een groot aantal vooraanstaande reformatoren te verwelkomen: Zwingli, Bullinger, Oecolampadius, Bucer, Capito en Farel. Honderden theologen waren benieuwd naar dit belangrijke gesprek. Toen Haller op 26 januari zijn slotrede hield, was de uitkomst duidelijk: een glansrijke overwinning voor de reformatorische partij. En dat bleek ook op 7 februari 1528 toen de Grote Raad, die de macht van de Kleine Raad sterk had weten te beperken, voor het hele Berner kanton vaststelde – op voorstel van Haller! – dat men voor de Reformatie had gekozen en dat hiervoor veel kerkelijke en maatschappelijke veranderingen moesten worden doorgevoerd. De uitwerking van dit besluit heeft in de dorpen rond Bern nog veel conflicten opgeleverd, maar de fundamentele beslissing werd niet teruggedraaid. 

Na een jaar brak er in de Eedgenootschap oorlog uit die er in oktober 1531 toe leidde dat Zwingli met veel Zürichers sneuvelde in de Slag bij Kappel. De nederlaag van de protestanten kwam hard aan en de samenwerking tussen Bern en Zürich raakte ook onder spanning. Maar de gevolgen van deze strijd bleven beperkt en het reformatorische veranderingsproces in Bern kon doorgaan zoals dat in 1528 was vastgesteld. 

1828 Schweiz - Medaillen BERN Silver medal 1828 BERCHTOLD HALLER ...

Berner Synode

Het duidelijkste bewijs voor het continueren van de Reformatie was het bijeenroepen van de eerste Berner synode, waar 200 predikanten uit alle delen van protestants Zwitserland bij elkaar kwamen. Helaas kon Heinrich Bullinger niet aanwezig zijn, maar Haller kreeg uitstekende hulp van de Straatsburgse voorganger Wolfgang Capito. Hun gezamenlijk voorbereide voorstellen kregen veel bijval en de Reformatie in Zwitserland werd zo verdeeld dat de oostelijke regio vanuit Zürich werd bijgestaan en de westelijke regio evenzo vanuit Bern, waarbij Guillaume Farel de centrale figuur werd. Hij zou in 1536 in het mee door Bern bevrijde Genève de nog jonge Calvijn binnenhalen en binnenhouden, wat voor de toekomst van de Reformatie daar en van heel Europa een grote zegen is geworden. 

Een korte periode heeft Haller zich in alle vriendelijkheid bemoeid met anabaptisten. In een debat met Haller in Zofingen vroegen ze aandacht voor hun probleem: konden ze niet als minderheid in het protestantse Bern worden erkend? Na advies van Bullinger werd hun idee verworpen: de burgerlijke overheid moest hen geen ruimte verschaffen.  

Laatste jaren

Haller zelf begon de last van al deze zaken steeds meer te voelen en ondanks hulp van een aantal collega’s werd zijn conditie er niet beter op. Het was ook geen verlichting van zijn taken dat hij in 1532 benoemd werd tot de eerste Dekaan van Bern en daarmee de leider van de gereformeerden in stad en kanton. Samen met Capito stelde Haller een kerkorde op voor de kerken in de regio Bern. In veel kwesties die hiermee samenhingen nam Haller een gematigde houding aan. Hij was bepaald geen ‘Prinzipienreiter’, maar een verdraagzaam man die in zijn eenvoud het gelijk gemakkelijk bij anderen liet. 

Omstreeks 1535 werd Haller ziek; na een vrij lang ziekbed overleed hij in Bern op 25 februari 1536. Hij liet een vrouw achter, Apollonia von Graben, die in 1529 als weduwe met hem was getrouwd. Zij moest na de dood van haar tweede man met één dochter uit haar eerste huwelijk verder; zij overleed na vele jaren in 1574. 

Bern verloor een reformator die weinig pennenvruchten heeft nagelaten. Hij had zich bescheiden opgesteld en het niet van eigen moed en dapperheid verwacht, maar van de God die de kracht van zijn Verbond en Woorden op een getrouwe manier had getoond in het leven van Berchtold Haller. 

Johann Lachmann, de bijna vergeten reformator van Heilbronn

Wat doen we met een man uit de 16de eeuw die na zijn dood compleet vergeten werd? Zo maar laten? Toch maar niet! Johann Lachmann was nog wel de reformator van de Duitse rijksstad Heilbronn en heeft daar ontzettend veel werk verzet. Hij heeft daar niet alleen op een speciale manier de Reformatie doorgevoerd, maar bewaarde zijn stad ook voor de ernstige gevolgen van de Duitse Boerenoorlog. Pas in het begin van de 19de eeuw kwam de naam van Lachmann weer op veler lippen. Het is zonder meer de moeite waard om zijn levensverhaal te kennen: dat laat zien hoe zijn leven en dat van zijn stad verweven waren met de spanningen en dreigingen die samenhingen met de doorwerking van de Reformatie.

Heilbronn

Deze Duitse stad, vroeger een vrije rijksstad met speciale voorrechten, maakt vandaag deel uit van de deelstaat Baden-Württemberg en ligt tussen de steden Stuttgart en Heidelberg aan de rivier de Neckar. Heilbronn telt nu meer dan 115.000 inwoners. In de beide wereldoorlogen zijn duizenden inwoners omgekomen. Heilbronn werd in december 1944 door een zwaar bombardement van de Britse luchtmacht getroffen; het grootste deel van de binnenstad werd verwoest – ook daarbij vielen veel slachtoffers. Vanaf 1948 is er hard gewerkt aan de wederopbouw; er ontstond een vernieuwde stad waar industrie, wijnbouw, handel, toerisme en dienstverlening de belangrijkste economische activiteiten vormen. 

Kilianskerk

De uit de middeleeuwen daterende Kilianskerk is een voorbeeld van een gotische hallenkerk. Het godshuis is genoemd naar de vroegmiddeleeuwse missionaris Kilian die nog vóór Bonifatius in Zuid-Duitsland het evangelie verkondigde, maar werd daarbij vermoord in 689. Toch ging de missionering door en maakte Heilbronn later deel uit van het bisdom Würzburg. De statige Kilianskerk werd in de tweede wereldoorlog verwoest; de herbouw vond plaats op de funderingen van de oude kerk. Een rijk bezit van de Kilianskerk is het grote orgel dat behalve in de erediensten ook dient voor het geven van orgelconcerten. 

Het is deze kerk die in de 16de eeuw met Johann Lachmann een centrale rol vervulde in de overgang naar de Reformatie zoals Martin Luther die had ingezet. 

Lachmann aan de vooravond van de Reformatie

Over de afkomst en jeugd van Johann Lachmann is het volgende van belang. Hij werd in 1491 in Heilbronn geboren als zoon van de klokkengieter en raadsheer Bernhard Lachmann; daarmee is duidelijk dat Johann in een vooraanstaand milieu tet wereld kwam. Hij kreeg na het basisonderwijs de mogelijkheid om de Latijnse School in Heilbronn te bezoeken en daarna te gaan studeren aan de universiteit van Heidelberg. Dat was in 1505, hetzelfde jaar dat Luther – bijna getroffen door de bliksem – het Augustijnerklooster van Erfurt in trok om zich te richten op de theologie. Tussen hen was uiteraard nog geen enkele relatie ontstaan. 

Johann behaalde in 1508 de graad van magister, daardoor kreeg hij de mogelijkheid om lessen te geven en daarmee enig inkomen te genereren. Hij hield dan ook zogeheten ‘humanistische Vorlesungen’, waarmee hij duidelijk kleur bekende als aanhanger van de nieuwe geestelijke stroming in West-Europa. Tegelijk studeerde Johann verder in de rechten. Het duurde echter tot april 1521 voor hij zijn doctorsgraad behaalde. Het studieproces werd namelijk vertraagd door zijn activiteit als ‘Pfarrverweser’ aan de Kilianskerk, een functie die hem aan de kerk verbond als plaatsvervanger van de Pfarrer. Daardoor leerde hij de praktijk van het kerkelijke leven en het pastoraat steeds beter kennen: hij moest soms de mis lezen, ook toezien op de wettigheid van doop en huwelijk; begrafenissen moesten in goede orde verlopen. Lachmann werd hierdoor een bekende persoonlijkheid die door zijn werk veel waardering ontving. 

Door al deze praktische zaken begon Johann Lachmann invloed te krijgen in kerkzaken, zeker van belang toen Duitsland na 1517 religieuze keuzes moest maken. In 1520 overleed Johann Kröner, de 60-jarige Pfarrer van de Kilianskerk, waarna Lachmann door de Raad van Heilbronn de benoeming tot prediker kreeg. Precies op het moment dat Duitsland zijn adem inhield over de gevolgen van Luthers optreden in Wittenberg – de man van de 95 stellingen moest in 1521 in Worms voor de keizer verschijnen. 

Op weg naar Reformatie

In 1502 kreeg Heilbronn bezoek van de pauselijke afgezant kardinaal Raimund von Gurk. Hij kondigde een aflaat af voor allen die oprecht berouw toonden over hun zonden en naar boetedoening uitzagen. Deze toen zo levendige praktijk kreeg zijn vervolg in 1517 toen de monnik Johann Tetzel rondtrok om ook aflaten te verkopen. Luthers evangelische protest daartegen trok in heel Duitsland sterk de aandacht.  

Of Lachmann al vanaf 1517/20 een aanhanger van Luther is geweest, staat niet vast. Evenmin van de Pfarrer die toen nog dienstdeed. Maar wel is bekend dat de Raad van Heilbronn na de Rijksdag van Worms geen gehoor gaf aan het door de keizer uitgevaardigde besluit Luther in de rijksban te doen. In 1522 liet de Raad het toe – onder ergernis van de roomse partij – dat er ‘oproerige’ geschriften van Luther werden gedrukt. En in 1524 nam de Raad diverse maatregelen die de positie van de rooms-katholieke geestelijkheid aantastten; zo mochten priesters geen omgang meer hebben met jonge vrouwen, wat veel consternatie gaf. In hetzelfde jaar 1524 verliet de prediker van een van Heilbronns kloosters de stad om zich in Wittenberg verder te bekwamen in de reformatorische theologie. Ook werd bekend dat een biechtvader de dochter van de burgemeester had verleid. De oude kerk kwam er steeds gekleurder op te staan. Vanaf 1524 merkte men dat Johann Lachmann steeds duidelijker positie innam: hij koos in prediking en pastoraat voor de Reformatie – overigens ontstond er geen direct contact met Luther; wel kenden Lachmann en Melanchthon elkaar sinds hun studietijd in Heidelberg, en ze correspondeerden later met elkaar. 

De nieuwe ‘Pfarrverweser’ van Lachmann, koos ook voor de Reformatie. De bisschop van Würzburg toonde zich erg verontrust over deze activiteiten ten gunste van de Reformatie. 

De tegenspelers van Lachmann wilden in 1525 een openbaar godsdienstgesprek, maar die sessie ging niet door. De Raad van Heilbronn was verdeeld en dus behoedzaam: men wilde de zelfstandigheid graag bewaren. Er was een sterke rooms-katholieke minderheid waarmee men rekening wenste te houden. Tumult en ongeregeldheden moesten voorkomen worden. 

Boerenoorlog

Groepen ontevreden boeren trokken in 1525 door Duitsland om hun sociale eisen kracht bij te zetten. In de naburige stad Weinsberg – de geboorteplaats van Johannes Oecolampadius, de reformator van Bazel, 1482 – waren ze als beesten te keer gegaan en nu stonden ze voor de poorten van Heilbronn om deze rijke stad te plunderen. Het optreden van Lachmann heeft de stad ‘gered’: hij ging in gesprek met de leiders van de oorlogszuchtige belegeraars en wist te bereiken dat zij met slechts 200 man de stad in zouden gaan en op beperkte schaal hun buit behaalden; vooral een klooster moest het ontgelden. Bij dit optreden liet Lachmann duidelijk in zijn vermaningen weten dat God ook van de boeren gehoorzaamheid vroeg! In mei 1525 kwam een eind aan de Boerenoorlog toen de adel het leger van de boeren met de geestelijke leider Thomas Müntzer overwon en hun leider ter dood bracht. 

De Reformatie van Heilbronn

Het definitieve besluit van Lachmann om zich bij de Reformatie aan te sluiten viel in oktober 1525. Na een goed gesprek met Johannes Brenz, hervormer van de naburige stad Schwäbisch Hall, besloten ze op een gelijke manier de vernieuwing van de kerk door te voeren. Een belangrijk middel daartoe was het gebruik van een catechismus als leerboek voor jong en oud. Brenz had er één opgesteld voor zijn gemeente, nu begon ook Lachmann aan een dergelijk leerboek voor Heilbronn. In samenwerking met de nieuwe rector van de Latijnse School van Heilbronn, Kaspar Gräter, kwam het leerboek in 1528 gereed: het kreeg de naam Catechesis en telde maar liefst 176 vragen en antwoorden. De beide catechismi waren de eerste reformatorische, lutherse leerboeken van de 16de eeuw. 

Tegelijk met het werk aan de catechismus van Heilbronn zette Lachmann, in overleg met de reformatorisch gezinde burgemeester Hans Riesser – door de stemgerechtigden gekozen in 1528 – door dat het Avondmaal (de Messe) onder twee gedaanten werd bediend; en ook dat zowel de doop als het huwelijk voltrokken werden na het voorlezen van een in het Duits opgesteld formulier. Korte tijd later werd bepaald dat diverse door de kerk ingestelde feestdagen werden afgeschaft, wat ook gold de vastendagen. 

Keizer Karel V

In 1530 hield de keizer weer een rijksdag, nu in Augsburg. De zaak van het protestantisme stond hoog op zijn agenda. De vrije rijksstad Heilbronn werd ook opgeroepen om zich te verantwoorden over de kerkelijke veranderingen. Lachmann die meende dat de keizer ‘boven de partijen’ stond, stelde toen het uitvoerige betoog Von der kirchlichen Änderung op, waarin hij de ontwikkelingen in de kerk van Heilbronn uiteenzette. Maar hoe hoopvol Lachmann ook was, zijn geschrift kreeg nauwelijks aandacht. De meeste aandacht ging uit naar de door Melanchthon opgestelde Augsburgse Confessie die aan de keizer werd voorgelezen. Daarop besloot burgemeester Riesser dat Heilbronn zich ook aansloot bij de Augsburgse Confessie. De keizer heeft de felbegeerde eenheid van de kerk niet teruggekregen.

Lachmanns laatste jaren

Met de afschaffing in 1531 van de mis in de Kilianskerk waar Lachmann diende, was de Reformatie van Heilbronn voltooid. Wat uiteraard niet betekende dat de kerk met de armen over elkaar kon gaan zitten. De macht van de roomse partij was nog altijd merkbaar, maar daarvoor sloot de stad zich in 1538 aan bij het protestantse bondgenootschap, de Schmalkaldische Bond

Een ander gevaar kwam van de kant van de anabaptisten ofwel wederdopers, die met name in de dorpen rond Heilbronn waren neergestreken. Ze waren deels afkomstig uit Zwitserland dat als brongebied van de doperse beweging gold. Ook in Duitsland was er sympathie voor de radicaliteit van de dopers, o.m. bij leiders als Karlstadt en Müntzer. Na de Boerenoorlog was de grootste dreiging voorbij. In de regio Heilbronn werden de meeste radicalen uitgewezen. 

Wat deed Lachmann? Het was hem niets te veel om naar de dopers toe te gaan om met mildheid en tegelijk met grote overtuiging de Bijbelse leer over Doop en Verbond uiteen te zetten. Het effect was dat er van een doperse dreiging niet veel meer te merken is geweest. 

Lachmanns krachten begonnen intussen af te nemen. Daarom werd besloten een tweede prediker aan de Kilianskerk te benoemen, 1533. De taakverlichting was erg welkom. Zijn laatste jaren deed hij het kalmer aan; hij werkte meer achter der schermen. Hij moet omstreeks de jaarwisseling van 1538/39 zijn overleden. 

Het is merkwaardig dat zijn begrafenis niet gepaard ging met de publicatie van een lijkrede, ook werd er geen grafsteen aangebracht, en geen geschrift met een levensbeschrijving bleef achterwege. De oorzaak daarvan ligt in het duister. Pas in 1828 heeft de historicus Karl F. Jaeger het tot zijn taak gerekend de Reformatie van Heilbronn uit de doeken te doen en daarbij de nodige aandacht te schenken aan de grote zoon van Heilbronn, reformator Johann Lachmann. 

Vandaag vindt men in Heilbronn een bordje op de muur van het herbouwde Käthchenhaus op de hoek van de markt waar Lachmann jaren heeft gewoond – en is er ook een Lachmannstraße. Maar of ‘men’ hem wel echt kent? 

Zus en twee broers Blarer: reformatoren van Konstanz

De rijksstad Konstanz, gelegen aan de zuidelijke oever van het Bodenmeer, hoort nog net bij Duitsland. Al loopt de grens met Zwitserland dwars door de stad Kreuzlingen die ‘gewoon’ aan Konstanz is vastgegroeid. In deze Duitse rijksstad had zich in 1415/16 het drama afgespeeld van de Tsjechische voorlopers van de hervorming Jan Hus en Hieronymus van Praag. Zij waren door het concilie ter dood veroordeeld en door de wereldlijke overheid levend verbrand. Ruim een eeuw daarna stond men voor de keus de vernieuwingsroute van de Reformatie in te slaan of toch maar langer bij Rome te blijven. In de kring van de familie Blarer was dat geen punt: de jongere garde wilde niets anders dan Bijbelse vernieuwing van de kerk. Maar wie zouden ze nu volgen? Luther of Zwingli, of gingen ze liever hun eigen weg? En wat zou de bisschop van Konstanz hiervan vinden? 

De familie Blarer in Konstanz

In 1517 bestond het gezin Blarer (de naam wordt ook wel als Blaurer geschreven) nog uit zeven personen: moeder, Katharina Mäßlin von Graneck afkomstig uit Rottweil, met zes kinderen. Vader Augustin was al in 1504 gestorven, maar zijn bloeiend koopmansbedrijf, gelegen aan de grote handelsroute Italië-Duitsland, werd door de familie gewoon voortgezet. 

In het verhaal van de Reformatie staan drie kinderen in het middelpunt: Margarete, haar oudere broer Ambrosius en een jongere broer Thomas. Zij hadden ieder een prima opleiding gekregen die hen kennis deed maken met de wereld die omstreeks 1500 met een grote vernieuwing bezig was. In deze tijd braken Renaissance en Humanisme stevig door, zowel bij kunstenaars als bij de geestelijkheid. En dan waren er de berichten over Columbus en zijn reis naar het verre westen; zijn zeereis bleek een nieuwe koloniale mogelijkheid te openen – zij het dat Spanje daar het eerst voor in aanmerking kwam. En dan kwamen er in Konstanz vanaf 1517 uit het Oost-Duitse Wittenberg berichten binnen over de monnik Martin Luther die een conflict met de pauselijke kerk niet uit de weg ging. 

Tegen het eind van 1520, toen de zaak-Luther naar een climax groeide, traden in het nog altijd roomse Konstanz twee predikers op, Jakob Winder en Bartholomäus Metzler, die verklaarden alleen maar de Schrift te willen uitleggen. Deze daad had uiteindelijk tot gevolg dat de Raad in 1524 deze manier van prediking ondersteunde. In 1525 werd ook Ambrosius Blarer benoemd tot predikant. 

Bisschop Hugo

Vanaf 1496 trad bisschop Hugo von Hohenlandenberg op als hoogste vertegenwoordiger van het pauselijk gezag. Ruim 30 jaar heeft hij het in Konstanz volgehouden. De kritiek op zijn kerkpolitiek was niet van de lucht en zijn maatregelen tot behoud van een goede, zedelijke levensstijl, ook onder de geestelijken in het bisdom, werden als slap en ontoereikend bestempeld. Hij had een groot bisdom; daar werkten zo’n 15.000 priesters in 500 parochies! De bisschop verdiende eraan als een priester met zijn inwonende huishoudster weer een kind hadden gekregen; dan kreeg bisschop Hugo voor de overtreding van het celibaat een bedrag van 4 Rijnse guldens. Als hij niet strenger optrad leverde dat een aardig jaarinkomen op. Eigenlijk wist de stad niet beter dan dat het overal in de kerk zo toeging. Maar de hervormers stelden al deze kwalijke praktijken aan de kaak. Het kwam uiteindelijk zover dat bisschop Hugo in 1526 zijn residentie verplaatste naar het hem bekende Meersburg. Op dat moment was de Reformatie in Konstanz al doorgebroken. De indruk is gewettigd dat die ontwikkeling de bisschop weinig kopzorgen gaf; hij was de man er niet naar om kerkelijke problemen met een helder inzicht aan te pakken en op te lossen. Hij was meer de regent die de orde tot op zekere hoogte wilde bewaren. 

Margarete Blarer: een diacones in Konstanz - Kerk & religie - RD.nl

Margarete Blarer

Nu volgen enkele data over Margarete Blarer. Ze was in 1494 geboren en werkte mee in de firma van de familie, maar ook nam ze een vooraanstaande plaats in binnen de Konstanzer gemeenschap. Dat kwam mee doordat haar vader lid van de Raad was. Na het overlijden in 1530 van moeder nam Margarete Blarer de leiding van het huis, ook van de firma, op zich. Daarnaast diende ze in de stad als ziekenverzorgster. Ze financierde deze taak uit de winsten van de firma. Dat bleef ook zo toen de Reformatie in de stad was doorgevoerd. Zij stichtte een armenvereniging, organiseerde hulp aan weduwen en wezen, ook vluchtelingen kregen haar liefdevolle aandacht. Daardoor kreeg ze in de kerk de erenaam diaconissa ecclesiae Constantiensis, d.w.z. diacones van de kerk van Konstanz. Dat deze functie voor vrouwen openstond was ook een bewijs van de drang tot vernieuwing van de kerkelijke organisatie. Ook al was er van emancipatie geen sprake! 

In de jaren ’30 correspondeerde zij met de reformator Martin Bucer in Straatsburg. 

Ze bleef in haar sociale activiteiten actief ook toen in 1541 de pest uitbrak: zij was er om de doodzieke mensen te helpen. Dat deed ze totdat ze er zelf ziek van werd en op 15 november 1541 overleed. Deze diepgelovige en maatschappelijk zeer betrokken vrouw werd erg betreurd door veel gelovigen in haar stad en in de wijde omgeving. Haar broers bleven actief voor de zaak van de kerkhervorming. Over hen meer in een volgende bijdrage. 

Ambrosius Blarer - Alchetron, The Free Social Encyclopedia

Ambrosius Blarer

Hij was op 4 april 1492 in Konstanz geboren uit de hierboven al genoemde patricische en economisch onafhankelijke ouders. Na primair onderwijs in de eigen stad vervolgde hij dat met het bezoeken van de Latijnse School en al in 1515 met de inschrijving aan de universiteit van Tübingen. Daar sloot hij vriendschap met Philippus Melanchthon die later in Wittenberg naast Luther leiding gaf aan de Reformatie. In 1510 liet hij zich – tot verrassing van velen – opnemen in het Benedictijnerklooster van Alpirsbach en studeerde verder. In 1512 behaalde hij de graad van magister artium, waarna hij les mocht geven in Alpirsbach. Dat gebeurde in Erasmiaanse, dus christelijk-humanistische geest. Nadat hij in 1521 prior was geworden en tevens docent en plaatsvervanger van de Pfarrer, kwam in de zomer van 1522 voor hem het moment dat hij het klooster de rug toekeerde. De oorzaak lag in zijn geestelijke ommekeer: hij had – via boekenzendingen van zijn broer Thomas uit Wittenberg – Luther begrepen en wist zich sterk verbonden met de door hem ingezette kerkhervorming. De leiding van het klooster kon zich hiermee niet verenigen. Ambrosius keerde terug naar Konstanz, waar zijn jongere broer Thomas al overgegaan was tot de Reformatie. In de winter van 1522/23 schreef Ambrosius enkele gedichten, waarvan het lied ‘Wie ’s Gott gefällt, gefällt mir auch’ (in Evangelisch Gesangbuch 281). Hij nam contact op met Zwingli en Oecolampadius, maar kon (nog) niet instemmen met hun Avondmaalsopvatting. Later stond hij ook met Bucer in contact; dat leidde ertoe dat Ambrosius zich theologisch sterk met hem verbonden voelde. 

De Reformatie doorgezet

Vanaf 1525 was het voor de bevolking van Konstanz duidelijk dat Ambrosius de protestantse leer aanhing. Dat merkte men elke zondag als men hem als voorganger hoorde in een van de kerken van Konstanz. Eind jaren ’20 werkte Ambrosius mee aan de Reformatie van de Zuid-Duitse steden Ulm, Esslingen, Memmingen, Lindau en Augsburg. In deze stad maakte hij de Rijksdag van 1530 mee waar naast de Augsburgse Confessie ook die van vier Zuid-Duitse steden, de Confessio Tetrapolitana, bekend gemaakt werd (Straatsburg, Konstanz, Memmingen en Lindau). Daar sloot Ambrosius Blarer zich bij aan. 

Voor Ambrosius – en niet alleen voor hem – was 1531 een rampjaar: Zwingli sneuvelde in de strijd bij Kappel en zes weken later stierf Oecolampadius in Bazel na een kort ziekbed. De Reformatie in Zwitserland en Zuid-Duitsland moest verder zonder deze twee aanvoerders. Ambrosius stapte erin en wist naast enkele mislukkingen veel invloed te krijgen in Zuid-Duitsland, vooral in de vrije rijkssteden. 

In 1533 trouwde hij in Konstanz met de voormalige non Katharina Ryf von Blidegg, uit welk huwelijk vier kinderen werden geboren. 

Zijn reformatiestreven richtte zich vervolgens – in opdracht van hertog Ulrich – op Württemberg waar hij met professor Erhard Schnepf o.a. de universiteit van Tübingen hervormde. Teleurstellend moet het zijn geweest dat de strenge Lutheranen wisten te bereiken dat Ambrosius uit het ambt gezet werd; zij vertrouwden hem als vermeende aanhanger van Zwingli/Bullinger/Bucer niet. Na een kort verblijf in Augsburg werd hij ook daar verdreven en keerde hij met vrouw en kinderen terug naar Konstanz. Zij overleefden de pestepidemie van 1542. Na enkele jaren van rustig werken nam hij door het keizerlijke Interim van 1548 de wijk naar het Zwitserse Winterthur, waarna hij van 1551-59 een predikantsplaats kreeg in Biel, om daarna nog weer in Winterthur te werken. Daar had hij contact met Calvijn in Genève; verschillende brieven zijn bewaard gebleven en getuigen van positieve aandacht en troost in boze tijden. Zo was Konstanz – mede door het Interim – van het spoor van de Reformatie afgegleden en was ze vervallen tot grote onzedelijkheid. Ambrosius kon alleen maar werkeloos toezien en bidden dat deze toestand spoedig weer tot het verleden behoorde. 

Al met al heeft Ambrosius Blarer een enigszins beperkte bijdrage geleverd aan de Reformatie van zijn geboortestad Konstanz. Zijn inzet daarbuiten is enorm geweest. Hij overleed op 6 december 1564 in Winterthur.  Een man met voortreffelijke gaven had zijn aardse taak in Gods-dienst vervuld. Zijn bijdrage aan de Reformatie bestond niet in het publiceren van veel geschriften, maar in de praktiscxhe vormgeving van de dienst aan God en Zijn Kerk. 

Thomas Blarer

Deze in 1499 geboren telg uit de familie Blarer koos als jongvolwassene voor twee studies: eerst rechten in Freiburg im Breisgau, waar hij wegvluchtte voor de pest, zonder dat hij een wetenschappelijke graad had behaald. Daarna volgde hij ook theologie en Hebreeuws in Wittenberg en volgde colleges bij Luther en Melanchthon. Daarmee was in de eerste jaren van de reformatie de keus van de familie Blarer luthers. Thomas hield de familie goed op de hoogte over de ontwikkelingen in het reformatorische kamp. En Thomas maakte wat mee! Eerst al de verbranding door Luther van de pauselijke banbul bij de Elsterpoort. Enkele maanden later maakte hij deel uit van het gezelschap dat Luther begeleidde naar de Rijksdag van Worms, voorjaar 1521. Na Luthers ‘ontvoering’ was hij getuige van de Wittenberger onrust door radicalen als Andreas Bodenstein von Karlstadt en de Zwickauer profeten, die voor Luther aanleiding werd zijn veilige kasteel de Wartburg te verlaten. Zijn broer Ambrosius kreeg nog in het klooster allerlei werken van Luther en Melanchthon toegezonden. In 1522   keerde Thomas terug naar Konstanz. En in 1524 was hij nauw betrokken bij de doorvoering van de Reformatie, ook met het opstellen van een tuchtordening die het openbare leven onder strengere regels plaatste dan de rooms-katholieke kerk ooit had gedaan; het bracht een zedelijke omwenteling tot stand die verwondering wekte. 

Thomas trouwde en begon aan een burgerlijke loopbaan. Hij was jarenlang lid van de Raad en bekleedde in bepaalde jaren het ambt van burgemeester of dat van ‘Reichsvogt’. 

Toen de keizer in 1548 zijn Interim aan Duitsland oplegde, was Thomas Blarer een van de mensen die met de keizer onderhandelde over de bepalingen van dit decreet. Maar de keizer kende geen genade; de Habsburgers wilden Konstanz graag bij Oostenrijk voegen. Hoewel Thomas voorstander was van burgerlijk verzet, kwam het niet zover. Het werd hem duidelijk dat vertrek uit Konstanz verstandiger was dan daar te blijven; in 1549 reisde Thomas met zijn gezin naar de familieburcht Neugiersberg in het Zwitserse Thurgau, dichtbij Winterthur. In Konstanz kwam een eind aan de Reformatie. Keizerlijke troepen namen de stad in, ze mocht geen lid meer zijn van het protestantse Schmalkaldisch Verbond. 

Op 19 maart 1567 overleed Thomas Blarer. Ook hij heeft gedichten geschreven die als liederen in de kerk kunnen worden gezongen; daaronder het Avondmaalslied ‘Du hast uns Leib und Seel gespeist’ (Evangelisches Gesangbuch216).  

Schloss Brunegg ( Château / Castle ) in Kreuzlingen im Kan… | Flickr

Het familieslot van Blarer te Brunegg bij Kreuzlingen/Konstanz

Alle drie telgen uit de familie Blarer hebben met de bij hen passende mogelijkheden meegewerkt aan de Bijbelse vernieuwing van de kerk en de samenleving. Hun inzet is, ondanks de teloorgang van de Reformatie in Konstanz, niet tevergeefs geweest. Hun werken spreken tot vandaag toe een heldere taal. 

Literatuur

Bernd Moeller (Hrsg.), Der Konstanzer Reformator Ambrosius Blarer 1492-1564, Gedenkschrift. Stuttgart 1964

Primoz Trubar, meer dan alleen de kerkhervormer van Slovenië

 De mandie achter deze naam schuil gaat is bij een betrekkelijk kleine groep mensen bekend als reformatorisch kerkleider van Slovenië. Maar hij is ook de man was die als eerste een boek schreef in de Sloveense taal en daarmee de basis heeft gelegd voor uniformiteit in die taal. De stad waar Primoz Trubar zijn capaciteiten heeft ingezet heette ooit Laibach (in het Oostenrijks-Duits), maar staat nu op de kaart als Ljubljana, de hoofdstad van de staat Slovenië, tot 1991 deel van Joegoslavië. 

Dat daar de Reformatie ooit is doorgebroken! Dat merkwaardige verhaal hangt nauw samen met het optreden van Primus Truber, zoals zijn naam al in 1528 geschreven werd. Zijn afbeelding vindt men vandaag op de 1-euromunt van Slovenië en op een herdenkingsmunt van 2 euro ter gelegenheid van zijn 500ste geboortedag in 2008. 

Ongemakkelijke ligging

De Reformatie van Slovenië is op een heel eigensoortige manier tot stand gekomen. Dat had alles te maken met de situatie waarin dit land zich in de 16de eeuw bevond. Dat land was toen het hertogdom Krain en  sinds de 13de eeuw in een personele unie verbonden met het  hertogdom Karinthië. Daaruit valt reeds af te leiden dat de keizer van Oostenrijk hier veel te zeggen had, zowel militair/strategisch alsook kerkelijk/bestuurlijk. En dat laatste betekende dan ook dat het rooms-katholicisme de enig toegelaten godsdienst was. 

In die tijd was ook in het Slavische deel van Zuid-Europa de dreiging van de militante Turken sterk merkbaar geweest: zij hadden al eens Belgrado belegerd, namelijk in de zomer van 1456, d.w.z. drie jaar na hun verovering van Constantinopel (dat sindsdien Istanbul heet). Door het dappere optreden van de Hongaarse edelman Johannes Hunyadiwerd het Turkse leger bij Belgrado verslagen, waardoor het kustgebied van de Adriatische Zee voorlopig geen direct gevaar liep van een Turkse invasie. Maar 70 jaar later rukten de Turken weer op: nu door de Hongaarse laagvlakte en ze wonnen de strijd tegen de Habsburgse macht in de Slag bij Mohacs, 1526. Daarna stonden ze zomaar voor de poorten van Wenen, 1529. Spannend! 

Timmermanszoon wordt priester

Primus Truber was de zoon van redelijk welvarende timmerman Miha (een verkorting van Michael), die ook over een molen beschikte. Hij diende tevens als regionaal tolvergaarder en had ook tot taak de inkomsten van de katholieke parochie te controleren. Daarmee bezat hij een sterke positie in de dorpselite. Bepaald geen domme man – hij kon lezen en schrijven. 

De geboorteplaats van Primus, het jaar was vermoedelijk 1508, draagt nu de naam Rašica dat niet ver van de Sloveense stadje Velike Lašče ligt, dat men op de weg naar het zuidelijker gelegen Kroatië kan aantreffen. In de eerste decennia van de 16de eeuw was het gebied nog volledig in Habsburgse handen en de officiële voertaal was het Oostenrijks-Duits. Daardoor kan men in de oudste documenten de naam van het toenmalige bisdom aantreffen als St. Kanzian, gelegen bij Auersperg. 

Over namen gesproken: de familie nam tussen 1520 en 1526 de naam Trubar aan – afkomstig van moederszijde. De familie bestemde zoonlief voor de geestelijkheid en liet hem daarom studeren: eerst aan een jaar naar een school in Rijeka, daarna aan Latijnse scholen in Salzburg en Triëst. In Salzburg verdiende hij wat geld met het zingen in de kerk.  

Ter voorbereiding op het priesterambt in Triëst meldde hij zich voor onderricht bij de humanistisch gezinde bisschop Pietro Bonomo. Deze liet Primus Truber kennisnemen van het gedachtengoed van Erasmus – dus was het ontwikkelen van een kritische zin in de richting van kerk en geestelijkheid een zeer aangelegen punt.  In 1528 zond de bisschop zijn pupil Truber naar de parochie van Loka, dichtbij de stad Zidani Most in het midden van Slovenië. Daar zou hij benoemd worden tot vicaris. Maar dat ging niet door omdat Primus in Wenen nog graag verder wilde studeren. Dat duurde slechts tot 1529 toen de stad door de Turken werd belegerd. Alleen al de dreiging van deze lieden was voldoende om veel mensen te doen besluiten de stad te verlaten. Zo ook Primus Truber. Terug in Triëst werd hij door de bisschop in 1530 gewijd tot priester. 

In het ambt in Slovenië

De bisschop stuurde Truber opnieuw Slovenië om in Lasko te preken. Dat deed de jonge priester ook, maar de hoorders waren niet tevreden: hij preekte op een nieuwe manier maar de boodschap stond niet in de lijn van de traditie. Truber werd zelfs bedreigd door een aantal parochianen. De bisschop achtte het verstandiger zijn jonge, wetenschappelijk goed onderlegde priester naar de grote stad Laibach te zenden, waar hij optrad als Sloveens prediker in de St. Nicolaasdom. De inhoud van zijn preken liet een duidelijke verschuiving zien naar de Reformatie zoals hij die vanuit Zwitserland had leren kennen. In eerste instantie waren dat invloeden uit Zürich, let wel, uit de kring van Heinrich Bullinger en zijn directe medewerkers;. Pas ljaren ater kreeg Truber ook Johannes Calvijn in het vizier en dat gaf verder richting aan zijn prediking. Tot 1540 heeft Truber zijn preken kunnen houden in Laibach, tot ook daar het verzet de kop opstak. De plaatselijke heerser was niet langer gediend van de nieuwe prediking en hij verbande de priester. Deze zocht zijn beschermheer, bisschop Bonomo, weer op en die wist het voor elkaar te krijgen dat Truber kon terugkeren naar Laibach om daar als kanunnik te fungeren. Dat gebeurde in 1542, maar de werkelijkheid werd anders. De nieuwe bisschop van Laibach, vurig rooms-katholiek, benoemde Truber tot vicaris van Sentjernej, ver in het zuidoosten van Slovenië. Daar was een halve verbanning en dat moest na enige tijd tot een echte uitwijzing leiden. Toen Truber daar lucht van kreeg, pakte hij zijn spullen in en vertrok naar Duitsland, naar het reformatorische Neurenberg, 1548. 

Rothenburg ob der Tauber

In de kringen van de Lutherse kerkleiders achtte men het verstandig om Truber in Rothenburg ob der Tauber te laten werken als pastor. In dat schilderachtige stadje was de Reformatie doorgevoerd in 1544. Zo werd Truber aan deze parochie verbonden. Maar werken als pastor / prediker was niet het enige dat Truber daar ging doen. Hij dacht nog steeds aan zijn Sloveense volk, waar het goede zicht op het evangelie was vertroebeld door de macht van Rome. Hij besloot in Rothenburg ook te gaan werken aan de publicatie in het Sloveens van geschriften met een reformatorische boodschap. Hij zag dit werk als een opdracht van de genadige God die hem wilde inzetten voor zijn volksgenoten. 

Primož Trubar - Wikipedia

Sloveense publicaties

Het eerste boek dat hij in het Sloveens uitgaf was een Catechismus. Het bevatte Bijbelteksten, gebeden. liederen en een preek. En deze uitgave kreeg bij velen een warm onthaal. Immers, de Sloveense taal was in haar geschreven vorm nog niet officieel erkend, maar de bevolking zat als het ware te wachten op dat moment – en juist nu verscheen er een Sloveens leerboek dat hen het evangelie verduidelijkte. In 1550 werd het uitgegeven, al in 1555 volgde een herdruk. 

Het bleef bij Truber uiteraard niet bij dit geschrift,. Er volgden, volgens de ons bekende gegevens, nog een lange rij boeken en boekjes in het Sloveens. Ik telde er in totaal 21 geschriften in de jaren 1550 tot 1595. Daaronder het Nieuwe Testament als vertaling van Luthers Bijbeltekst, alle Psalmen van David, enkele toelichtingen op het Nieuwe Testament, een kerkorde en ook nog twee nieuwe herdrukken van de eerste Sloveense catechismus.  De drukker van veel van deze werken, Ulrich Morhart, had een bedrijf in Tübingen waar al tientallen werken van andere reformatoren waren verschenen. Ook de edele Freiherr Hans Ungnad zu Sonneck, die zelf in Urach (in Baden-Württemberberg) een drukkerij bezat, gaf zowel morele als financiële ondersteuning bij de realisering van deze reeks geschriften. 

Met zijn Sloveense uitgaven heeft Truber – eerst nog in het geheim – zijn volk op een heel bijzondere manier gediend: zo kon de Reformatie in Slovenië ondanks alle verzet toch wortelschieten. Maar tegelijk werd door Trubers werk de status van het geschreven Sloveens verhoogd van dialect tot officiële taal. En dat wordt in Slovenië vandaag de dag nog het meest in hem gewaardeerd. 

Naar Kempten 

Na enkele jaren kreeg Truber het verzoek om als pastor te komen werken in Kempten, een plaats in Beieren, niet erg ver van de grens met Tirol. Daar ontmoette hij de rechtsgeleerde en theoloog Petrus Paulus Vergerius, een oud-bisschop uit … Slovenië. Deze had eerder gediend als pauselijke nuntius, maar hij was nu actief als raadgever van de protestantse Württembergse hertog Christoph. Vergerius was tot de Reformatie overgegaan doordat hij zich op aanraden van een oude collega sterk in de geschriften van Luther en Calvijn had verdiept. Truber werkte samen met Vergerius om nog meer Sloveense geschriften uit te geven. Ook werd de Catalogus Haereticorum – d.i. een lijst van ketterijen – uitgegeven in Tübingen, 1556. Maar hun samenwerking liep stuk op de eis van Vergerius om als (enige) auteur van de uit te geven boeken te worden aangezien.  Van hertog Christoph kreeg Truber toestemming zelfstandig nieuwe boeken uit te geven. 

Terug naar Laibach

In 1561 kwam Truber terug naar zijn vaderland; Laibach had hem nodig als superintendent, d.w.z. een ambt als van een bisschop in de protestantse kerk. Hij werd l hartelijk door de kerk van Laibach ontvangen – hij was geen onbekende meer voor de gelovigen. Hij wist het zo te regelen dat er in alle parochies predikers kwamen die het evangelie op een reformatorische uitlegden. Zelf ging hij naar Urach en nam daar, in het Württembergse, de dienst in de parochie voor zijn rekening. Hij leidde daar een Bijbelschool. Onder de bedrijven door werkte hij aan diverse publicaties die de Sloveense taal bevorderden of ook de dienst van de kerk ondersteunden bij de verdere opbouw van protestants gemeenteleven. 

Toch weer terug in Laibach ging hij enthousiast door met zijn publicaties. Hij stimuleerde de Kroaten en de Serviërs dat ook zij de volkstaal in de kerk gingen gebruiken. Dat zou goed kunnen helpen om de Byzantijns gezinde inwoners – ooit religieus verbonden met de Oosterse kerk van Byzantium / Constantinopel – te doen bekeren tot het protestants geloof. 

Nog eenmaal Duitsland

Intussen bleef ook het zuiden van Duitsland hem weer trekken. Hij reisde erheen en was enkele maanden actief in Lauffen aan de Neckar. Daarna vertrok hij naar Derendingen – nu een voorstad van Tübingen, ook aan de Neckar – waar hij tot het eind van zijn leven diende als pastor van de St. Galluskerk. Hij bleef schrijven, vooral ten dienste van de Sloveense geloofsgemeenschap. Tot de laatste uitgaven van Truber behoren het Nieuwe Testament en een vertaling van een werk van Luther. 

Op 78-jarige leeftijd overleed Primus Truber in Derendingen, 28 juni 1586. De Sloveense reformator werd daar begraven. Zijn naam blijft in herinnering doordat daar een straat naar hem genoemd is.

Blijvende betekenis

Deze begaafde dienaar van de kerk mag als voorbeeld staan voor de sterke missiedrang die men vandaag in de kerk zo vaak moet missen. Helaas heeft de Contra-Reformatie in latere decennia veel van Trubers werk ongedaan gemaakt. Maar vandaag vindt men, Goddank, nog steeds evangelische gemeenten in Slovenië, zij het klein van aantal.  In Ljubljana worden vaak protestantse kerkdiensten in het Duits gehouden. 

Er bestaat een Trubar Forum Association die in 2009 de Catechismus van Truber in modern Sloveens vertaalde en ook voor vertalingen zorgde van een preek van Truber in het Engels, Duits en Esperanto.  De jongste Duitstalige studie verscheen in 2011 en telt 452 bladzijden: Truber wordt niet vergeten! 

De Kroaat Matthias Flacius Illyricus werd leerling van Luther

Christenen die hun vakantie in Kroatië willen doorbrengen zijn waarschijnlijk niet echt bekend met het feit dat in dit land ooit een man werd geboren die discipel van Luther is geworden. De vakantieganger moet eens rondkijken op het schiereiland Istrië, in het stadje Labin, waar deze Lutherse voorman het levenslicht zag. Staat zijn geboortehuis er nog? Op de plek van dat huis staat nu een stevige bedrijfswoning. Maar wat nog veel interessanter is: Labin heeft een museum dat de herinneringen aan een aantal groten uit hun plaats levendig houdt. En daar zijn uitgebreide voorbereidingen getroffen voor een herdenking. Trouwens, ook de wetenschappelijke wereld boog zich al enkele keren over de erfenis van de man die we hier aan u voorstellen. Men is er in Labin heel trots op. 

De naam van deze Kroatische Lutheraan is: MATTHIAS FLACIUS ILLYRICUS. Geboren op 3 maart 1520, nu dus 500 jaar geleden. Hij leefde 55 jaar en overleed in Frankfurt am Main op 11 maart 1575. Zijn leven was een waar strijdtoneel. 

Afkomst en milieu

Matthias (of in het Kroatisch: Matija) werd een half millennium geboren te Albona, een stadje in de toenmalige Republiek Venetië. Hij was de jongste van zes  kinderen in een Kroatisch gezin dat behoorde tot de Rooms-katholieke kerk. De Reformatie van Luther was in 1520 in dat verre land nog niet goed doorgedrongen. En bij het woord reformatie denken we niet direct aan gebieden dicht bij Italië, waar de paus zijn dictatoriale macht uitoefende tegenover de uitspraken van de Heilige Schrift. En die niet terugdeinsde om kritische christenen met excommunicatie of brandstapel te bedreigen. 

De naam van de geboorteplaats is nu Labin; en Illyricus, de laatste naam van Matthias, verwijst naar de kuststrook aan de Adriatische Zee, dat als Illyrië te boek staat. 

Vader Andrea Vlacich was grondbezitter in het klein, moeder Jacobea Luciani was van voorname afkomst en had in de familie mensen die openstonden voor reformatorische stemmen uit Duitsland en Zwitserland. Toen Matija 12 jaar was overleed zijn vader, terwijl de knaap zich op de ‘basisschool’ al prima had ontwikkeld. Moest dat nu worden stilgelegd? Het beraad in de familie leidde ertoe dat Matija op 16-jarige leeftijd naar het nabije Venetië kon gaan om zich op de school van San Marco (= Marcus) verder te verdiepen in het Latijn – en in de geschriften uit de kringen van Renaissance en Humanisme. 

Venetië – Basel – Tübingen – Wittenberg

Matthias’ leermeester in Venetië was Egnazio Giambattista di Cipelli die als humanist wel correspondeerde met Erasmus. Door Egnazio kreeg Mathias de liefde voor historie mee – vooral waar het ging om biografische gegevens van keizers van Rome en Byzantium. Maar de invloedrijkste docent was zijn oom, Baldo Lupetina (ook geboren in Albona, 1502) die in een klooster leefde op  het eiland Cres (tegenover de plaats Krk in Kroatië). Deze Franciscaner broeder durfde het aan om zijn jonge neef teksten van Martin Luther te laten lezen. Zelf ging Lupetina over tot de Lutherse Reformatie, en gaf hij Matthias de raad om verder te studeren in Duitsland, bij voorkeur in Wittenberg. 

Baldo Lupetina werd later gearresteerd en door de Venetiaanse inquisitie stevig verhoord; hij stierf in gevangenschap in 1556. Zijn geboortehuis in Labin is nu het Nationaal Museum, waar men de gedachtenis  aan hem in ere houdt.  

Matthias vervolgde zijn studie eerst in het humanistisch-reformatorisch  centrum Basel, waar hij Nieuwe Testament studeerde bij Simon Grynaeus en Grieks bij Oporinus. Hij werd ingeschreven als een student uit de pauperklasse – armoede was daar geen verhindering om te studeren! Collegegeld hoefde hij niet te betalen. Wel moest hij als arme student bij elk werkstuk naast zijn naam de term ‘pauper’ vermelden… Een groot voorrecht was dat Grynaeus hem in zijn huis opnam. Al duurde zijn studietijd daar slechts één jaar. 

Het humanistencentrum Tübingen werd de nieuwe studieplaats van Matthias, ooit had Melanchthon daar gestudeerd. Hier werd hij verder onderricht in de talen van de Bijbel. Ook leerde hij het Duits zo goed dat hij vertalingen kon maken van het Duits in het Kroatisch. 

Twee hoogleraren stimuleerden hem om nu naar Wittenberg te gaan. Daar aangekomen liep hij colleges bij Melanchthon; enige tijd later kwam hij diep onder de indruk van Luthers optreden. Matthias Flacius was er bijzonder blij mee – hij zag er het werk van de Heilige Geest, zowel in het bestuderen van het Woord van God als in de verkondiging door de reformator. 

Zo werd Flacius de eerste protestantse voorman van de Kroaten. In het naburige Balkanland Slovenië werd Primoz Trubar (1508-1586) de voorman van de Reformatie. Ook buiten het Duitse rijk begon de Reformatie ook merkbaar te worden! 

Ontmoeting met Luther 

De eerste ontmoeting van Flacius met Luther vond plaats toen de Kroaat bijna 23 jaar oud was. In zijn latere Apologiabeschreef Flacius die ontmoeting:

 “Ik woonde toen in huis bij dr. Friedrich Backofen in Wittenberg; hij was toen diaken in de kerk. Mij bekroop het nare gevoel dat ik spoedig zou sterven. Dr. Backofen merkte op dat ik door mijn innerlijke angst niet in staat was te studeren. Hij vroeg mij in vertrouwen om hem te vertellen wat mij mankeerde. En dat deed ik. Hij begreep dat en bood mij hulp met raad en gebed. Daarna zette hij de stap om dr. Pomeranus, d.i. dr. Johannes Bugenhagen uit Pommeren, pastor van de Mariakerk in Wittenberg te overtuigen om mij naar dr. Martin Luther te begeleiden. Luther troostte mij met het verhaal van zijn eigen leven, alsook met het Woord van God. Toen daarna de gemeente van de Mariakerk in Wittenberg voor mij ging bidden, nam de kwelling dag na dag af en na een jaar voelde ik me weer goed.” 

Het betekende echter niet dat de ‘depressie’ verdwenen was; soms kwamen naar zijn eigen woorden de ‘aanvechtingen’ terug en was hij gedesillusioneerd in zijn Godsgeloof, denkend dat God boos op hem was en over hem Zijn wraak wilde uitgieten. Ook meende hij de duivel te zien achter al deze kwellingen. Maar Flacius begon in te zien dat zijn eigen én Luthers persoonlijke ervaringen veel op elkaar leken. Twijfels en onzekerheden behoorden bij het leven van Gods dienaren. Door te vertrouwen op God en op de hoop van het eeuwige leven kwam Flacius deze moeiten te boven. 

Docent

Aan de universiteit van Wittenberg was Flacius intussen geen onbekende meer. Zijn geleerdheid was voldoende geroemd om hem in 1544 te benoemen tot docent aan de Leucorea (de naam van de universiteit). Met volledige instemming van Luther. Zijn taak: het doceren van het Hebreeuws. 

Een jaar later trad hij in het huwelijk met Elisabeth, de dochter van pastor Michael Faust uit de plaats Dabrun, dichtbij Wittenberg. Samen kregen ze 12 kinderen; na het overlijden van de moeder in 1564 trouwde Flacius opnieuw en werd daarna vader van nog 6 kinderen. 

Luther was getuige van de eerste huwelijkssluiting van Flacius; daaruit bleek de erkenning van het wetenschappelijke werk van Flacius. Helaas kwam later het bericht in Wittenberg binnen dat Luther op een reis was overleden in Eisleben (zijn geboorteplaats), 18 februari 1546.  

On with the Reformation!, circa 1567: the under-appreciated ...

Zelfstandig als leerling van Luther

Vanaf deze tijd moest Flacius – nog maar 26 jaar jong – zelfstandig verder gaan. Dat deed hij in grote loyaliteit tegenover het werk van Luther. Hij zag dat als zijn levensopgave. Waar hij de grote hervormer ook maar kon verdedigen, deed hij dat met volle overtuiging. Hij werd daarmee de belangrijkste leider van de Gnesio-Lutheranen, d.w.z. díe volgelingen van Luther die zijn woorden als volle waarheid verdedigden. En dat botste meer dan eens, ook met erkende voormannen. We noemen de volgende persoonlijkheden, waarbij ik hier volsta met een korte typering van het strijdpunt :  

  • Philippus Melanchthon – deze grote geleerde was in (te) veel dingen bereid tot compromissen met keizer Karel V en niet-lutherse kerkleiders; Flacius zag geen ruimte voor compromissen. 
  • Andreas Osiander – deze kerkleider was wel Lutheraan, maar neigde te veel tot rooms-katholieke leerstellingen en liturgische praktijken; Flacius was scherp anti-rooms. 
  • Caspar von Schwenckfeld – deze doperse leider was een ‘geestdrijver’ ofwel ‘spiritualist’ die meende los van het Woord van God te kunnen prediken.
  • Theodorus Beza – deze leider van de gereformeerden na Calvijn was met name in de leer van het Avondmaal erg verschillend van Luther. 
  • Caspar Olevianus – deze mede-opsteller van de Heidelbergse Catechismus was in de ogen van Flacius voluit gereformeerd;vooral te merken in de leer van het Avondmaal. 
  • Victorin Strigel – deze Duitse geleerde was een ‘Philippist’, d.w.z. een zuivere volgeling van Philippus Melanchthon; ook bereid tot compromissen. 

Middelmatige kwesties

Als typisch voorbeeld van de strijdvaardigheid van Flacius noemen we zijn permanent gevecht over de vraag of elk geloofsthema een even zwaar gewicht heeft. Naast de hoofdpunten van de christelijke leer, zoals in de belijdenissen aangegeven, zijn er immers ook zaken van minder gewicht, die men als ‘middelmatig’ aanduidt. Met een vreemd woord noemt men die de ‘adiaphora’. Hoe meer er van die thema’s werden aangedragen, hoe sterker Flacius zich ertegen verzette. Hij vreesde dat het christelijk geloof zou vervlakken als  de ‘adiaphoristen’ steeds meer terrein zouden winnen. Het kon gebeuren dat zelfs zaken als erfzonde en vrije wil tot de ‘adiaphora’ werden gerekend. Dat was volgens Flacius invloed van Rome en het (semi-)pelagianisme. 

Weer rondtrekken

De spanningen met tegenstanders begon al vrij snel na het overlijden van Luther. Omdat Flacius als strijdbare Lutheraan niet overal meer welkom was – hij miste de soepelheid in zijn oordelen – werd hij opnieuw een man met een onzekere toekomst. Enkele momenten uit deze tijd zijn: 

  • De overstap naar Maagdenburg. Daar wilde men niet buigen voor de macht van de keizer die zijn kerkelijke ordening aan Duitsland wilde opleggen (Interim). Hier voelde Flacius zich thuis; hij zag de stad als ‘Gods kanselarij’. Flacius zette hier een groot project op dat zou moeten resulteren in de uitgave van een groot kerkhistorisch overzicht – de ‘Maagdenburger Centuriën’. Het was de eerste moderne kerkgeschiedenis van protestantse zijde, uitstekend  gedocumenteerd (zoals een ‘humanist’ dat behoorde te doen). Kenners spraken van een opvolger van Eusebius van Caesarea (Vroege Kerk). De eerste 3 banden verschenen in 1559; de laatste, nr. 13, in 1574. 

Een ander belangwekkende zaak is een voor het eerst door Flacius in het Kroatisch vertaald werk met de titel: Een gesprek tussen een Papist en een Lutheraan; hiervoor nam hij de schuilnaam aan: Anton Senjanin. 

  •  Flacius vervolgde zijn academische ‘tournee’ met een professoraat in Jena. Hij werd er hoogleraar Nieuwe Testament. Daarnaast ging hij door met zijn verzet tegen de Philippisten. Hij bestreed vooral Victorin Strigel op de thema’s erfzonde en vrije wil.  
  • Flacius vertrok daarna naar Regensburg, maar vond er geen betrekking als docent.
  • Een bijzondere verhuizing was die naar Antwerpen. Daar was prins Willem van Oranje in het befaamde jaar 1566 burggraaf. Hij streefde naar godsdienstvrede, maar kreeg in Antwerpen te maken met stevige verschillen tussen Lutheranen en Calvinisten. Om deze twee protestantse partijen dichter bij elkaar te brengen werkte Oranje mee aan de versterking van de Lutherse partij. Daarvoor werd een aantal nieuwe predikanten uit Duitsland binnengehaald, onder wie Matthias Flacius. Diens optreden werd helaas een mislukking. Hij gaf niet toe aan Calvinisten. De komst van de nieuwe landvoogd Alva zorgde ervoor dat veel protestanten de stad verlieten en in Duitsland een veilig heenkomen zochten. 
  • Flacius reisde naar Straatsburg, altijd een gastvrije stad, zeker voor geloofsvluchtelingen. Maar ook hier stelde Flacius zich zeer strijdbaar op; de stadsoverheid wees hem daarom uit.     
  • Daarop volgde de reis naar Frankfurt am Main, waar hij voor zijn gezin met moeite onderdak kreeg in een vrouwenklooster. Daar overleed hij omringd door zijn familie en enkele vrienden.   

Matthias Flacius Illyricus was een bekwaam wetenschapper, hij heeft meer dan 200 geschriften op zijn naam staan. Maar hij was vooral een strenge Lutheraan die de bewaring van Luthers erfenis hoog in het vaandel had staan. Helaas werd daardoor de geloofseenheid van de kerk versmald. 

Literatuur

Irene Dingel u.a., Matthias Flacius Illyricus. Göttingen 2019

Michael Agricola (± 1510-1557): reformator van Finland

Finland is pas in het begin van de 19deeeuw een min of meer onafhankelijke staat geworden; tot dan toe maakte het deel uit van het Zweedse koninkrijk. Zo is het enigszins verklaarbaar dat de kerkelijke vernieuwing in het 16de-eeuwse Finland mee door de Reformatie in Zweden – met de broers Olaus en Laurentius Petri – is bepaald. Toch is de Reformatie van Finland niet denkbaar zonder het optreden van de in Finland geboren Michael Agricola. De kerkvernieuwing ging trouwens gepaard met het door Agricola schriftelijk vastleggen van de uitspraak en de spelling van de Finse taal. Ook daarin was hij een zeer gewaardeerd man die met het uitgeven van de eerste geschriften in het Fins de Bijbel niet vergat.  

Boerenafkomst

Michael Agricola werd als Mikael Olavinpoika (= zoon van Olav) tussen 1507 en 1510 geboren aan de zuidkust van Finland in een plaats die bij ene onderzoeker als Torstila word aangeduid, bij een volgende schrijver is het Pernaja ofwel Pernå – 80 kilometer ten oosten van Helsinki, de naam heeft betrekking op een kerspel; een derde heeft het over Torsby, en dat is dan een dorpje in genoemd kerspel. Een vierde laat ons tenslotte weten dat de geboorteplaats Uusimaa (ofwel Nyland) was, waar Tortila dichtbij lag. Het zoekplaatje is compleet. 

De ouders hadden hun pasgeboren zoon genoemd naar de beschermheilige van Pernå. Michaels vader Olav was boer en dat bracht Michael er later toe te kiezen voor de Latijnse naam Agricola. Na eerst in zijn geboorteplaats basisonderwijs te hebben genoten, stuurden zijn relatief rijke ouders hem naar Viipure (= Viborg in zuidoost-Finland) voor studie aan de goed bekend staande Latijnse School. Michael sprak zowel Fins als Zweeds en bleek ook later een man te zijn met een grote taalgevoeligheid. Tijdens deze schoolperiode veranderde hij zijn achternaam in Agricola. 

Belangrijk feit was ook dat Michael in contact kwam met de bewoners van het kasteel van Viipuri, een Duitse grafelijke familie die in dienst gestaan had van de Zweedse koning Gustav Wasa. De grote wens van deze familie was dat de Reformatie van Luther overal in Europa zou doordringen. Het was voor de jonge Michael de eerste impressie van wat er aan reformatie vanuit Duitsland bezig was. 

Rooms-katholiek en toleran

Op de Latijnse school, geleid door een zekere Johannes Erasmus (geen familie van de grote humanist), leerde Michael niet alleen het kerklatijn kennen, maar kreeg hij zijn eerste indrukken van het Europese humanisme, dat nog niet diep was doorgedrongen in de Scandinavische wereld. Ook raakte Michael hier verder op de hoogte van de ontwikkelingen van de Duitse reformatie. De familie van Michael was de meeste Finnen gewoon rooms-katholiek en de ouders lieten hun zoon vrij kennisnemen van de nog spaarzame verhalen over Luther. 

In 1528 kreeg Michael Agricola een benoeming tot secretaris van Martinus Skytte, de bisschop van Turku. Deze rooms-katholieke geestelijke stond bekend als zeer tolerant: hij had weinig bezwaar tegen evangelische invloeden uit Duitsland en Zweden. Dat bleek wel toen hij graag zag dat studenten uit zijn diocees naar Wittenberg gingen voor studie van de theologie bij Luther en diens collega’s. De eerste Finse student van Luther ontmoette hij hier: Petrus Särkilahti; deze overleed helaas al in 1529, nog vol plannen om de Lutherse reformatie naar Finland over te brengen en om de Finse taal tot cultuurtaal te verheffen. Michael heeft toen waarschijnlijk dat ideaal met hem gedeeld en later zelf getracht die tot stand te brengen. 

Wittenberg

In 1536 nam Michael Agricola de kans waar om – op aandrang van zijn bisschop – te gaan studeren aan de universiteit van Wittenberg. Drie jaar lang zat hij aan de voeten van Luther, die het boek Genesis behandelde, en van Melanchthon die de Griekse kerkvaders dichter bij de studenten bracht. Hij werd een trouw lezer van de door Melanchthon geschreven Loci Communes, de eerste protestantse dogmatiek. In deze tijd begon Michael uitvoering te geven aan zijn grote plan om een Finse editie van de Bijbel op te stellen. In 1539 behaalde hij in Wittenberg zijn getuigschrift als master en keerde terug naar Finland. 

Van rector tot ordinarius 

Hij werd eerst rector van een Latijnse school en na negen jaar keerde hij terug naar Turku en werd hij assistent van bisschop Skytte. In 1548 werd hij bevorderd tot coadjutor, wat inhield dat hij aangewezen werd als opvolger van de bisschop. Na diens pensionering in 1550 werd hij inderdaad zijn opvolger, evenwel zonder pauselijke goedkeuring. Zijn officiële bevestiging in het ambt vond plaats in 1554 (na de dood van bisschop Skytte); en omdat hij door de koning was aangesteld, gebeurde dat zonder de gebruikelijke zalving. Koning Gustav Wasa stelde hem dan ook aan als ordinarius, te vergelijken met bisschop. Daarmee had de kerk in het bisdom Turku een geestelijk leider met een reformerende houding. Het woord ‘katholiek’ werd door de koning van Zweden niet meer gehanteerd, doordat overal in zijn rijk de Reformatie werd doorgevoerd. Alle kerkelijke bezittingen gingen over in staatsbezit. Maar van die bezittingen was in Turku heel wat verloren gegaan door een grote brand die de stad trof in 1546. Agricola verloor toen naast veel kerkelijke documentatie ook diverse persoonlijke eigendommen. In 1549 trouwde hij met Pirjo (= Birgitta) Olavintytär (= dochter van Olav); in hun huwelijk werd één zoon geboren die de naam Christian kreeg. 

Visitaties en diplomatieke reis

Als geestelijk leider van Turku bracht hij op gezette tijden bezoeken, visitaties, aan de gemeenten in de omgeving. Voor een deel ging dat in het uitgestrekte merengebied van Finland per boot. Met zijn geleerdheid was hij een kundige wegwijzer voor alle lokale geestelijken. Maar toen het moest gaan over inventarisering van de kerkelijke goederen wilden sommige geestelijken niet meewerken. Agricola moest rekening houden met nog altijd aanwezige rooms-katholieke tradities. 

Michael Agricola diende als geestelijk leider van Finland tot zijn overlijden op 9 april 1557. Maar hij diende ook als diplomaat in dienst van koning Gustav Wasa. Hij reisde op verzoek van de koning als diplomaat met een 100 man sterke delegatie naar Moskou om voor Zweden/Finland met het Russische tsarenrijk van Iwan de Verschrikkelijke te komen tot een vredesverdrag – dat was gewenst na een Russische inval in het oosten van Finland waarbij 300 doden waren gevallen. De wekenlange besprekingen liepen uit op het Verdrag van Novgorod, dat een eind maakte aan de vijandelijkheden van dat moment; jaren later werd er nog herhaaldelijk gestreden tussen Zweden/Finland en de Russische tsaren over het oostelijke grensgebied. Na de vredessluiting werd Agricola op de terugreis ernstig ziek en overleed onderweg in Finland. 

Het levenswerk van Agricola

Op twee terreinen heeft Michael Agricola zich ontplooid als een kundig man die aan zijn kerk en zijn geboorteland grote diensten heeft bewezen. De bezigheden lopen qua tijd door elkaar en dat geeft al aan dat het werk een tweeledig doel had: dienst aan de kerk en aan de samenleving. 

Als reformator vertaalde hij – al in zijn studietijd in Wittenberg – het Nieuwe Testamentin het Fins. Daarin was ook vernieuwend bezig voor de Finse taal die nog niet gestandaardiseerd was, d.w.z. er was nog geen vast manier om het gesproken woord om te zetten in een leesbaar schrift. Door hieraan te werken heeft Agricola veel waardering ontvangen en heeft de kerk een zeer bruikbare editie van het Nieuwe Testament ontvangen. En dat was weer goed voor het reformatorisch besef onder de bevolking. Het eerste boek dat in er Fins gedrukt werd was Agricola’s Abckiria(= ABC-boek) in 1543; het bevatte een eerste aanzet tot de nodige standaardisering van de Finse taal. De herdruk verscheen in 1551. Het bevatte een soort catechismus die elementen bevatte van de geschriften van Luther en Melanchthon. 

Het jaar daarna gaf Agricola het werk Rucouskiria Bibliasta uit, waarin hij een betoog hield over de noodzaak van reformatie in Finland. Het bevat ook het grote aantal van 700 gebeden – aan de Bijbel ontleend – in die bij uiteenlopende gelegenheden konden worden uitgesproken. 

Het meest bekende gedrukte werk van Agricola was Se Wsi Testamentii, de vertaling van het Nieuwe Testament uit de Griekse grondtekst met de Duitse vertaling van Luther als gids – een werk dat 718 pagina’s telde. Het werd in 1548 uitgegeven nadat het in Stockholm gedrukt was. 

Ook gaf Agricola een bewerking uit voor een tekst bij te vieren mis, waarvoor hij een model bewerkte van Olaus Petri, de Zweedse hervormer. 

Een laatste belangrijk werk dat we vermelden is Agricola’s vertaling van de Psalmen, 1551. In zijn dichtvorm sloot Agricola aan bij bekende melodieën – deels van heidense oorsprong – zodat het zingen van de Psalmen aansloot bij de volkscultuur. Wat betreft de nog altijd aanwezige Mariaverering was Agricola ervan overtuigd dat Maria een belangrijke plaats in de kerk innam, maar hij waarschuwde er tegelijk voor om haar niet als een weg naar God te vereren – de enige weg naar God was haar zoon Jezus Christus. 

Alles overziende kunnen we stellen dat Michael Agricola een fundamentele bijdrage heeft geleverd aan de Finse kerk der Reformatie. Men zou hem zonder meer kerkvader van Finlandkunnen noemen, al zal hij die eretitel wellicht niet hebben willen dragen, omdat hij wist dat de eer van God toekwam en dat hijzelf slechts een instrument in Gods Hand was tot vernieuwing van de christelijke kerk. 

Monument voor Agricola te Viborg

Tijdens het leven van Agricola zijn er geen afbeeldingen van hem gemaakt (of bewaard gebleven), maar naderhand zijn er afbeeldingen getekend en beeldhouwwerken gecreëerd die ongetwijfeld een goede weergave bieden van de man die voor Finland zoveel heeft mogen betekenen.

Literstuur

Ole Peter Grell, The Scandinavian Reformation from evangelical movement to institutionalization of Reform.Cambridge 1995

Harry Lenhammar, ‘Michael Agricola’; in: Hans J. Hillerbrand (Ed.),The Oxford Encyclopedia of the Reformation. New York/Oxford 1996

Olaus en Laurentius Petri: reformatoren van Zweden

Scandinavië is voor velen een tamelijk onbekend gebied als het gaat om de vraag of daar ook iets gebeurd is in verband met de Reformatie in de 16de eeuw. Over Denemarken is wellicht nog bekend dat behalve Hans Tausen ook Johannes Bugenhagen vanuit Wittenberg als medewerker van Luther door de koning geroepen werd om de reeds begonnen kerkhervorming verder in goede banen te leiden. En omdat Noorwegen toen ook onder de macht van de Deense vorsten viel, is de Reformatie ook daar ingevoerd. Allemaal van bovenaf en deels van buitenaf. Maar Zweden? Is het daar ook zo gegaan? Of heeft men in dit deel van Scandinavië met mannen uit het eigen volk de kerk trachten te hervormen? Olaus en Laurentius Petri kunnen het antwoord geven. 

Zweden als christelijke natie

De (latere) Scandinavische koninkrijken Denemarken en Zweden zijn vanaf de 8ste eeuw gekerstend; de Vikingen die we kennen als handelaren en rovers kwamen in de loop van vele eeuwen tot geloof in Christus. Dat was het gevolg van het optreden van Angelsaksische missionarissen. De genoemde Scandinavische landen kregen in respectievelijk 1104, 1154 en 1164 hun eigen aartsbisdommen, die directe verantwoording moesten afleggen aan de paus. 

De bekering tot het Christendom an de Scandinavische mensen had veel tijd nodig, omdat men vaal vasthield aan de Germaanse goden. Ook speelden de grote afstanden mee en had de lage bevolkingsdichtheid een extra inspanning nodig om een netwerk van kerken tot stand te brengen. In Zweden heeft Olof de Schatkoningzich als eerste vorst omstreeks 1008 te  Husaby  laten dopen, waarschijnlijk door de Engelse missionaris Siegfried. Zijn doop was een voorbeeld en een stimulans voor verdere kerstening van Zweden. 

Doordat de meeste Scandinaviërs in naam christen werden, duurde het erg lang voor het christelijk geloof zich daadwerkelijk onder alle inwoners een vaste plaats wist te verwerven. Dat proces heeft eeuwen geduurd en is door de kerkleiding nooit als voltooid beschouwd. Uitwendig christendom met soms fraaie kerkgebouwen waar op zondag slechts een klein aantal mensen bijeenkwam. Veel mensen volstonden met geloof in een ‘zegevierende Christus’ die een centrale tol speelde in de vestiging van het christendom onder de Vukingen die nu een goddelijke vrede hadden leren kennen. Maar dat die Christus ook zegevierde in de harten van de kerkmensen, daarvoor was niet altijd plaats. Met de oprichting van het aartsbisdom Uppsala in 1164 werd de uiterlijke kerstening van Zweden feitelijk als voltooid beschouwd. 

Studie in Wittenberg

De reformatorische stemmen uit Duitsland gingen in de 16deeeuw niet aan de Zweedse kerkdeuren voorbij. Dat was in de eerste plaats te danken aan het handelscontact tussen Zweden en de Duitse Hanzesteden Rostock en Danzig. Een belangrijk Zweeds centrum was de bisschopsstad Strängnes, aan de Zweedse oostkust. Daar kwamen veel reformatorische boeken en vlugschriften binnen. Maar in de persoonlijke sfeer moeten we letten op de in 1493 te Örebro geboren Olaus Petri die juist in de jaren 1516 tot 1518 eerst in Leipzig en daarna in Wittenberg studeerde en dus Luthers actie met de 95 stellingen op 31 oktober 1517 van dichtbij heeft meegemaakt. In die jaren nam hij de eerste beginselen in zich op van Luthers theologie, van Melanchthon kreeg hij nog weinig mee omdat deze pas in augustus 1518 in Wittenberg met zijn colleges was gestart. Naast Olaus studeerde ook zijn jongere broer Laurentius (geboren in 1499) in Wittenberg. Samen keerden ze terug naar Zweden. De bootreis erheen ebben ze nauwelijks overleefd door een zware storm die hen deed belanden op het Zweedse eiland Gotland. Daar maakten de gebroeders Petri zich verdienstelijk doordat Olaus er ging preken en Laurentius er lesgaf aan een school. Daarmee gaven ze hun ‘visitekaartje’ af voor hun vaderland. 

Actief in Zweden

Toen Olaus Petri in zijn vaderland terugkeerde kreeg hij eerst de functie van secretaris van de bisschop van Strängnes. Hij werd in 1520 gewijd tot diaken en kreeg toestemming om te preken. Hij nam zich voor om de vernieuwde Bijbelse inzichten van Luther ook in Zweden uit te dragen. Dat deed Olaus Petri door o.m. het zogeheten rozenkransgebed te bekritiseren – dat was uitgegroeid tot een uitwendige zaak en men deed het vaak uit pure gewoonte (en soms uit bijgeloof). Evenzo trad zijn broer Laurentius op tegen bepaalde uitwassen. Beiden benadrukten dat het heil van God alleen in Christus te vinden was: solus Christus. 

Maar deze preken werden niet door iedereen gewaardeerd: een van de bisschoppen uit een naburige regio liet in zijn eigen drukkerij pamfletten tegen deze verkondiging drukken. De commotie was groot. Zeker toen Olaus Petri door deze ontstemde bisschop tot ketter werd verklaard. 

In 1526 gaf Petri zijn Zweedse vertaling van het Nieuwe Testament uit; daarnaast stelde hij ook een catechismus samen. In 1528 schreef hij Een liten boock om sacramenten(Een klein boek over de sacramenten) waarin hij = in tegenstelling tot de door Rome erkende zeven sacramenten = het aantal op twee hield: Doop en Avondmaal. Deze sacramenten werden, aldus Petri, door de Heilige Schrift voorgeschreven, de andere waren door de kerk toegevoegd. 

Anti-Rome

Nu hadden deze broers in zoverre de wind mee dat de in 1523 aangetreden koning Gustaaf Wasa zich tegen paus Clemens VII keerde die in Zweden een voor de koning niet-acceptabele aartsbisschop had aangewezen. Daarom was de koning erg geporteerd voor e kerkelijke vernieuwing door de beide broers Petri. Olaus werd nu benoemd als prediker in Grote Kerk van de nieuwe hoofdstad Stockholm. Daar trad Olaus Petri een jaar later in het huwelijk – eden krachtig signaal tegen de regels van Rome. De toch al boze bisschop was woest, nog wel het meest vanwege het feit dat de mis-tekst bij de huwelijkssluiting in de Zweedse taal was uitgesproken. 

Dispuut

De anti-Rome houding van Gustaaf Wasa betekende echter nog niet dat Zweden pro-Luther was. Toch begon dat er wel steeds meer op te lijken, getuige het door de koning in 1527 uitgeschreven openbaar dispuut waar de Dominicaner monnik Peder Galle het moest opnemen tegen Olaus Petri. Voor dit ‘gesprek’ had Petri met koninklijke goedkeuring een serie vragen opgesteld waarop Galle een antwoord moest geven, waarna deze kon rekenen op een kritische analyse van zijn reactie. Galle verloor het dispuut. 

De volgende stap van de koning liet over zijn godsdienstige gezindheid geen enkele twijfel meer bestaan: hij liet zich kort na het dispuut in de Dom van Uppsala kronen tot koning der Zweden. Daarbij hield Olaus Petri een sterk luthers getinte preek: de koning was door God aangesteld om zijn volk te regeren in overeenstemming met Zijn voorgeschreven ordeningen die men in de Bijbel aantrof. 

De definitieve overgang naar de Reformatie in de zaak van de benoeming van een nieuwe aartsbisschop: in plaats van de kandidaat van de paus benoemde hij Laurentius Petri tot aartsbisschop van Zweden, met als standplaats Uppsala. De breuk met het pauselijke Rome was nu een feit, 1531. 

Tirannieke koning 

Olaus Petri die naast theologie ook geschoold was in het humanisme en daarmee breed inzetbaar was, diende de koning rond 1531 als kanselier. Maar de verhouding tot de koning veranderde sterk toen Petri kritiek liet horen op de koninklijke machtsaanspraken in de kerk; deze betroffen de kerkelijke goederen en de inkomsten uit het kloosterbezit. Olaus Petri viel in 1540 in ongenade en de grillige Gustaaf Wasa zette door dat deze dienaar ter dood veroordeeld werd. Maar de executie werd niet voltrokken, Petri werd begenadigd en zijn straf werd omgezet in een fikse boete die de stad Stockholm voor haar rekening nam! Daarna bleef Olaus Petri het ambt vervullen van predikant aan de Domkerk in Stockholm.

De jaren ’30 eindigden met de officiële verklaring dat de kerk van Zweden zich voortaan als evangelisch liet kennen; daarvoor had de koning de Duitse theoloog Georg Norman in geschakeld die met een aanbeveling van Luther en Melanchthon waarbij de kerk onder het koninklijk gezag geplaatst was: de koning was de beschermer van de kerk, wat werd aangegeven met de term ‘cura religionis’. 

Dubbele taak

Samen met zijn broer Laurentius ijverde Olaus sterk voor de verbreiding en verdieping van de Reformatie. Er lag feitelijk een dubbele taak: volsta niet alleen met een preek voor mensen die soms eens in de kerk komen, maar probeer door te dringen tot het hart van de hoorders. Anders gezegd: streef ernaar om te voorkomen dat de kerk der Reformatie vervalt tot een volkskerk, maar laat ze zich in leer en leven helemaal richten op Gods Woord. Gehoorzaamheid is niet maar een kwestie van horen – al moet daar wel mee beginnen – maar het moet komen tot een leven tot Gods eer. Nu was Olaus Petri zich hiervan terdege bewust. Hij ijverde dan ook sterk voor de vertaling in het Zweeds van een groot aantal Bijbelboeken, wat tenslotte, met medewerking van zijn broer Laurentius en ook van de geleerde Laurentius Andreae, uitmondde in de zogeheten Gustav-Wasa Bijbel(1541), een complete Bijbel die gedrukt werd op de koninklijke drukkerij. Tevens voorzag Olaus Petri het in te voeren kerkboek van een reeks van liederen en gebeden en zelfs van een aantal polemische geschriften.

Op 19 april 1552 overleed Olaus Petri, twee jaar later overleed ook Laurentius Andreae en in 1560 stierf koning Gustav Wasa. Met het overlijden in 1571 van Laurentius Petri had de eerste generatie leiders van de Reformatie in Zweden haar taak volbracht. Zij waren de gangmakers en grondleggers van de Reformatie geweest. Deze kerkvernieuwing ging nu een tweede fase in, die ertoe leidde dat de Zweedse bevolking op papier wel tot de Lutherse kerk behoorde, maar dat het kerkbezoek op een laag peil stond – of misschien beter gezegd: op een laag peil bleef staan. 

Bovendien was er een voortdurende zorg dat de invloed van Rome, door het optreden van Jezuïeten vanuit Polen, weer zou toenemen. Tot in de 30-jarige oorlog (1618-1648) heeft Zweden in de Europese wereld steeds de keus gemaakt voor de verdediging van de Reformatie – daarbij denken we met name aan het dappere optreden van koning Gustav Adolf in deze oorlog. 

Literatuur

Ole Peter Grell, The Scandinavian Reformation from evangelical movement to institutionalization of Reform.Cambridge 1995; vgl. de bijdrage van Grell, ‘Scandinavië’; in: Andrew Pettegree, The Early Reformation in Europe. Cambridge 1992, pp. 112 ff. 

Trygve R. Skarsten, ‘Olaus and Laurentius Petri’; in: Hans J. Hillerbrand (Ed.), The Oxford Encyclopedia of the Reformation. New York/Oxford 1996

Hans Tausen (1494 – 1561): de ‘Deense Luther’

Voor Nederlanders die Denemarken maar oppervlakkig kennen is de hervormer Tausen een volslagen onbekende. Dat kan door onderstaand verhaal wel ietsje anders worden. In de reeks van minder bekende reformatoren ‘verdient’ hij een bijzondere plek. Want al waren er in Kopenhagen wel reformatorische stemmen gehoord en was er bij een aantal Denen een verlangen gaan groeien naar meer, de boodschap van Luther en zijn medewerkers moest uiteraard het hele land door. En deze invloed strekte zich ook uit tot Noorwegen, dat ook onder de Deense koning viel. Hoe dat gegaan is, kan men nagaan aan de hand van onderstaande biografische schets van Hans Tausen. 

Denemarken reformatorisch

Het verhaal van de Reformatie van Denemarken (en Noorwegen) is voor buitenstaanders meestal dat van de in Noord-Duitsland geboren Johannes Bugenhagen. Hij werd in de jaren na 1530 als prediker in Wittenberg uitgenodigd door niemand minder dan koning Christiaan III van Denemarken om de door Luther begonnen reformatie in te voeren in dit Scandinavische land. En dat werd het officiële begin van een reformatorisch Denemarken. Maar uiteraard rijst onmiddellijk de vraag of er dan niemand in dat land woonde die als geestelijk leider hieraan meewerkte en zijn volk er verder mee diende. Bugenhagen bleef niet in Denemarken. En zo komt dan de naam van de Deense geestelijke Hans Tausen in beeld. Wat hij voor zijn volk heeft betekend wordt in onderstaande tekst in het kort beschreven. 

Vormingsjaren

Hans (of Johannes) Tausen werd in 1494 geboren in het dorpje Birkende op het eiland Fünen, centraal Denemarken. Over zijn jonge jaren is zo goed als niets bekend. Een enkele schrijver vermoedt dat de familie van lage adel was. Dit omdat Hans op een gegeven ogenblik naar een klooster wordt gebracht. Dat kon echter niet eerder dan dat hij eerst op de Latijnse School de beginselen van de klassieke talen had leren kennen en toepassen. Dat gebeurde in Odense en Slagelse. Daarna trok hij het als zeer rijk bekend staande Johannieterklooster in dat zich in de omgeving van Slagelse bevond. De verdere vorming daar was de opmaat naar universitaire studie – en die vond vanaf 1516 plaats in het Noord-Duitse Rostock. Een jaar later al werd hij bevorderd tot baccalaureus en in 1519 kreeg hij de status van magister artium. Hij was kennelijk een gemakkelijk lerende student met een grote talenknobbel. Kort na dit alles werd hij gewijd tot priester, maar hij bleef studeren – eerst een korte periode theologie aan de universiteit van Kopenhagen, maar daarna op advies van zijn prior aan de universiteit in het Zuid-Nederlandse Leuven, waar hij Grieks en Hebreeuws leerde. Daar kwam hij in aanraking met enkele bewonderaars van Erasmus en diens humanisme. Hans Tausen werd er ook door geraakt en ervoor gewonnen. Hij besloot zijn talenkennis te richten op de vertaling van de Bijbel en daarvoor in Wittenberg verdere vorming te ontvangen. Hij leerde zijn Grieks en vooral zijn Hebreeuws nu nog beter. Dat gebeurde in de jaren 1522-1524. Persoonlijk contact met Martin Luther werd zo belangrijk dat Hans Tausen zich meer en meer verdiepte in Luthers geschriften en zo gewonnen werd voor de Reformatie. 

Zijn vormingsjaren vertoonden een route naar een hoogtepunt waarin hij zich geroepen voelde om naderhand de kerkelijke en theologische vernieuwing, zoals die in Wittenberg steeds duidelijker gestalte kreeg, ook in zijn vaderland nader bekend te maken. Terug in zijn Deense klooster werd hij daar niet zo gunstig ontvangen. Vanwege zijn reformatorische inzichten werd hij doorgestuurd naar Viborg, ver weg in Jutland. 

Tausen bestrijdt de bisschop

De aankomst van Tausen in Viborg viel in een tijd waarin de burgers van deze stad hun bisschop, Jørgen Friis, een adellijk iemand, de stad hadden uitgewerkt. En daarna had deze verzetsgroep zich voorgenomen de lutherse reformatie te willen aannemen. De komst van Tausen was hen welkom. Dat er al zoveel reformatie-gezinden in deze Deense regio voorkwamen komt door invloeden vanuit het naburige Sleeswijk-Holstein waar de kerkelijke vernieuwing zich al vroeg had laten gelden, en waarbij naast het lutheranisme ook de doperse leer ingang had gevonden. 

Een van de eerste dingen die Tausen aan zijn publiek liet zien was zijn breuk met het kloosterleven, 1526. Hij had geleerd dat een kloostergelofte slechts een menselijke zaak was die geen enkele verdienste voor God met zich meebracht. Hij verwachtte ook niets meer van de bescherming die men normaal aan de geestelijkheid bood. Hij legde dus zijn monnikspij af en vroeg als ‘gewone burger’ nu aan zijn medeburgers om bescherming. Dat was nodig, omdat er ook felle tegenstanders in Viborg rondliepen. Zij riepen uit dat ‘het vergif van Luther’ steeds verder doordrong in de zielen van de mensen in Jutland. 

Onder de tegenstanders van de Reformatie nam de bisschop van Fünen, dr. Jens Andersen Beldenak, een vooraanstaande plaats in. Hij was gepromoveerd kerkrechtdeskundige en trachtte de ontwikkeling in Viborg (dat buiten zijn diocees viel) te keren. Hij riep in een brief aan de burgers van Viborg op trouw te blijven aan de pauselijke kerk. Maar de bisschop was zo wijs om er geen strafmaatregelen aan te kondigen als men zich daar niets van aantrok. Hij was zelf humanistisch georiënteerd en wist goed hoe gevoelig de kerkelijke zaken lagen. 

Hans Tausen liet zich niet door deze bisschop gezeggen. Hij reageerde met het traktaat Eine kurze Antwort auf den Brief des Bischofs von Odense […] der ihnen rät sich nicht von den evangelischen Lehren beeinflussen zu lassen, die uns nun von Gott in seiner unermesslichen Güte geschenkt wurden (1529). Punt voor punt weerlegde hij de brief van de bisschop. Zijn weerlegging begon met het punt van de wereldlijke macht van de kerk. De Heilige Geest leert nergens in de Heilige Schrift dat de kerk zich wereldlijk goed mag verwerven! Nee, de evangelischen in Viborg willen zich juist alleen maar richten naar de Woorden van Jezus Christus in de Bijbel. De bisschop moest niet langer vasthouden aan menselijke instellingen die de paus oplegde: dat waren ‘leugenachtige woorden’ die haaks stonden op het Woord van God. Deze aanpak is typerend voor de reactie van Tausen op de bisschop. Dat geldt ook van de vele citaten van Luther die in het korte antwoord van Hans Tausen voorkomen. 

Doorgaan met preken

Zijn medestanders lieten Hans Tausen intussen preken, eerst op het kerkhof, later, toen de Franciscaner ordebroeders waren verdreven, in de Franciscanerkerk waar een grote menigte de diensten bezocht. Bij een vesperdienst liet hij gezangen zingen in de moedertaal. Zo won Hans Tausen veel sympathie. Toen er klachten kwamen over deze eigenzinnige monnik, was het de bisschop niet mogelijk iets tegen Tausen uit te richten. Koninklijk ingrijpen had ervoor gezorgd dat deze prediker onder de bescherming van de plaatselijke magistraat kwam te staan. De burgers van Viborg blokkeerden de toegangen tot de stad! 

Steeds meer kwam het voor dat geestelijken zich bij hem aansloten. En nu kreeg de uit Stuttgart gekomen boekdrukker op gezette tijden opdrachten om geschriften van Hans Tausen uit te geven en die te verspreiden in Viborg en andere plaatsen van Jutland. Dat gebeurde ook met de door Tausen vertaalde geschriften van Luther. Zo won de reformatorische geest steeds meer veld. 

In 1529 werd Tausen verbonden aan de Nikolaikerk van Kopenhagen, waar hij zijn ideeën voor reformatie ook wilde realiseren. 

Dit alles vond plaats in een moeilijke politieke context waarin de opvolging van koning Frederik I leidde tot veel strijd – en uiteindelijk tot de overwinning van Christiaan III, de nieuwe koning in 1536. Voor Tausen was het geen probleem dat een wereldlijk vorst zeggenschap in de kerk bezat; daarin ging hij een heel eind mee in de visie van Melanchthon in dit thema. 

Koninklijke uitnodiging

Koning Frederik I nodigde de Jutlandse voorganger uit om in Kopenhagen te komen preken. Dat toonde aan hoe de bevolking dit waardeerde: steeds volle kerken. Op de ‘Herrentag’ in 1530, d.i. een vergaderring van het Deense parlement, kwamen 21 luthersgezinde predikanten met een schriftelijke verklaring die de naam ‘de 43 Kopenhager Artikelen’kreeg; in het Latijn: Confessio Hafniensis.  Hoewel de Rooms-katholieke bisschoppen van Denemarken zelfs iemand als dr. Johann Eck uit Ingolstadt inschakelden om een godsdienstgesprek te laten houden, kwam dat er niet van maar kreeg deze gang van zaken veel aandacht. Tausen zorgde daarbij voor een toelichting op de 43 artikelen in de Deense taal. Het vervolg liet zien dat de overheid toestond dat er alleen volgens de Heilige Schrift mocht worden gepreekt. Dat was weer een stapje verder op de weg naar volledige Reformatie. 

Daarna zette Tausen zich aan het werk met de Deense vertaling van de eerste vijf boeken van Mozes, de Pentateuch. Naast andere publicitaire activiteiten ten dienste van de prediking stelde Tausen ook een kerkorde op en een reformatiereglement voor de universiteit van Kopenhagen. Hij deed dit werk nu vanuit de stad Roskilde. 

Johannes Bugenhagen

Intussen had Denemarken een nieuwe koning: Christiaan III, die een warm hart toonde voor de verdere doorwerking van de Reformatie. Hij liet de Wittenberger predikant Johannes Bugenhagen komen die bekend stond als een goed organisator van een nieuwe kerkelijke gemeenschap; hij had daarvoor meer dan eens een nieuwe kerkorde opgesteld. Zijn komst had tot gevolg dat bij koninklijk besluit de Reformatie werd ingevoerd in Denemarken. Dit had veel consequenties in de sfeer van omschakeling van de kerkelijke opleiding tot voorganger, nieuwe doelstellingen voor de kloosters, een vernieuwde prediking waarbij niet de traditie, maar de Heilige Schrift de enige norm was voor predikant en kerkganger, 

In 1542 kreeg Bugenhagen het verzoek om Hans Tausen te installeren als superintendent (ofwel bisschop), waarbij hij verbonden werd aan de Domkerk van Ribe, aan de kust van de Noordzee.  In dat ambt heeft Tausen daar 20 jaar gewerkt aan de verdere opbouw van de Lutherse kerk van Denemarken. Dat deed hij in zowel de prediking – ook vaak in Kopenhagen – als ook met het uitgeven van geschriften, waarbij hij zoveel mogelijk de Deense taal hanteerde. Daarbij was hij ook docent Hebreeuws aan de universiteit van Kopenhagen en lector aan de Dom van Roskilde. 

En bisschop Beldenak werd in 1530 oneervol afgezet en kreeg in 1537 een Lutherse opvolger in de persoon van de hervormer Jørgen Jensen Sadolin (1490-1559), na bevestiging door Bugenhagen. Sadolin heeft veel ondernomen om de reformatie in Denemarken een vaste plaats te geven – hij zorgde voor kerkgebouwen, scholen en ziekenhuizen. 

De Reformatie van Denemarken had ook gevolgen voor Noorwegendoor de nauwe persoonlijke banden van het vorstenhuis. Ook daar werd, het Lutheranisme uitgeroepen tot staatsgodsdienst. In Zweden werd de Reformatie ingezet door Olaus Petri (ook wel Olaf Petersson (1493-1552) genoemd). In Finlandwas Michael Agricola (1508-1557) actief als reformator. Daardoor werd het lutheranisme in Scandinavië de heersende kerk. Zij was tot hervorming gekomen ‘van bovenaf’, iets wat voor de ‘gewone man’ niet zo’n bevorderlijke reden was voor een goede band met de kerk.

Eerbetoon vandaag

Standbeeld in Ribe

In 1561 overleed Hans Tausen in Ribe. Voor de Dom in deze stad staat al jaren zijn standbeeld. Ook in Viborg vindt men sinds 2004 een dergelijk beeld in moderne uitvoering. Ook in Kopenhagen heeft Tausen een plaats in het ‘drukbevolkte’ Reformatiemonument. Het is zelfs zo dat in de bekende Slotkerk van Wittenberg een raam wordt gesierd met een afbeelding van deze Deense reformator. 

Met al deze uiterlijkheden blijft de naam van Hans Tausen wel bekend – het mag voor velen een startpunt zijn voor een nadere kennismaking met deze ijverige reformator van Denemarken.